Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsreactie op het eindrapport van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen, het rapport van de ADR en het Zwartboek (Kamerstuk 31066-613)
2020D11181 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 20 maart 2020 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane voorgelegd over de op
13 maart 2020 door de Staatssecretaris, mede namens de Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, toegezonden brief inzake de kabinetsreactie op het eindrapport
van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen, het rapport van de ADR en het Zwartboek
(Kamerstuk 31 066, nr. 613).
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Inhoudsopgave
Blz.
1.
Inleiding
2
2.
Algemeen
3
3.
Interim-advies Adviescommissie Uitvoering Toeslagen
4
4.
Eindrapport van de AUT
6
5.
Aanvullende maatregelen
14
6.
Structurele veranderingen in het toeslagenstelsel
15
7.
ADR-rapport
17
8.
Zwartboek
23
9.
Financiële gevolgen
23
10.
Overig
24
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de beide rapporten en danken
de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen (AUT) en de Auditdienst Rijk (ADR) voor de
beide rapportages. De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van de rapporten
verschillende vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie van de PVV hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsreactie
op het eindrapport van de AUT, het rapport van ADR en het Zwartboek. Deze leden hebben
enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Staatssecretaris met de kabinetsreactie op het eindrapport van de AUT, het rapport
van de ADR en het Zwartboek. Deze leden maken graag van de gelegenheid gebruik om
hierover nog enkele vragen te stellen, al hadden zij het gezien het grote belang van
dit onderwerp zorgvuldiger gevonden om eerst de ADR en de AUT te horen en dan de kabinetsreactie
te behandelen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de kabinetsreactie
op de rapporten van de AUT, de ADR en het Zwartboek. Deze leden verwelkomen de ruime
omarming door het kabinet van de conclusies en aanbevelingen van de AUT. Deze leden
waarderen de inspanningen en maatregelen van het kabinet om het maximale te doen om
gedupeerde ouders te helpen, zowel door ouders die slachtoffer zijn van vooringenomen
handelen door de overheid als ouders die getroffen zijn door de – weliswaar correct
toegepaste – strenge alles-of-niets regelgeving met betrekking tot de kinderopvangtoeslag.
Daar hebben de getroffen ouders recht op. Deze leden kijken uit naar de reactie van
het kabinet op het onderzoek naar verbeterpunten binnen het toeslagenstelsel en de
onderzoeken naar mogelijkheden om het huidige toeslagenstelsel af te schaffen en te
vervangen. Deze leden hebben nog een aantal vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsreactie
op het eindrapport van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen, het rapport van de
ADR en het Zwartboek.
De leden van de SP-fractie hebben met veel interesse kennis genomen van de kabinetsreactie
en vinden het terecht dat de Staatssecretaris de verjaringstermijn doorbreekt. Het
is ook goed te lezen dat er een zorgvuldige operatie richting de ouders wordt opgebouwd
en dat er een aparte projectorganisatie komt voor de herbeoordeling van de dossiers
en toekenningen van ouders. Over de uitwerking zijn nog vele vragen, zeker ook bij
ouders.
2. Algemeen
De leden van de fractie van de PVV lezen dat de aanbevelingen van de AUT en de overige
maatregelen pas het begin van het herstel van vertrouwen zijn (bladzijde 2 kabinetsreactie).
Welke aanvullende maatregelen worden op dit moment overwogen?
Heeft de Staatssecretaris al een indicatie van de daarmee gemoeid gaande kosten?
Voorts haalt de Staatssecretaris aan dat het een langdurig traject betreft waarbij
vooral de daden op het gebied van klantgerichte dienstverlening en wijziging van de
regeling tellen (bladzijde 2 kabinetsreactie).
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris een indicatie kan geven
van de tijdspanne van dit langdurige traject.
Hoe is de Staatssecretaris voornemens de klantgerichte dienstverlening te verbeteren,
buiten de in kabinetsreactie genoemde maatregel om?
Wat bedoelt de Staatssecretaris precies met een wijziging van de regeling?
