Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dik-Faber over woonruimte voor (economisch) daklozen
Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over woonruimte voor (economisch) daklozen (ingezonden 30 oktober 2019).
Antwoord van Minister van Veldhoven-van der Meer (Milieu en Wonen), mede namens de
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 24 maart 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1012.
Vraag 1
Kent u het bericht «Aantal daklozen in Nederland verdubbeld: «Iedereen kan dakloos
worden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
In welke mate ziet u dakloosheid als een woonvraagstuk?
Antwoord 2
Dakloosheid kenmerkt zich door het ontbreken van huisvesting. De onderliggende redenen
dat mensen dakloos worden zijn echter heel divers en de verschillende oorzaken hangen
ook vaak met elkaar samen. Bekend is dat dak- en thuislozen heel vaak een eenpersoonshuishouden
vormen, vaak man zijn, en in toenemende mate jong zijn en een niet-westerse achtergrond
hebben. Ook blijkt dak- en thuisloosheid vaak samen te hangen met de aanwezigheid
van GGZ-problematiek. Daarnaast zien we dat mensen dak- of thuisloos blijven door
het ontbreken van geschikte huisvesting. Het oplossen van dakloosheid vraagt om een
woning of woonplek en in veel gevallen is ook behandeling en/ of begeleiding nodig,
bijvoorbeeld bij het op orde brengen van schulden of bij het op zoek gaan naar werk.
Vraag 3
Bent u ermee bekend dat het niet meer alleen om daklozen met een complexe zorgvraag
gaat, maar ook om economische daklozen (daklozen die geen zorgvraag hebben maar op
straat staan met of zonder baan)? Kunt u aangeven om welke verdeling het ongeveer
gaat?
Antwoord 3
Ja, ik ben bekend met het feit dat er ook mensen zijn die vanwege economische redenen
dakloos worden. Het CBS2 heeft onderzoek gedaan naar de achtergrondkenmerken van dak- en thuislozen. Uit het
CBS- onderzoek blijkt niet dat er de afgelopen jaren een toename is van het aantal
dak- en thuislozen die vanuit een relatief goede sociaaleconomische situatie plotseling
of binnen een relatief kort tijdsbestek afglijden richting dakloosheid.
Van de mensen die tussen 2010–2017 in de CBS-daklozenregistraties instroomden werkte
7 procent en ontving ruim driekwart een sociale voorziening. Van het totaal aantal
in de CBS-daklozenregistraties ingestroomde daklozen was het merendeel vijf jaar voorafgaand
aan hun dakloosheid ook niet werkzaam (26% van hen had destijds een baan). Bij 4 procent
van de nieuwe daklozen heeft het jaar voorafgaand aan hun dakloosheid een echtscheiding
plaatsgevonden. De voorgeschiedenis van dakloze mensen die in 2017 en 2018 in de CBS-daklozenregistraties
instroomden kenmerkt zich dus niet meer dan in de jaren daarvoor door life-events
als een scherpe inkomensdaling, baanverlies of recente scheidingen.
Vraag 4
In welke mate denkt u dat gebrek aan betaalbaarheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid
van woonruimte leiden tot toename van het aantal daklozen?
Antwoord 4
De krapte op de woningmarkt is van invloed op de snelheid waarmee mensen die na bijvoorbeeld
een relatiebreuk woonruimte zoeken, er in slagen een volgende woonplek te vinden.
Ook geven gemeenten aan dat een tekort aan woonruimte de uitstroom van mensen uit
de maatschappelijke opvang ernstig belemmert.
In hoeverre gebrek aan betaalbaarheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid van woonruimte
leidt tot een toename van het aantal daklozen is door het CBS niet onderzocht. Zoals
reeds aangegeven gaat dak- en thuisloosheid vaak gepaard met diverse met elkaar samenlopende
oorzaken.
Vraag 5
In welke mate heeft u zicht op de brede groep die problemen heeft met huisvesting?
