Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Verhoeven en Groothuizen over het bericht ‘Slachtoffers misdrijven willen meer privacy, angst voor wraak daders’
Vragen van de leden Verhoeven en Groothuizen (beiden D66) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over het bericht «Slachtoffers misdrijven willen meer privacy, angst voor wraak daders» (ingezonden 21 februari 2020).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 30 maart 2020). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2091.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Slachtoffers misdrijven willen meer privacy, angst
voor wraak daders»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u een inschatting geven van de omvang van de problematiek van slechte privacybescherming
van slachtoffers?
Antwoord 2
Nee. Ook Slachtofferhulp Nederland (SHN) geeft aan geen inschatting te kunnen maken
van het aantal slachtoffers die ervaren dat hun privacy wordt geschonden.
Eerder WODC-onderzoek uit 2015 naar de privacy van slachtoffers en het witboek van
SHN beschrijven wel kwalitatief welke problematiek slachtoffers ervaren.2
Vraag 3
Waarom worden slachtoffers niet in alle gevallen erop gewezen dat ze een ander postadres,
of een nummer in plaats van een naam, kunnen opgeven?
Antwoord 3
Bij het doen van aangifte ontvangen slachtoffers van de politie de zogeheten verklaring
van rechten. Deze verklaring bevat een overzicht van de rechten waar slachtoffers
van criminaliteit aanspraak op kunnen maken. In de verklaring is vermeld dat slachtoffers
de politie kunnen vragen om bescherming. Hierbij wordt als voorbeeld genoemd de mogelijkheid
om adresgegevens niet in de aangifte op te nemen, maar een ander postadres te vermelden
(domicillie). Aangifte onder nummer wordt niet expliciet op de verklaring genoemd
omdat deze maatregel zeer terughoudend wordt toegepast. Het is een verregaande maatregel,
met mogelijke, en op voorhand niet altijd goed te beoordelen, consequenties voor de
bewijsvoering. In tegenstelling tot domicilie, waarvoor geen voorwaarden gelden, wordt
aangifte onder nummer alleen toegepast in zaken waarbij de angst bestaat dat het prijsgeven
van de identiteit van een slachtoffer een direct risico vormt voor de veiligheid of
een ernstige belemmeringen kan zijn in de uitoefening van aangevers beroep. Bij de
volgende herziening van de verklaring van rechten van de politie zal ik samen met
politie en andere betrokken partijen bezien of het een expliciete verwijzing naar
de mogelijkheid van aangifte onder nummer wenselijk is.
Vraag 4
Kunt u uiteenzetten waarom de regels niet worden nageleefd, gelet op het feit dat
in het artikel staat dat «om onduidelijke redenen de regels en wetten niet altijd
[worden] nageleefd»?
Antwoord 4
Het is niet helder waar de zin in het artikel «om onduidelijke redenen worden de regels
en wetten niet nageleefd» op doelt. De huidige wet- en regelgeving biedt verschillende
mogelijkheden -geen verplichtingen- om bepaalde informatie, zoals persoonsgegevens
van het slachtoffer, af te schermen. Voorbeelden hiervan zijn aangifte onder nummer,
gebruik van domicilieadres of het weigeren van voeging van stukken.
Mogelijkerwijs ziet de verwijzing in de vraag naar regels en wetten die niet worden
nageleefd op de in het NOS-bericht beschreven zaak. Daarbij was het adres van een
slachtoffer, ondanks domiciliekeus, per abuis toch in het strafdossier opgenomen.
Ook in het witboek van SHN worden enkele knelpunten bij de toepassingen van domiciliekeuze
aan de orde gesteld. Ik neem dit serieus. Samen met politie, OM en SHN bekijk ik hoe
het werkproces voor domiciliekeuze in de praktijk kan worden verbeterd.
