Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de uitwerking van de oplossingsrichting voor knelpunten bij de import van gebruikte voertuigen
32 800 Maatregelen op het gebied van autobelastingen («Autobrief»)
Nr. 67 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 1 april 2020
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 3 december 2019 over de uitwerking
van de oplossingsrichting voor knelpunten bij de import van gebruikte voertuigen (Kamerstuk
32 800, nr. 64).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 januari 2020 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 30 maart 2020 zijn de vragen door de Staatssecretaris van Financiën
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De griffier van de commissie, Weeber
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «uitwerking
van de oplossingsrichting voor knelpunten bij de import van gebruikte voertuigen»
en hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de houdbaarheid van de huidige opzet van de
belasting voor personenauto’s en motorrijtuigen (bpm). De Staatssecretaris gaf in
zijn brief aan dat mogelijk fundamentele wijzigingen in het stelsel nodig zijn om
de discussie over de waardering van auto’s te beslechten, maar wil op korte termijn
nog niet overgaan tot stelselwijzigingen. Kan de Minister toelichten waarom een ingreep
in de bpm wenselijk zou zijn? En waarom niet wordt gekozen voor een fundamentele oplossing?
Wat zijn de gevolgen of risico’s als er geen fundamentele wijziging wordt ingevoerd?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er in het verleden is gekozen voor het beperken
van de fysieke controle op importvoertuigen. Speelden alleen de benodigde specialistische
kennis een rol of ook andere overwegingen?
De leden van de VVD-fractie vragen welke consequenties importeurs kunnen verwachten
wanneer blijkt dat de bpm-regels niet voldoende worden nageleefd. Zijn naast de positieve
stimulans met betrekking tot het gedragseffect ook strengere sancties overwogen voor
frauderende importeurs. Zo ja, welke?
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister welke verschillende opties tot aanpassing
toezichtmodel er in de voorbereiding zijn gepasseerd en waarom deze niet de eindstreep
hebben gehaald.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de precieze aantallen van auto’s (parallelimport)
die worden geïmporteerd naar Nederland. Bij hoeveel van deze auto’s wordt gebruik
gemaakt van de forfaitaire afschrijvingstabel? En bij hoeveel auto’s wordt er fysiek
gecontroleerd in het huidige toezichtmodel? Graag een overzicht per jaar over de afgelopen
vijf jaar.
De leden van de VVD-fractie vragen of er voldoende waarborgen in het proces zijn zodat
een fiscaal akkoord voor inschrijving in alle gevallen wordt aangehouden tot een daadwerkelijke
hercontrole van het voertuig. Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen naar voorbeelden van besluiten van de Belastingdienst
waarbij de RDW adviseert tot een nadere controle, maar de Belastingdienst het voertuig
niet oproept voor hertaxatie. In welke gevallen wordt hiertoe besloten en waarom?
Om hoeveel gevallen gaat het naar verwachting?
De leden van de VVD-fractie vragen bij hoeveel auto’s er de afgelopen vijf jaar fraude
is gepleegd ten aanzien van de leeftijd van de auto. Wordt er specifiek op leeftijd
gecontroleerd of vooral op de uiterlijke kenmerken?
De leden van de VVD-fractie vragen waaruit het takenpakket bestaat van Domeinen Roerende
Zaken (DRZ). Voor wie voeren ze welke taken uit? Waarom en welke apparaten moeten
aanwezig zijn om de hertaxatie uit te kunnen voeren? Hoeveel fte wordt hiervoor beschikbaar
gesteld?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de maatregelen
die de Staatssecretaris heeft voorgesteld bij de parallelimport van schade-auto’s.
Zij hebben hierover een aantal vragen.
1. Kan de Minister aangeven hoeveel schadeauto’s in 2019 geïmporteerd zijn en hoeveel
van die auto’s aan een keuring zijn onderworpen?
2. Kan de Minister aangeven hoeveel schadeauto’s in 2019 geïmporteerd zijn en hoeveel
van die auto’s onder het nieuwe stelsel aan de keuring onderworpen zouden worden?
3. Is het Europeesrechtelijk mogelijk om de kosten van de hertaxatie in rekening te brengen
bij de importerende partij, aangezien dit als een inbreuk gezien kan worden op het
vrij verkeer van goederen?