Wat is het risico op dakloosheid voor deze mensen?
Antwoord 5
Naar schatting van Platform31 is ongeveer tien procent van de Nederlandse bevolking
spoedzoeker3. Hoewel een deel van de spoedzoekers voldoende (financiële) mogelijkheden heeft om
een voorlopig geschikte oplossing te vinden, geldt voor de meeste spoedzoekers het
tegenovergestelde. Zij beschikken niet over voldoende geld, een voldoende groot sociaal
netwerk of genoeg inschrijfduur met behulp waarvan op korte termijn een woning kan
worden betrokken. De ontwikkelingen op de (huur)woningmarkt (schaarste en een dalende
mutatiegraad, huishoudensverdunning) maken het hen niet makkelijker. Het aantal sociale
huurwoningen dat met voorrang wordt toegewezen (aan mensen met urgentie of via directe
bemiddeling) neemt juist toe, waardoor de kansen voor spoedzoekers die niet in deze
categorie vallen kleiner worden4.
Van de woningzoekenden verwacht 30 procent in een onhoudbare situatie terecht te komen,
zoals bijvoorbeeld dak- of thuisloosheid, als ze niet binnen drie maanden een woning
vindt.5
Met de stimuleringsaanpak Flexwonen zet ik in op de totstandkoming van meer tijdelijke
en flexibele woningen op korte termijn voor deze doelgroep. Lokaal verschilt de samenstelling
en omvang van de groep spoedzoekers enorm. Als onderdeel van de stimuleringsaanpak
Flexwonen organiseert RVO voor het Rijk de regionale versnellingskamers Flexwonen,
waarin regio’s op gestructureerde wijze stap voor stap toewerken naar een haalbaar
en gedragen flexwonenconcept.
Om meer zicht te krijgen op de regionale opgave om specifiek het aantal dak- en thuislozen
terug te dringen heeft het kabinet de centrumgemeenten gevraagd deze in kaart te brengen.
Dit is een essentiële tussenstap richting een overkoepelend plan van aanpak van de
Staatssecretaris van VWS om dak- en thuisloosheid terug te dringen. Uw Kamer wordt
hier – conform motie van de leden Westerveld en Regterschot6 – voor het reces in april over geïnformeerd.
Vraag 6
Deelt u de mening dat eenieder recht heeft op huisvesting?
Antwoord 6
Artikel 22, tweede lid, van de Grondwet bevat het recht op huisvesting. Daarin is
bepaald dat de overheid zich dient in te spannen voor de bevordering van voldoende
woongelegenheid. Deze inspanningsverplichting ziet niet alleen op het aantal woningen
maar ook op het volume, de kwaliteit, de veiligheid en de gezondheid daarvan. In diverse
wet- en regelgeving zoals de Woningwet, het Bouwbesluit 2012 en de Huisvestingswet
2014 zijn deze elementen van het recht op huisvesting nader uitgewerkt.
Vraag 7
Ziet u dat er voor de groep economisch daklozen specifiek beleid nodig is en dat deze
groep, meer nog dan daklozen met ook andere problematiek, primair behoefte heeft aan
een woning? Deelt u de mening dat bij de hulp aan deze groep het realiseren van woonruimte
dan ook het primaire uitgangspunt behoort te zijn?
Antwoord 7
Voor (vrijwel) alle dak- en thuislozen geldt dat zij behoefte hebben aan een passende
woonplek, met in meer of mindere mate begeleiding. De stimuleringsaanpak Flexwonen
richt zicht onder meer op voldoende passende woonplekken voor daklozen die primair
behoefte hebben aan een woning. Daarnaast zal ik conform de motie Dik-Faber/Ronnes7 in het overkoepelende plan voor het terugdringen van dak- en thuisloosheid van het
kabinet, ingaan op dak- en thuislozen met primair een woonbehoefte.