Doelt de Staatssecretaris hiermee op een volledig nieuw toeslagenstelsel of betreft
het wetswijzigingen van de huidige wet voor de kinderopvangtoeslag, zoals verderop
in het schrijven wordt geschetst?
De leden van de PVV-fractie vragen wanneer de voortgangsrapportage verwacht kan worden
omtrent de afgeronde en nog openstaande moties en toezeggingen op het terrein van
toeslagen (bladzijde 3, kabinetsreactie)?
De leden van de SP-fractie vroegen zich in de afgelopen dagen af of de situatie rond
het coronavirus zou betekenen dat de geplande uitvoering stil zou komen te liggen.
Op 19 maart 2020 hebben vele ouders een brief ontvangen voor de webinars die in de
plaats komen van bijeenkomsten en dat is zeer positief.
De leden van de SP-fractie begrijpen dat het een tijd zal vergen om de hersteloperatie
helemaal af te ronden. Zij vragen de Staatssecretaris de Kamer op de hoogte te houden
van de voortgang, ook van zaken die nog ingesteld of onderzocht moeten worden. Tevens
zijn zij benieuwd naar hoe gedupeerden op de hoogte worden gehouden van de voortgang.
De leden van de SP-fractie betreuren het onderscheid dat de Staatssecretaris overneemt
van de AUT tussen ouders die in het «reguliere» toezicht hard en disproportioneel
getroffen zijn en ouders die via groepsgewijs onderzoek in de problemen zijn gekomen.
Zoals de AUT onder paragraaf 5.5 constateert «dat in de werkwijze van Toeslagen het
gevaar van institutionele vooringenomenheid steeds op de loer ligt, vanwege de vertaling
van signalen, risico’s en vermoedens in onderscheiden werkprocessen», constateren
de leden van de SP-fractie – mede op basis van het meldpunt en contacten met ouders –
dat er materieel geen verschil zit tussen ouders die naar aanleiding van een CAF-onderzoek
in grote problemen zijn gekomen en ouders die door «regulier» toezicht in de problemen
zijn gekomen. Zowel de ADR als de AUT wijzen erop dat de werkwijze door Toeslagen
hetzelfde is; zelfde werkinstructies, zelfde behandelteam (IST of fraudeteam); ook
het uitvragen van gegeven en die of onvoldoende beoordelen of kwijtraken. De leden
van de SP-fractie willen de Staatssecretaris vragen of het mogelijk is om de hardheidsclausule
in te zetten voor gezinnen die langdurig in armoede zijn geraakt, waarbij jarenlang
loonbeslag en verrekenen van toeslagen leidden tot andere schulden, waarbij ouders
en kinderen beschadigd zijn geraakt in hun vertrouwen in de overheid én zeer in hun
gevoel van eigenwaarde zijn aangetast, die hun huis verloren door huurschulden of
gedwongen verkoop, van wie beslag werd gelegd op de inboedel en auto vanwege de Toeslagenschuld?
Wat de aanleiding was voor het «uitpikken» van deze ouders – dan wel groepsgewijs,
dan wel «regulier» – het resultaat was vergelijkbaar schrijnend. En in vele gevallen
van «regulier» toezicht is de Belastingdienst/Toeslagen niet in staat om aan te geven
waarom deze ouders onder de kwalificatie «opzet grove schuld» (OGS) zijn gaan vallen.
De leden van de SP-fractie zien via het meldpunt duidelijk verschil tussen mensen
die terug moesten betalen en dit konden in twee jaar, en zij die terug moesten betalen
maar dat niet in twee jaar konden. Zij hebben echte immateriële schade opgelopen.
Daar waar de eerste groep financieel tekort is gedaan door de werkwijze en de «hardheid»
van de regeling.