4. Kan de Minister meer inzicht geven in de fundamentele herziening van de bpm waarover
de landsadvocaat geadviseerd heeft: wat was de vraag en hoe zou de uitkomst precies
werken?
5. Welke problemen worden niet aangepakt bij deze nieuwe aanpak?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde
oplossingsrichting. Deze leden steunen de inzet op een verbeterde vormgeving van het
toezicht.
De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting over de mogelijkheid
en wenselijkheid van een erkenningsregeling voor taxateurs. Welke ervaringen met de
RDW-erkenningsregelingen zijn er tot nu toe? Op welke wijze kan een erkenningsregeling
bijdragen aan de doeltreffendheid en doelmatigheid van toezicht en handhaving?
De leden van de D66-fractie vragen naar de ontwikkelingen in, en voortgang met, het
in gang gezette proces zoals beschreven in de brief van 3 december 2019. Per wanneer
zijn de uitvoeringstoetsen beschikbaar? Is er ook een integrale gezamenlijke uitvoeringstoets voorzien?
II. Reactie van de Staatssecretaris
De leden van de VVD-fractie vragen naar de houdbaarheid van de huidige opzet van de
belasting van personenauto’s en motorrijtuigen (bpm).
De huidige opzet van de bpm staat niet ter discussie. De bpm is in opzet een eenmalige
belasting ter zake van de registratie van het voertuig in het kentekenregister. Ieder
voertuig komt slechts eenmaal in aanraking met de bpm. De knelpunten in de bpm doen
zich voor bij ongeveer 3% van de jaarlijkse handel in voertuigen.
Handel in geregistreerde occasions (blauw). De jaarlijkse handel in voertuigen bestaat voor ongeveer driekwart uit occasions die
al in het kentekenregister zijn geregistreerd. Dat betreft de binnenlandse occasionmarkt.
Over deze voertuigen is in het verleden al bpm afgedragen en zij worden dus niet nogmaals
met bpm geconfronteerd. Door de opzet van de bpm doen zich in dit segment geen knelpunten
voor.
Handel in nieuwe voertuigen (geel). De jaarlijkse handel in nieuwe voertuigen betreft ongeveer 17% van de markt. In deze
gevallen verloopt de heffing van bpm nagenoeg zonder problemen.
Handel in import occasions (oranje). De handel in occasions die voor het eerst worden geregistreerd betreft ongeveer 8%
van de markt. Het gaat dan voornamelijk om parallelimport. Voor dit segment is de
waarde van het voertuig van belang. Als een importvoertuig bijvoorbeeld 50% is afgeschreven,
mag slechts 50% van de oorspronkelijke bpm (in nieuwstaat) worden geheven. Anders
zou de belastingdruk op het importvoertuig hoger zijn dan de belastingdruk die resteert
op een vergelijkbaar binnenlands voertuig. Dat staat het Unierecht niet toe. Om de
afschrijving te bepalen wordt in de praktijk vaak gebruikgemaakt van de wettelijke
leeftijdstabel of een in de markt toegepaste koerslijst. In die gevallen kent de heffing
van bpm weinig problemen. Echter, indien gebruik wordt gemaakt van een individueel
taxatierapport om de afschrijving te bepalen, is fysiek toezicht wenselijk. Dat bedroeg
in 2018 ongeveer 3% van de handel.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom een fundamentele ingreep in de bpm wenselijk
zou zijn en waarom daar niet voor wordt gekozen. Ook de leden van de fractie van het
CDA vragen naar een toelichting op de fundamentele herziening van de bpm.
De meer fundamentele oplossing die is verkend, heeft als doel het waarderingselement
bij gebruikte voertuigen te schrappen. Op grond van het Unierecht slaagt dat alleen
door de huidige opzet van de bpm – als eenmalige registratiebelasting – te verlaten. In plaats daarvan moet de bpm verschuldigd zijn
ter zake van iedere tenaamstelling in het kentekenregister. Dus ook bij de binnenlandse handel in occasions
(overschrijving in het kentekenregister). Een nadeel hiervan is dat veel meer transacties
onder de heffing van bpm zouden komen te vallen. In plaats van de huidige 0,6 miljoen
nieuwe registraties per jaar vallen dan alle 2,5 miljoen handelstransacties per jaar
onder de heffing. Daarbij wordt de groep belastingplichtigen voor de bpm aanzienlijk
uitgebreid. Waar nu in de praktijk veelal dealers en importeurs met de bpm te maken
hebben, komen bij deze nieuwe denkrichting ook de particulieren die een tweedehandsauto
kopen in beeld. Verder kan een fundamentele aanpassing pas op de lange termijn tot
resultaat leiden. De belangrijkste waarderingskwesties in de bpm lijken dan pas na
ongeveer 5 jaar materieel uitgedoofd.
