Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Alkaya en Karabulut over het bericht dat Oeigoeren worden tewerkgesteld in Westerse bedrijven
Vragen van leden Alkaya en Karabulut (beiden SP) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht dat Oeigoeren worden tewerkgesteld in Westerse bedrijven (ingezonden 3 maart 2020).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) en van Minister Kaag (Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 27 maart 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Oeigoeren tewerkgesteld in Westerse bedrijven»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Was u al op de hoogte van de gedwongen arbeid die Oeigoeren moeten verrichten als
onderdeel van het «heropvoedingsprogramma»?
Antwoord 2
Ja. Zie hierover de antwoorden van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
op Kamervragen van de leden Diks en Van Ojik (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2018–2019, nr. 3139).
Vraag 3
Wat is uw appreciatie van het rapport van de Australian Strategic Policy Institute? Deelt u de conclusies dat er sprake is van mensenrechtenschendingen? Zo nee, waarom
niet?2
Antwoord 3
Het rapport doet de schatting dat tussen 2017 en 2019 80.000 mensen naar Chinese fabrieken
buiten Xinjiang zijn gebracht onder omstandigheden die «sterk lijken op dwangarbeid».
Het rapport baseert zich op openbare Chinese bronnen, satellietbeelden, wetenschappelijk
onderzoek en verslaggeving ter plekke.
Acht van de elf ILO-indicatoren van dwangarbeid zijn volgens het rapport mogelijk
van toepassing op de Oeigoerse fabrieksarbeiders:
– Intimidatie en bedreiging
– Afhankelijkheid en kwetsbaarheid
– Beperkingen op vrijheid van beweging
– Isolatie
– Krenkende werkomstandigheden
– Overwerk.
Het kabinet keurt, waar dan ook ter wereld, gedwongen arbeid in alle gevallen af.
Het verbod op dwangarbeid maakt deel uit van de fundamentele arbeidsnormen van ILO,
waar ook China aan gehouden is.
Het kabinet kan de conclusies van het ASPI-rapport niet op basis van eigenstandige
informatie bevestigen, maar zal het wel onder de aandacht brengen bij Nederlandse
bedrijven tijdens een kennissessie over mensenrechten, ketentransparantie en mogelijke
risico’s bij het ondernemen in China die het Ministerie van Buitenlandse Zaken met
de RVO en andere stakeholders organiseert. Deze sessie was gepland op 25 maart 2020,
maar vanwege de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus is besloten om de
bijeenkomst tot nader order uit te stellen. Zodra de situatie het toelaat, zal de
bijeenkomst alsnog plaatsvinden. Voor ondernemers is op de website van de RVO informatie
beschikbaar over maatschappelijk verantwoord ondernemen, zowel in algemene zin, als
toegespitst op China. Ook zal het kabinet de problematiek in EU- en VN-verband aan
de orde te stellen.
Vraag 4
Zijn de Westerse bedrijven waar deze gedwongen arbeid plaatsvindt hiervan op de hoogte?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat nemen zij voor maatregelen dit te verhelpen en voorkomen?
Antwoord 4
Het kabinet kan niet namens de genoemde bedrijven spreken. Het Ministerie van Buitenlandse
Zaken zal een kennissessie voor Nederlandse bedrijven organiseren over mensenrechten,
ketentransparantie en risico’s bij het ondernemen in China. Het onderwerp dwangarbeid
en de situatie met betrekking tot de Oeigoeren komen daarbij expliciet aan de orde.
De conclusies van het ASPI-rapport zullen daar ook worden besproken. Voor ondernemers
is op de website van de RVO informatie beschikbaar over maatschappelijk verantwoord
ondernemen, zowel in algemene zin, als toegespitst op China.
Vraag 5
Zijn er ook Nederlandse bedrijven betrokken, of bedrijven met substantiële bedrijfsactiviteiten
in Nederland? Zo ja, welke?