De leden van de SP-fractie zijn echt geschokt dat zowel de AUT, de ADR, als de Staatssecretaris
blijven aangeven dat het beleid, de druk en de wil om fraude aan te pakken, gelegen
was in druk vanuit de media en samenleving. Bij de presentatie zei de heer Donner,
voorzitter van de AUT, letterlijk dat er een kans was om de hardheid van het in één
keer alles terugvorderen vervloog, omdat er een «schandaal» in de media kwam. Dat
hij hierbij expres naar RTL-nieuws keek, was ronduit stuitend. Kan de Staatssecretaris
ingaan op hoe zij dit beoordeelt? Kan de Staatssecretaris er ook op ingaan hoe zij
het beoordeelt dat politieke besluiten niet worden genomen omdat er in de actualiteit
iets verschijnt? Is het niet zorgelijk dat blijkbaar de ambtelijke en de politieke
top van een ministerie zich door media laten leiden en dat daardoor politieke besluiten
die mensen moeten beschermen tegen de willekeur of hardheid van de overheid niet genomen
worden? Erkent de Staatssecretaris dat het vreemd is dat het memo dat de toenmalige
Staatssecretaris van Financiën wél gezien en becommentarieerd heeft (zoals ook in
het Wob-verzoek te vinden is), maar dat de toenmalig Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid het memo niet ontvangen heeft? Het is toch ondenkbaar dat dit op zo
een hoog politiek niveau is aangekaart, maar is «blijven liggen»? Welk besluit is
er genomen over het memo en speelde daar inderdaad nieuws mee? Erkent de Staatssecretaris
dat het van belang is om dit te weten? Als hier geen helderheid over komt, dan blijft
de zwarte piet geschoven worden naar ofwel de media (die gewoon hun werk doen), ofwel
het parlement (dat gewoon haar controlerende taak uitoefent), terwijl er een besluit
over genomen is op het ministerie of de ministeries. De leden van de SP-fractie vinden
het niet bijdragen aan het herstel van vertrouwen als dit niet wordt opgehelderd.
3. Interim-advies Adviescommissie Uitvoering Toeslagen
De leden van de VVD-fractie lezen dat de AUT schrijft dat ouders in de Combiteam Aanpak
Facilitators (CAF) 11-zaak gecompenseerd zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven of
alle ouders inmiddels compensatie hebben ontvangen? Zo nee, hoeveel ouders niet en
waarom niet? En wanneer hebben ook deze ouders de compensatie ontvangen? Wanneer is
de Belastingdienst voornemens de definitieve herstelbeschikkingen te sturen?
De leden van de fractie van de PVV lezen dat, naast de geadviseerde compensatie, nog
aanvullend gecompenseerd kan worden te weten voor:
– eventuele schade door gedwongen verkoop van bezittingen;
– op aanvraag eenmalige compensatie indien uitbetaling van de compensatieregeling als
gevolg heeft dat de vermogensgrens bij toeslagen wordt overschreden;
– mogelijke effecten in box 3.
In beginsel kwamen deze compensatieposten allen terug in de Vooraankondiging compensatie
CAF 111
Slechts 77 personen hebben op de vooraankondigingsbrief gereageerd (bladzijde 4 van
de kabinetsreactie).
Is de conclusie gerechtvaardigd dat maximaal 77 personen op enigerlei wijze extra
zijn gecompenseerd enkel omdat zij hebben gereageerd op de vooraankondiging?
Hoe weet de Staatssecretaris bij de CAF 11-ouders of deze als rechtstreeks gevolg
gedwongen waren tot de verkoop van bezittingen? Hoe hebben die ouders dat moeten aantonen?
Zijn er CAF 11-ouders die wel noodgedwongen bezittingen hebben verkocht maar hier
desondanks geen schade door hebben ondervonden? Hoe is (het gebrek aan) schade vastgesteld?
Welke kosten zijn gemoeid met enkel de compensatie voor de gedwongen verkoop?
Waarom is de eenmalige compensatie enkel op aanvraag?
Is er met betrokkenen (telefonisch) contact opgenomen om deze compensatie toe te lichten?
Zijn er CAF 11-ouders waar het recht op toeslag is vervallen in 2020 ten gevolge van
overschrijding van de vermogensgrens? En zo ja, is dat een rechtstreeks gevolg van
het niet reageren op de vooraankondigingsbrief?