Ik kies er daarom voor om de bestaande opzet van de bpm zo aan te passen dat het toezicht
op de parallelimport wordt versterkt. Dit wil ik doen door de RDW de bpm-aangifte
te laten toetsen tegen het fysieke voertuig zoals dat voor de registratie in het kentekenregister
wordt aangeboden. Daarmee kunnen (evidente) misstanden bij de taxatie van gebruikte
voertuigen snel worden gedetecteerd, zonder dat de huidige opzet van de bpm wordt
verlaten. In geval van positieve uitvoeringstoetsen van de betrokken uitvoeringsorganisaties,
zal ik hiervoor een wetsvoorstel voorbereiden.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er in het verleden is gekozen voor het beperken
van de fysieke controle op importvoertuigen.
Bij de import van gebruikte (schade)voertuigen kiest de importeur zelf welke afschrijvingsmethode
hij toepast. Hij kan kiezen voor een afschrijving op basis van de forfaitaire leeftijdstabel,
een handelskoerslijst of een taxatierapport. Fysieke controle van voertuigen bij een
tabelaangifte is niet nodig, omdat de tabel enkel rekening houdt met de leeftijd van
het voertuig. Deze controle kan administratief worden afgedaan. Bij aangiften gebaseerd
op een koerslijst is fysieke opname van het voertuig (meestal) ook niet vereist, omdat
de koerslijst is gebaseerd op een gewogen gemiddelde van de handelswaarde. Wel kan
er in die gevallen een controle plaatsvinden naar de juiste toepassing van de koerslijst.
Dan resteert fysieke controle bij aangiften op basis van een taxatierapport. In die
gevallen is specialistische en technische kennis nodig om te toetsen of de schade
aan het voertuig juist is gewaardeerd door de belastingplichtige. Hiervoor maakt de
Belastingdienst gebruik van de diensten van Domeinen Roerende Zaken (DRZ). Op basis
van gemaakte afspraken is er bij DRZ capaciteit beschikbaar voor 2000 hertaxaties
op jaarbasis.
De leden van de VVD-fractie vragen welke consequenties importeurs kunnen verwachten
wanneer blijkt dat de bpm-regels niet voldoende worden nageleefd. Deze leden vragen
ook welke verschillende opties tot aanpassing van het toezichtmodel er in de voorbereiding
zijn gepasseerd, of ook strengere sancties zijn overwogen en waarom deze niet de eindstreep
hebben gehaald.
Het toezichtsmodel is bedoeld om de Belastingdienst beter in staat te stellen het
toezicht op parallelimport uit te oefenen. Wanneer de RDW adviseert dat de waardebepaling
van het voertuig in de aangifte gebreken kent, twijfels oproept of anderszins nader
onderzoek nodig is, kan de Belastingdienst besluiten dat het voertuig moet worden
aangeboden voor een hertaxatie. De consequentie daarvan is dat het voertuig fysiek
moet worden aangeboden op een keuringslocatie van DRZ en het fiscaal akkoord voor
de inschrijving wordt opgehouden totdat het voertuig is aangeboden voor deze hertaxatie.
De importeur moet de kosten voor deze hertaxatie dragen en loopt daarnaast het risico
op een naheffingsaanslag.
Er is een andere variant op dit toezichtsmodel overwogen. In dat model zou de RDW
bij een negatief oordeel besluiten de inschrijving in het kentekenregister te weigeren.
De importeur zou dan eerst een nieuw taxatierapport moeten overleggen. Nadere analyse
hiervan heeft geleid tot de conclusie dat hiertegen twee bezwaren bestaan. Allereerst
kan een dergelijke systematiek leiden tot verdere juridificering van de bpm, omdat
dan zowel tegen het oordeel van de RDW als tegen een eventuele naheffingsaanslag kan
worden geprocedeerd. Daarnaast is het weigeren van de inschrijving in het kentekenregister
waarschijnlijk een belemmering van het vrij verkeer van goederen.