Antwoord 5
Het ASPI-rapport benoemt 27 fabrieken in negen Chinese provincies die onderdeel zouden
zijn van de waardeketens van 83 internationaal bekende bedrijven. Deze bedrijven profiteren
volgens ASPI direct of indirect van Oeigoerse werknemers die mogelijk gedwongen te
werk worden gesteld. Van de 83 genoemde bedrijven heeft Tommy Hilfiger zijn hoofdkantoor
in Amsterdam. Verder heeft een groot aantal van de genoemde bedrijven winkels in Nederland
of worden hun producten in Nederland verkocht. Het kabinet heeft geen inzicht in de
precieze omvang van deze bedrijfsactiviteiten. Daarnaast kan het kabinet de conclusies
van het ASPI-rapport niet op basis van eigenstandige informatie bevestigen noch ontkrachten.
Vraag 6
Indien er Nederlandse bedrijven betrokken zijn, wordt deze bedrijven nu deelname aan
handelsmissies ontzegt conform de motie-Alkaya/Van den Hul?3
Antwoord 6
Wanneer een bedrijf aanspraak wil maken op het handelsinstrumentarium van Buitenlandse
Zaken gelden er IMVO-voorwaarden voor deze steun. Ook voor deelname aan handelsmissies
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gelden IMVO-voorwaarden. Nagaan of aan de
gestelde IMVO-voorwaarden wordt voldaan vindt plaats wanneer een bedrijf zich aanmeldt
voor een handelsmissie. Als blijkt dat een bedrijf niet voldoet aan de IMVO-voorwaarden
die het Kabinet stelt, dan wordt het bedrijf uitgesloten van een handelsmissie.
Vraag 7
Wat gaat u doen om deze bedrijven aan te sporen tot het toepassen van gepaste zorgvuldigheid
conform de OESO-richtlijnen?
Antwoord 7
Het kabinet blijft zich inzetten om bedrijven te wijzen op hun verantwoordelijkheid
om internationaal maatschappelijk verantwoord te ondernemen, conform de OESO-Richtlijnen.
Met betrekking tot ondernemen in China heeft het kabinet, in lijn met de motie Voordewind
(Kamerstuk 35 207, nr. 22), extra middelen vrijgemaakt om in te zetten op bewustwording en het vergroten van
kennis ten aanzien van China onder bedrijven en stakeholders (zoals de regionale ontwikkelingsmaatschappijen)
in Nederland, en maakt kennis over de mensenrechtensituatie in China daar een integraal
onderdeel van uit. Zoals hierboven reeds vermeld, zal het Ministerie van Buitenlandse
Zaken met andere belanghebbenden een kennissessie voor Nederlandse bedrijven organiseren
over mensenrechten, ketentransparantie en risico’s bij het ondernemen in China. Voor
ondernemers is op de website van de RVO informatie beschikbaar over maatschappelijk
verantwoord ondernemen, zowel in algemene zin, als toegespitst op China.
Vraag 8
Bent u bereid de aanbevelingen van het rapport op te volgen, zoals het opvoeren van
de diplomatieke druk op China om een einde te maken aan deze praktijken? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 8
Het kabinet blijft bereid om zowel bilateraal als multilateraal aandacht te vragen
voor de mensenrechten van Oeigoeren en andere moslimminderheden in China. De motie
Van Helvert c.s. (Kamerstuk 32 735, nr. 281) over internationaal onderzoek naar dwangarbeid in Xinjiang wordt hierin meegenomen.
Zo heeft dit kabinet er conform deze motie reeds voor gezorgd dat de EU op 10 maart
jl. in de VN-mensenrechtenraad zorgen over dwangarbeid door Oeigoeren heeft uitgesproken.
Vraag 9
Is de dialoog met China in kader van mensenrechtenschendingen ook onderdeel van de
lopende onderhandelingen tussen de EU en China over een nieuw investeringsakkoord?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het EU-China investeringsverdrag zal een hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling
bevatten. De Europese Commissie zet in op een hoofdstuk dat een ambitieniveau heeft
zoals gebruikelijk is voor hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling in EU-handelsakkoorden,
met daarin afspraken over de bescherming van arbeidsrechten, de multilaterale milieuverdragen
en de OESO-richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. In dergelijke
hoofdstukken heeft het maatschappelijk middenveld een rol in het toezicht op de naleving
van de gemaakte afspraken. Nederland steunt de Europese Commissie hierin en hecht
belang aan effectieve implementatie van dergelijke afspraken.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Ploumen (PvdA),
ingezonden 3 maart 2020 (vraagnummer 2020Z04102).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.