Vraag 8
Kent u de aanbevelingen die de Nationale ombudsman Reinier van Zutphen in maart 2019
deed aan gemeenten, om te voorkomen dat daklozen niet in de Basisregistratie Personen
(BRP) staan ingeschreven, dat er goede ondersteuning en begeleiding moet zijn om verder
afglijden te voorkomen en dat er passende oplossingen nodig zijn op de woningmarkt?
Kunt u hier op reflecteren en aangeven wat ermee gebeurd is?
Antwoord 8
De aanbevelingen die de Nationale ombudsman aan gemeenten heeft gedaan zijn mij bekend
en onderschrijf ik. Het Ministerie van BZK heeft in dit verband begin 2017 en eind
2018, landelijke workshops georganiseerd voor gemeenten om specifiek de aandacht te
vestigen op de circulaire BRP en briefadres. In vervolg hierop is een stappenplan
ontwikkeld ten behoeve van de uitvoering bij gemeenten, om situaties die maatwerk
vragen beter te kunnen beoordelen. Een en ander moet ertoe leiden dat betrokken personen
sneller op een briefadres worden ingeschreven. Daarbij moet ook voor gemeenten duidelijk
zijn dat zij daklozen niet direct of indirect mogen «doorsturen» naar andere gemeenten,
voor een sluitende aanpak is het van belang dat elke gemeente hierin verantwoordelijkheid
neemt. De Minister van BZK heeft in het voorjaar van 2019 een brief aan gemeenten
gestuurd om aandacht te vragen voor de problematiek en in bijzonder de verplichting
om in te schrijven. In deze brief is ook aandacht gevraagd voor de samenwerking tussen
burgerzaken en sociaal domein.
Ten aanzien van ondersteuning en begeleiding voor daklozen om verder afglijden te
voorkomen en het belang van passende oplossingen op de woningmarkt verwijs ik u graag
naar de eerder genoemde brief die de Staatssecretaris van VWS, SZW en ik namens het
kabinet op 6 december 2019 aan uw Kamer stuurden met daarin de extra maatregelen die
het kabinet op korte termijn neemt om het creëren van extra woonruimten met begeleiding
te stimuleren8. De Staatssecretaris van VWS heeft alle centrumgemeenten gevraagd in kaart te brengen
wat op regionaal niveau de opgave is. Dit is een tussenstap richting een overkoepelend
plan van het kabinet om dak- en thuisloosheid terug te dringen.
Vraag 9
Kan het kabinet bij haar acties om dakloosheid terug te dringen ook voor de groep
economisch daklozen extra maatregelen treffen zoals door Van Zutphen is aangegeven?
Zo ja, hoe wilt u dit vormgeven? Zo nee, kunt u uitleggen waarom niet?
Antwoord 9
Ja. Voor deze groep heb ik onder meer met de stimuleringsaanpak Flexwonen reeds verschillende
maatregelen genomen. In de uitvraag die aan centrumgemeenten is gedaan om tot een
overkoepelend plan ten aanzien van het tegengaan van dak- en thuislozen te komen,
vraagt het kabinet ook aandacht voor daklozen met primair een huisvestingsvraag. In
dat kader bezie ik met gemeenten welke maatregelen wij aanvullend kunnen nemen om
dakloosheid wegens een tekort aan huisvesting te voorkomen en om deze mensen van een
dak boven hun hoofd te voorzien. In het overkoepelend plan van het kabinet kom ik
terug op hoe ik invulling geef aan de motie van de leden Dik-Faber en Ronnes die vraagt
om een huisvestingsstrategie juist voor deze groep daklozen.
Vraag 10 en 11
Wat zijn voor woningcorporaties en marktpartijen momenteel de grootste obstakels om
met woonoplossingen te komen voor economisch daklozen? Welke mogelijkheden ziet u
om deze obstakels weg te nemen?