Wat betreft de inzet van sancties geldt het wettelijke kader van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen dat ook op andere belastingen van toepassing is. Dat betekent dat
er in het uiterste geval bijvoorbeeld boetes kunnen worden opgelegd.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de aantallen auto’s die worden geïmporteerd
naar Nederland. Zij vragen naar een overzicht over het gebruik van de forfaitaire
afschrijvingstabel en het aantal fysieke controles. Deze leden vragen naar een overzicht
per jaar over de afgelopen vijf jaar.
In 2019 zijn er circa 270.000 gebruikte voertuigen naar Nederland geïmporteerd. Voor
ongeveer 123.000 voertuigen is aangifte gedaan aan de hand van de forfaitaire afschrijvingstabel.
Het aantal voertuigen waarop een fysieke controle plaatsvindt is de afgelopen 5 jaar
gelijk gebleven: DRZ voert tweeduizend controles per jaar uit voor de Belastingdienst.
Verder kunnen ook kantoortoetsen en boekenonderzoeken bij de ondernemer plaatsvinden.
Omdat op dossierniveau verslag wordt gelegd, is het op dit moment niet mogelijk om
het aantal controles (anders dan door DRZ) te kwantificeren. Het is ook niet mogelijk
onderscheid te maken naar het aantal controles naar aanleiding van een specifiek soort
afschrijvingsmethode (forfaitaire tabel, koerslijst of taxatierapport). Er wordt gewerkt
aan het inzichtelijk maken van adequate managementinformatie rondom dit proces.
De leden van de VVD-fractie vragen of er voldoende waarborgen in het proces zijn zodat
een fiscaal akkoord voor inschrijving in alle gevallen wordt aangehouden tot een daadwerkelijke
hercontrole van het voertuig.
De inschrijving vindt pas plaats nadat de Belastingdienst fiscaal akkoord heeft afgegeven.
In de uitvoering zal geborgd moeten worden dat als een voertuig wordt opgeroepen voor
een nadere controle, het fiscaal akkoord pas wordt verleend nadat het daadwerkelijk
is aangeboden voor deze nadere controle.
De leden van de VVD-fractie vragen naar voorbeelden van besluiten van de Belastingdienst
waarbij de RDW adviseert tot een nadere controle, maar de Belastingdienst het voertuig
niet oproept voor hertaxatie. Deze leden vragen in welke gevallen hiertoe wordt besloten
en om hoeveel gevallen dat naar verwachting gaat.
De Belastingdienst maakt, naar aanleiding van het advies van de RDW, een afweging
of het voertuig wordt opgeroepen voor hertaxatie. Daarbij kunnen overwegingen als
de (vermoedelijke) ernst van de tekortkomingen in de aangifte, het fiscale belang
en de beschikbare capaciteit een rol spelen. Verder houdt de Belastingdienst – net
als nu reeds het geval is – ook rekening met de individuele omstandigheden van de
importeur. Er is op dit moment geen antwoord te geven hoe deze afweging bij de Belastingdienst
uitpakt. In het kader van de uitvoeringstoets op het voorgenomen beleid wordt hier
nader naar gekeken.
De leden van de VVD-fractie vragen bij hoeveel auto’s er de afgelopen vijf jaar fraude
is gepleegd ten aanzien van de leeftijd van de auto. Deze leden vragen of er specifiek
op leeftijd wordt gecontroleerd of vooral op de uiterlijke kenmerken. Er is geen inzicht
in het aantal auto’s waarbij sprake is van een onjuiste aangifte naar aanleiding van
leeftijdsfraude. Voor een dergelijk inzicht zou het nodig zijn om alle individuele
dossiers te raadplegen. De Belastingdienst registreert enkel of er sprake is van een
aangifte waarbij de waarde wordt bepaald aan de hand van de afschrijvingstabel, koerslijst
en/of taxatierapport. Vervolgens kan bij een individueel dossier gekozen worden om
nader toezicht te houden aan de hand van de verschillende voertuiggegevens en -kenmerken.