Vraag 5
Op welke manier gaat u de gegevens van slachtoffers beter beschermen? Bestaat de mogelijkheid
om niet aan de openbaarheid en het recht van een verdachte op een eerlijk proces te
tornen, maar wel terughoudender te zijn omtrent persoonlijke details van slachtoffers?
Is het juist dat adresgegevens op dit moment niet uit het dossier verwijderd kunnen
worden?
Antwoord 5
In mijn brief van 17 december jongstleden heb ik uw Kamer geïnformeerd over diverse
stappen die ik samen met het OM, de politie en de rechtspraak neem ter verbetering
van de privacy van slachtoffers.3 Dit betreft zowel de verkenning van een generieke maatregel ter afscherming van persoonsgegevens
van slachtoffers uit het strafdossier alsook het verbeteren van bestaande processen,
zoals het werkproces van domiciliekeuze en het herzien van slachtoffercorrespondentie.
Ik heb in deze brief toegezegd uw Kamer in het voorjaar van 2020 te informeren over
de stand van zaken van deze acties en dat ik daarbij ook inga op andere aspecten aangaande
de privacy van slachtoffers. Deze toezegging heb ik aangevuld tijdens het AO strafrechtelijke
onderwerpen van 5 maart jongstleden waarin ik heb aangegeven in deze brief ook in
te zullen gaan op het witboek van SHN en daarbij mijlpalen aan de op te nemen acties
te zullen koppelen.
Als het adres van een slachtoffer eenmaal in het dossier is opgenomen, is het inderdaad
niet eenvoudig om dit in een later stadium alsnog te verwijderen. Afhankelijk van
de specifieke situatie kan het OM in bijzondere gevallen handmatig een dossier anonimiseren,
maar dit is een grote aanslag op de capaciteit van het OM en deze mogelijkheid wordt
derhalve terughoudend toegepast.
Vraag 6
Kunt u uiteenzetten waarom het beter afschermen van deze slachtoffergegevens een moeilijk
vraagstuk is, ondanks bestaande wet- en regelgeving?
Antwoord 6
Het WODC-onderzoek stelt dat het in principe mogelijk is om bepaalde gegevens van
slachtoffers, behoudens naam en geboortedatum, af te schermen voor de verdachte zonder
dat het recht op een eerlijk proces van de verdachte wordt geraakt. In de huidige
praktijk wordt het afschermen van persoonsgegevens alleen ingezet als bijzondere maatregel
wanneer daar in een specifieke zaak aanleiding toe is.
Zoals ik in mijn brief van 17 december 2019 heb aangegeven wordt er gewerkt aan een
generieke oplossing om slachtoffergegevens beter af te schermen.4 Dit is een ingewikkeld vraagstuk vanwege enerzijds de juridische randvoorwaarden
die gelden bij de voorgestelde aanpassingen en anderzijds de praktische implicaties
voor de betrokken organisaties. Als persoonsgegevens van het slachtoffer onderdeel
van een processtuk zijn, dan is er bijvoorbeeld in de huidige wet- en regelgeving
niet voor elke situatie een juridische grondslag om te voorkomen dat deze gegevens
door de verdachte kunnen worden ingezien. Ten aanzien van de praktische implicaties
geldt ten eerste dat het procesdossier uit een zeer groot aantal stukken bestaat waarin
slachtoffergegevens zijn opgenomen. Deze stukken worden door verschillende instanties
en met behulp van verschillende systemen opgesteld en worden op verschillende momenten
in het traject aan het strafdossier toegevoegd. Daarnaast is, vanwege de beperkingen
van de huidige ICT-systemen en de verwachte overgang van oude naar nieuwe ICT-systemen,
de mogelijkheid om eventuele aanpassingen door te voeren momenteel zeer beperkt. Ik
bekijk samen met politie, OM en rechtspraak op welke wijze er toch stappen gezet kunnen
worden om gegevens in de ICT-systemen af te schermen. Zoals eerder aangegeven zal
ik u over de voortgang op dit punt in het voorjaar een brief sturen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.