Welke kosten zijn gemoeid met deze eenmalige compensatie?
Welke kosten zijn er gemoeid met de extra box 3 compensatie?
De leden van de fractie van de PVV lezen dat 287 ouders recht hadden op compensatie
en dat daarvan 282 ouders reeds de compensatie hebben ontvangen tegen een totaalbedrag
van € 4.232.503.
Omvat dit bedrag tevens de eerder genoemde eventueel aanvullende compensatie(s)?
Hoeveel bedroegen de uitvoeringskosten om alle compensaties te bewerkstelligen?
Zijn de betreffende ouders naar hun tevredenheid gecompenseerd, of weet de Staatssecretaris
dat nog niet? Kortom, heeft de Staatssecretaris al reactie gehad van ouders?
Hoeveel bezwaren verwacht de Staatssecretaris mogelijk te ontvangen tegen de definitieve
compensatiebeschikkingen?
Hebben de resterende vijf ouders inmiddels tevens de compensatie ontvangen?
De leden van de fractie van de PVV lezen dat 22 ouders bericht hebben gehad dat zij
niet gecompenseerd zouden worden. Hoeveel van deze ouders hadden evident geen recht
op kinderopvangtoeslag?
De leden van de PVV-fractie brengen naar voren dat de Staatssecretaris aangeeft dat
zij het mogelijk gaat maken om ouders in schrijnende gevallen aanvullend te compenseren.
Extra compensatie impliceert dat de huidige (aanvullende) compensaties niet voldoende
zijn. Hoeveel schrijnende gevallen verwacht de Staatssecretaris aan te treffen?
Wanneer is er sprake van een schrijnend geval?
Wanneer weet de Staatssecretaris of iemand voldoet aan de definitie: schrijnend geval?
Hoe kunnen ouders weten of zij kwalificeren als schrijnend geval?
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris om van de 22 CAF 11-ouders
die geen recht hadden op compensatie per geval te specificeren wat de reden was dat
er geen recht op compensatie bestond. Hoeveel van deze ouders hebben op de vooraankondiging
gereageerd?
De leden van de SP-fractie zouden graag willen weten hoe de aanvulling op de compensatieregeling
en de forfaitaire bedragen vormgegeven wordt door de onafhankelijke commissie. Gaat
zij zelf haar werkwijze bepalen? Is die werkwijze toetsbaar en transparant?
4. Eindrapport van de AUT
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris aan te geven wanneer de hardheidsclausule
aan de Kamer wordt voorgelegd. Op welke wijze worden ouders geïnformeerd over de werking
en de vormgeving van de hardheidsclausule? De leden van de VVD-fractie vragen naar
de uitwerking en reikwijdte van deze hardheidsclausule. De leden van de VVD-fractie
willen hierbij wel benadrukken dat het kabinet nu, gezien de urgentie, vooral de aandacht
moet richten op de uitwerking van de regeling.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet de grens met het minimale bedrag
waarbij ouders voor herziening of reparatie in aanmerking kunnen komen flink heeft
verlaagd. De leden van de VVD-fractie ondersteunen deze keuze van harte. Kan de Staatssecretaris
deze gerechtvaardigde keuze ook onderbouwen in een aantal concrete voorbeelden?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven hoe er wordt
omgegaan met de situatie als zowel Toeslagen als de ouder(s) niet over de benodigde
informatie beschikken (over bijvoorbeeld de periode 2005 t/m 2009). Welke mogelijkheden
zijn er voor ouders om alsnog in aanmerking te komen?