De wijze van controleren is afhankelijk van de afschrijvingsmethode die de belastingplichtige
hanteert voor zijn bpm-aangifte. Zo geldt voor aangiften waarbij is gekozen voor de
afschrijvingsmethode aan de hand van de forfaitaire tabel dat de hoogte van de bpm
uitsluitend afhankelijk is van de leeftijd en de CO2-uitstoot. In deze gevallen wordt dus specifiek op leeftijd gecontroleerd. Indien
een belastingplichtige aan de hand van de zogenoemde koerslijst zijn afschrijving
berekent, dan spelen ook andere (uiterlijke) kenmerken een rol. Denk daarbij aan het
merk of type van het voertuig, aangebrachte accessoires en het aantal gereden kilometers.
Tot slot kan een belastingplichtige in een beperkt aantal gevallen ervoor kiezen de
afschrijving te berekenen aan de hand van een taxatierapport. Van deze methode kan
enkel gebruik worden gemaakt indien een voertuig meer dan normale gebruiksschade heeft
of niet voorkomt in een koerslijst. In dat geval zijn alle eerdergenoemde kenmerken
relevant, maar met name ook de daadwerkelijke schade aan het voertuig.
De leden van de VVD-fractie vragen waaruit het takenpakket van DRZ bestaat. Deze leden
vragen naar het type taken, hoe deze worden uitgevoerd en hoeveel fte beschikbaar
wordt gesteld.
DRZ werkt in opdracht van en voor de Belastingdienst. Het takenpakket van DRZ bestaat
momenteel uit het controleren van het taxatierapport in de aangifte. Dit gebeurt door
het voertuig fysiek te zien op een van de drie DRZ locaties. Daarbij wordt gecontroleerd
of het voertuig overeenkomt met het in de aangifte opgegeven voertuig, zoals merk,
type, uitvoering en de extra opties die op het voertuig aanwezig zijn. Er wordt een
rapportage gemaakt van de bevindingen. Met deze gegevens wordt een nieuwe waardebepaling
afgegeven aan de Belastingdienst. Voor deze werkzaamheden beschikt iedere DRZ-locatie
over een taxatiestraat en de benodigde softwarelicenties, zoals een schadecalculatieprogramma,
diverse koerslijstabonnementen, en software om de VIN fabrieksgegevens te kunnen raadplegen.
Medewerkers van DRZ zijn opgeleid om deze taak uit te oefenen. Er worden 2000 voertuigen
op jaarbasis gecontroleerd en van een nieuwe waardebepaling voorzien. Hiervoor wordt
14 fte ingezet.
De leden van de fractie van het CDA vragen hoeveel schadeauto’s in 2019 zijn geïmporteerd
en hoeveel daarvan aan een keuring zijn onderworpen. Deze leden vragen verder hoeveel
van die auto’s onder het nieuwe stelsel aan de keuring worden onderworpen.
In 2019 is voor ongeveer 95.000 voertuigen aangifte gedaan met een taxatierapport
als afschrijvingsmethode. In twee gevallen mag worden gekozen voor afschrijving op
basis van een taxatierapport: wanneer sprake is van een voertuig met meer dan normale
gebruiksschade of wanneer een voertuig niet op de koerslijst voorkomt (exclusieve
voertuigen). Dit onderscheid wordt niet apart geregistreerd. Om die reden is het niet
mogelijk om exact het aantal geïmporteerde voertuigen te geven waarbij sprake is van
meer dan normale gebruiksschade. Wel blijkt in de praktijk dat in nagenoeg alle gevallen
de aanleiding voor de afschrijving aan de hand een taxatierapport is dat het voertuig
meer dan normale gebruiksschade heeft. Zoals hierboven aangegeven is het helaas nog
niet mogelijk onderscheid te maken naar het aantal controles naar aanleiding van een
specifiek soort afschrijvingsmethode (forfaitaire tabel, koerslijst of taxatierapport).
In het nieuwe stelsel wordt in beginsel in alle gevallen waarbij een aangifte met
een koerslijst of een taxatie plaatsvindt, de bpm-aangifte door de RDW getoetst aan
de hand van het fysieke voertuig. Indien deze controle daartoe aanleiding geeft, kan
de Belastingdienst besluiten een hertaxatie door DRZ te laten verrichten.
De leden van de fractie van het CDA vragen of het Europeesrechtelijk mogelijk is om
de kosten van de hertaxatie in rekening te brengen bij de importerende partij.