Wat doet u aan het structurele tekort van woningen? Welke extra acties onderneemt
u nu het aantal nieuwbouwvergunningen verder afneemt, onder meer door de stikstofcrisis?
Hoe zorgt u er voor dat er in samenwerking met VWS en gemeenten voldoende woonruimte
is voor economisch daklozen?
Antwoord 10 en 11
De ervaren obstakels van woningcorporaties en marktpartijen zijn divers van aard,
en verschillen op lokaal niveau. Om het woningaanbod te vergroten en woningbouw te
versnellen heb ik samen met verschillende stakeholders al veel stappen gezet. Denk
bijvoorbeeld aan de Nationale Woonagenda, de woondeals, de woningbouwimpuls van € 1 miljard,
de Transformatiefaciliteit en de korting op de verhuurderheffing van € 1 miljard.
De corporatiesector als geheel blijkt over voldoende leenruimte te beschikken om extra
te kunnen investeren, bovenop de ruim € 40 miljard die voor de komende vijf jaar in
de boeken staat. Naar aanleiding van de motie Ronnes (TK 35 000 VII, nr. 52) en het Klimaatakkoord wordt in kaart gebracht hoe maatschappelijke opgaven en middelen
zich tot elkaar verhouden op de middellange en lange termijn. Bij dit onderzoek zijn
onder meer het Rijk, WSW en Aedes direct betrokken. Ik verwacht de uitkomsten voor
de zomer naar uw Kamer te sturen. De Crisis- en herstelwet is bovendien aangepast
en uitgebreid om procedures van woningbouwplannen de vereenvoudigen en versnellen.
Daarnaast kunnen verhuurders per 2 januari 2020 gebruik maken van de vrijstelling
in de verhuurderheffing voor de bouw van tijdelijke en flexibele woningen. Hiermee
kunnen snel extra woningen worden gerealiseerd voor groepen zoals (economisch) dak-
en thuislozen.
In de Kamerbrief over de stimuleringsaanpak Flexwonen9 schets ik welke maatregelen ik met de aanpak tref om factoren die de totstandkoming
van flexwoningen belemmeren weg te nemen.
De stikstofproblematiek heeft in verschillende delen van het land een groot effect
op de woningbouw. Er zijn al mogelijkheden om een vergunning aan te vragen en daar
wordt op verschillende plekken ook gebruik van gemaakt. Het kabinet werkt echter hard
aan oplossingen om de vergunningverlening nog verder op gang te helpen.
Vraag 12
Welke mogelijkheden ziet u om als (tijdelijke) noodoplossing voor deze groep een uitzondering
op de kostendelersnorm te regelen als onderdeel van genoemde aanpak?
Antwoord 12
De Staatssecretaris van SZW ziet geen aanleiding om in wet- en regelgeving een categoriale
uitzondering te introduceren voor dak- en thuislozen. Als het gaat om de inkomensvoorzieningen
op grond van de Participatiewet kunnen gemeenten aan de hand van individuele feiten
en omstandigheden beoordelen of het toepassen van individueel maatwerk aan de orde
is. Gemeenten kunnen dus geen categoriale uitzonderingen maken, bijvoorbeeld voor
de kostendelersnorm, maar zij kunnen wel gebruik maken van de mogelijkheden voor individueel
maatwerk die de wet biedt. Om gemeenten daarin te faciliteren, zal het Rijk met VNG
en Divosa nagaan op welke manieren gemeenten aan individueel maatwerk een invulling
geven opdat gemeenten hun ervaringen met elkaar kunnen delen.
Vraag 13
Welke mogelijkheden ziet u om als (tijdelijke) noodoplossing gebouwen van overheden,
al dan niet in pilotvorm, samen met corporaties te transformeren tot woonruimte bij
leegstand?
