Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ploumen en Van den Hul over het bericht ‘Tienduizenden Oeigoeren slachtoffer van dwangarbeid voor bekende merken‘
Vragen van de leden Ploumen en Van den Hul (beiden PvdA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht «Tienduizenden Oeigoeren slachtoffer van dwangarbeid voor bekende merken» (ingezonden 3 maart 2020).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) en van Minister Kaag (Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 27 maart 2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Tienduizenden Oeigoeren slachtoffer van dwangarbeid
voor bekende merken»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Ziet u in het rapport «Uygurs for sale» bevestiging voor de wijze waarop de Chinese
overheid de rechten van de Oeigoeren schendt? Zo ja, welke stappen bent u bereid te
zetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De conclusies die in het rapport van de Australian Strategic Policy Institute (ASPI)
worden getrokken zijn zeer zorgwekkend. De mensenrechten van Oeigoeren en andere religieuze
minderheden in China hebben de aandacht van dit kabinet. Vorig jaar hebben premier
Rutte en wijzelf afzonderlijk onze zorgen overgebracht aan China. Ook heeft Nederland
meegedaan aan twee side-events over Xinjiang in Geneve en New York, aan een gezamenlijke
brief aan de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad, en aan een gezamenlijke verklaring
in de Derde Commissie van de AVVN. Het kabinet blijft bereid om zowel bilateraal als
multilateraal aandacht te vragen voor de mensenrechten van Oeigoeren en andere moslimminderheden
in China. De motie Van Helvert c.s. (32 735, nr. 281) over internationaal onderzoek naar dwangarbeid in Xinjiang wordt hierin meegenomen.
Vraag 3
Bent u bereid te onderzoeken (al dan niet in samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven)
of er mogelijk ook Nederlandse bedrijven zijn waar Oeigoeren tewerkgesteld worden?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
Antwoord 3
In het kader van het beleid gericht op internationaal maatschappelijk verantwoord
ondernemen (IMVO) verwacht het kabinet van Nederlandse bedrijven dat zij ondernemen
in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. De richtlijnen
vragen bedrijven gepaste zorgvuldigheid toe te passen en mogelijke risico’s in hun
waardeketen – zoals mensenrechtenschendingen – te identificeren, deze risico’s te
voorkomen of aan te pakken en hierover transparant te rapporteren. Dit geldt ook voor
Nederlandse bedrijven die zakendoen in China. Het is de verantwoordelijkheid van deze
bedrijven om in kaart te brengen of zij gelinkt zijn aan bedrijven waar Oeigoeren
tewerkgesteld worden. Het kabinet doet hier geen onderzoek naar.
Voor 25 maart 2020 stond een door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, RVO en andere
stakeholders te organiseren kennissessie voor Nederlandse bedrijven over mensenrechten,
ketentransparantie en mogelijke risico’s bij het ondernemen in China gepland. In verband
met de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus is besloten om deze bijeenkomst
tot nader order uit te stellen. Wanneer de situatie het toelaat zal deze alsnog plaatsvinden.
Het onderwerp dwangarbeid en de situatie van de Oeigoeren zullen hierbij expliciet
aan de orde komen. Ook zullen de conclusies van het ASPI-rapport worden besproken.
Voor ondernemers is op de website van de RVO informatie beschikbaar over maatschappelijk
verantwoord ondernemen, zowel in algemene zin, als toegespitst op China.
Vraag 4
Bent u bereid in overleg te treden met uw Europese collega’s over de wijze waarop
de Chinese overheid de Oeigoeren tewerkstelt in westerse bedrijven ten behoeve van
een gezamenlijke reactie richting de Chinese overheid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Dit kabinet heeft er conform de motie Van Helvert c.s. (Kamerstuk 32 735, nr. 281) reeds voor gezorgd dat de EU op 10 maart jl. in de VN-mensenrechtenraad zorgen over dwangarbeid door Oeigoeren heeft uitgesproken.
Vraag 5
Bent u bereid het pleidooi van de onderzoekers om westerse bedrijven onbelemmerde
toegang te geven tot de fabrieken te ondersteunen? Zo ja, welke middelen gaat u daartoe
inzetten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Het kabinet zet zich reeds in om betekenisvolle toegang voor VN-waarnemers te bewerkstelligen.
Hier lijkt na een jaar voorzichtig beweging in te komen. Mocht een dergelijk bezoek
daadwerkelijk plaatsvinden, dan zal dit kabinet er bij gelegenheid voor pleiten dat
ook dwangarbeid onderwerp van aandacht is.
Vraag 6
Bent u van mening dat de wijze waarop de Chinese overheid omgaat met Oeigoeren een
krachtige internationale reactie vereist? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ja. Het kabinet spant zich in om een zo breed mogelijk draagvlak te creëren voor het
in VN-verband aankaarten van de mensenrechtensituatie in Xinjiang. Dit doet het kabinet
door de mensenrechtensituatie in China op te brengen in bilaterale contacten met derde
landen en door actief mee te werken aan multilaterale initiatieven zoals de gezamenlijke
brief over Xinjiang aan de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad van juni 2019. Andere
voorbeelden waarbij Nederland een voortrekkersrol heeft gespeeld zijn de gezamenlijke
verklaring over Xinjiang in de Derde Commissie van de AVVN op 29 oktober 2019 en de
twee side-events met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Canada
in respectievelijk de VN-Mensenrechtenraad van maart 2019 en de AVVN high level week in september 2019.
Vraag 7
Bent u voornemens gebruik te maken van het lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad
om de situatie in China betreffende de Oeigoeren hoog op de internationale agenda
te plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het kabinet blijft bereid om zowel bilateraal als multilateraal aandacht te vragen
voor de mensenrechten van Oeigoeren en andere religieuze minderheden in China. Het
kabinet doet dit zowel in EU-verband als met andere gelijkgezinde landen.
Vraag 8
Bent u bereid om bedrijven die actie zouden willen ondernemen indien nodig daarin
te ondersteunen?
Antwoord 8
Ja, het kabinet blijft zich inzetten om bedrijven te wijzen op hun verantwoordelijkheid
om internationaal maatschappelijk verantwoord te ondernemen en om bedrijven daarbij
te ondersteunen. Dit gebeurt onder andere via de IMVO-convenanten, financiering van
de MVO Risicochecker en de voorlichting door de RVO en de posten. Het kabinet heeft
ook, in lijn met de motie Voordewind (Kamerstuk 35 207, nr. 22), extra middelen vrijgemaakt om in te zetten op bewustwording en het vergroten van
kennis ten aanzien van China onder bedrijven en stakeholders (zoals de regionale ontwikkelingsmaatschappijen)
in Nederland. Kennis over de mensenrechtensituatie in China maakt daar een integraal
onderdeel van uit. Zoals gezegd zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken samen met
andere belanghebbenden een kennissessie voor Nederlandse bedrijven organiseren over
mensenrechten, ketentransparantie en risico’s bij het ondernemen in China. Het onderwerp
dwangarbeid en de situatie m.b.t. de Oeigoeren komen daarbij expliciet aan de orde.
De conclusies van het ASPI-rapport zullen daar ook worden besproken. Voor ondernemers
is op de website van de RVO informatie beschikbaar over maatschappelijk verantwoord
ondernemen, zowel in algemene zin, als toegespitst op China.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.