Het is verenigbaar met het Unierecht als de belastingplichtige de kosten van het deskundig
onderzoek van een individueel voertuig moet dragen. Een hertaxatie kan slechts aan
de orde komen indien de belastingplichtige afziet van aangifte op basis van een afschrijvingstabel
en in plaats daarvan een bijzondere beoordeling nastreeft (koerslijst of taxatierapport).
Daarbij berust de oproep voor een hertaxatie uiteraard niet op willekeur. Een hertaxatie
vindt plaats als het vermoedelijke fiscale belang, blijkend uit het advies van de
RDW of uit andere signalen uit onderzoek van de Belastingdienst, voor de Belastingdienst
een zodanige omvang heeft dat een hertaxatie aangewezen is. Het doorberekenen van
de kosten is noodzakelijk opdat het ingestelde systeem niet administratief en financieel
wordt belast. Als de kosten namelijk niet worden doorberekend dan kan de importeur
– die bij de aangifte een gebrekkig taxatierapport overlegt – op kosten van de algemene
middelen een nieuwe hertaxatie laten uitvoeren. Het doorberekenen van de kosten van
toezicht is dus mede bedoeld om prikkels te verschaffen voor de onder toezicht gestelde
partijen om meer eigen verantwoordelijkheid te nemen.
De leden van de fractie van het CDA vragen welke problemen niet worden aangepakt bij
de nieuwe aanpak.
Het voorgestelde toezichtsmodel neemt de mogelijke discussie over de waarde van een
voertuig niet weg. Het waarderen van goederen kent een mate van subjectiviteit en
daarom blijft er altijd een mate van onzekerheid in de markt bestaan. Dat betekent
dat ook juridische procedures op dit punt niet volledig zijn te voorkomen. Het kabinet
onderzoekt in dit verband wel de mate waarin bij procedures tegen beschikkingen in
het kader van de bpm gebruikgemaakt wordt van de diensten van no-cure-no-pay-bedrijven.1
De leden van de fractie van D66 vragen om een nadere toelichting over de mogelijkheid
en wenselijkheid van een erkenningsregeling voor taxateurs. Deze leden vragen naar
de ervaringen met de RDW-erkenningsregelingen en op welke wijze een erkenningsregeling
kan bijdragen aan de doeltreffendheid en doelmatigheid van toezicht en handhaving.
De RDW kent in de huidige situatie al een groot aantal erkenningsregelingen. De bekendste
daarvan betreft de erkenning van garagebedrijven om APK’s te mogen uitvoeren. Erkende
bedrijven krijgen daarbij de bevoegdheid om bepaalde handelingen te verrichten conform
de aan deze regeling gekoppelde voorschriften. Controle op naleving van de betreffende
voorschriften vindt steekproefsgewijs en periodiek en in toenemende mate risicogestuurd
plaats. De ervaring met toepassing van deze regelingen leidt tot de conclusie dat
het toezicht op de uitvoering doelmatig kan worden vormgegeven. Indien zou worden
gekozen voor een RDW-erkenningsregeling voor taxateurs verschuift ook daar het toezicht
op casus niveau naar toezicht op – de uitvoering door – de erkende taxateurs. Analoog
aan de reeds bestaande erkenningsregelingen is het mogelijk dat de doelmatigheid van
het toezicht daarmee zou kunnen worden verhoogd. De komende tijd wordt dit nader verkend.
De leden van de fractie van D66 vragen naar de voortgang van het in gang gezette proces
zoals beschreven in de brief van 3 december 2019. Zij vragen wanneer de uitvoeringstoetsen
beschikbaar zijn en of er ook in een integrale gezamenlijke uitvoeringstoets is voorzien.
De uitvoeringsorganisaties ontwerpen allereerst een gezamenlijke procesbeschrijving
over de precieze wijze waarop de uitvoering wordt ingericht. Vervolgens wordt op basis
van deze gezamenlijke procesbeschrijving, zowel door de RDW, DRZ als de Belastingdienst
een uitvoeringstoets op het voorgenomen beleid gemaakt. Ik streef ernaar dat deze
in het tweede kwartaal van dit jaar gereed zijn. Indien de uitvoeringstoetsen positief
zijn, wordt de noodzakelijke wetgeving ontworpen en vindt op basis daarvan ook nog
een uitvoeringstoets plaats.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.H.M. Weeber, griffier