Antwoord 13
Met Skills in de Stad, een initiatief van het Rijkvastgoedbedrijf en de Rijksbouwmeester,
waarbij in een aantal pilotgemeenten rijks- of publiek vastgoed wordt ingezet om woonplekken
te bieden voor kwetsbare jongeren, zet het kabinet in op het gebruik van Rijksvastgoed
voor woonruimte.
Het Ministerie van VWS en het Ministerie van BZK stimuleren samen met gemeenten en
betrokken partijen bredere toepassing van goede initiatieven voor wonen met begeleiding,
zonder dat hiervoor nieuwbouw gepleegd hoeft te worden. Daarbij wordt ook in kaart
gebracht in hoeverre gebouwen van overheden (zowel rijksvastgoed als ander publiek
vastgoed) getransformeerd kunnen worden tot woonruimte, conform de motie van Dik-Faber10. Met de vrijstelling in de verhuurderheffing wordt zowel de realisatie van tijdelijke
en flexibele woningen gestimuleerd, zowel in nieuwbouw als voor verbouw van bestaand
vastgoed met een niet-woonfunctie.
Vraag 14
Welke mogelijkheden ziet u om als (tijdelijke) noodoplossing de aangekondigde stimulans
van flexwoningen specifiek in te zetten om in huisvesting van deze groep te voorzien?
Antwoord 14
Flexwonen biedt zeker een oplossing voor mensen die snel huisvesting nodig hebben.
Juist omdat ook locaties zonder een woon-bestemming kunnen worden benut, biedt flexwonen
een optie om snel extra woonruimte te creëren. Gemeenten kunnen er voor kiezen om
de flexwoningen in te zetten voor de huisvesting van zowel (ex) dak- en thuislozen,
als voor andere groepen spoedzoekers op de woningmarkt. Het Rijk wijst (centrum)gemeenten
actief op de mogelijkheden voor Flexwonen. Om de bouw van flexwoningen verder te stimuleren heeft het Rijk de provincies een financiële bijdrage
gegeven, kunnen gemeenten zich aanmelden voor versnellingskamers Flexwonen en staat
per 2 januari 2020 een vrijstelling in de verhuurdersheffing voor de bouw van tijdelijke
en flexibele woningen open.
Vraag 15
Welke (tijdelijke) oplossingen kan de crisis- en herstelwet bieden bij de huisvestingsproblematiek
van economisch daklozen?
Antwoord 15
Via de recent aangepaste Crisis- en herstelwet (Chw) kan voor 15 jaar in plaats van
10 jaar met toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure tijdelijk worden afgeweken
van het bestemmingsplan. Daarmee wordt het gemakkelijker de exploitatietermijn van
tijdelijke en flexibele woningen rendabel te krijgen. De Chw loopt vooruit op de Omgevingswet.
Onder de Omgevingswet kunnen in het omgevingsplan zonder maximale tijdsduur tijdelijke
regels voor activiteiten worden gesteld. Daarmee is op termijn ook een structurele
oplossing voorzien voor een rendabele exploitatietermijn.
Vraag 16
Welke huisvestingsstrategie gaat u samen met woningcorporaties en gemeenten ontwikkelen
om te komen tot een structurele aanpak van de huisvestingsproblematiek van economisch
daklozen? Worden hierin ook de verschillende verantwoordelijkheden en te treffen maatregelen
voor Rijk, gemeenten en woningcorporaties uiteengezet?
Antwoord 16
In het overkoepelende plan van het kabinet voor het terugdringen van dak- en thuisloosheid
zal ik tevens ingaan op mijn aanpak ten aanzien van daklozen die primair een huisvestingsbehoefte
hebben, zonder aanvullende problematiek. Er zijn op dit gebied al positieve ontwikkelingen.
Zo is Aedes, de koepelorganisatie van de woningcorporaties, voornemens om – in samenwerking
met andere partijen als gemeenten – de komende jaren naar verwachting jaarlijks 10.000
flexwoningen te realiseren, waar ook de doelgroep dak- en thuislozen gebruik van kan
maken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.