De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport van de Adviescommissie Uitvoering
Toeslagen over het IBO- deelrapport 1 «Eenvoud of maatwerk: uitruilen binnen het bestaande
toeslagenstelsel». Deze leden vragen wanneer het kabinet een reactie met de Kamer
deelt op dit deelrapport.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de AUT in paragraaf 2.2 uitvoerig ingaat op
de kinderopvangtoeslag bij potentieel schrijnende gevallen. Kan de Staatssecretaris
reflecteren op deze paragraaf en specifiek op de passages «de schrijnende gevallen
van handhaving ...... waarin KOT werd uitgekeerd» (p. 17 & 18)? Wat zijn voor de Staatssecretaris
aanvullende acties die zij op dit punt gaat doorvoeren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de AUT in haar rapport stelt dat de informatie
qua aantallen van groepsgrootte en persoonlijke informatie achteraf moest worden bijgesteld
of handmatig moest worden afgeleid uit dossiers omdat er weer nieuwe cijfers en informatie
beschikbaar kwamen. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren en aangeven welke stappen
en acties zij wil ondernemen op de korte en lange termijn om dit te verbeteren? Wanneer
wordt gestart met deze acties?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de AUT een aantal criteria hanteert voor een
individuele beoordeling. Zijn deze vijf criteria uitputtend of zijn er bij nader inzien
of naar aanleiding van aanvullende informatie nog andere criteria die in acht genomen
dienen te worden? Zo ja, welke zijn dit en waarom? Zo nee, hoe is de Staatssecretaris
ervan overtuigd dat deze vijf criteria uitputtend zijn?
De leden van de PVV-fractie constateren dat het een groep betreft van mogelijk meer
dan 3.000 ouders.
Hoeveel groter verwacht de Staatssecretaris dat deze groep is?
De leden van de PVV-fractie brengen naar voren dat de Staatssecretaris aangeeft de
door de AUT voorgestelde werkwijze volledig over te nemen (bladzijde 6). Na beoordeling
door Toeslagen (is dat niet een beetje de slager die zijn eigen vlees keurt?) en eventueel
de Commissie van Wijzen worden de betrokken ouders op de hoogte gebracht dat zij mogelijk
recht hebben op compensatie. Hierop volgend moeten de ouders zelf een daartoe strekkende
aanvraag indienen, waarbij ze actief ondersteund moeten worden. Waarom moeten de ouders
zelf een daartoe strekkende aanvraag indienen?
Door wie worden de ouders actief ondersteund? Door Toeslagen?
De leden van de PVV-fractie constateren dat daarnaast ouders die voorkomen in een
CAF-dossier waarvan door Toeslagen niet wordt vastgesteld dat de aanpak vergelijkbaar
is aan CAF 11 maar wel menen op vergelijkbare, institutioneel vooringenomen wijze
te zijn behandeld, zichzelf kunnen melden met bewijsstukken.
Hoe weten ouders of ze wel of niet op vergelijkbare, institutioneel vooringenomen
wijze zijn behandeld?
Wat constitueert als afdoende bewijs in dit kader c.q. hoe kan men dit aantonen?
De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om hier tevens nader in
te gaan op vragen over berichtgeving van Follow The Money over de toeslagenaffaire2. Een en ander om het stellen van dubbele vragen te voorkomen.
De leden van de PVV-fractie noemen dat de Staatssecretaris aangeeft dat de AUT terecht
opmerkt dat het merendeel van de ouders, die zich inmiddels bij Toeslagen of bij andere
organisaties hebben gemeld, niet getroffen is door excessieve handhaving door Toeslagen,
maar geconfronteerd is met de harde gevolgen van reguliere en precieze uitvoering
van de regeling.
Kan de Staatssecretaris aangeven of en zo ja hoe uniek het is dat, op basis van onder
meer gewijzigde jurisprudentie, in beginsel strikt gehanteerde wetgeving met terugwerkende
kracht (gedeeltelijk) ongedaan wordt gemaakt?
Voor zover het hier een unieke situatie betreft, vreest de Staatssecretaris niet voor
precedentwerking naar andere wet- en regelgeving? Zo nee, waarom niet? Zou de Staatssecretaris
in dit kader ook nader willen ingaan op de mogelijkheid van een herzieningsbevoegdheid
die het mogelijk maakt om onherroepelijk geworden besluiten te verruimen (tot vijf
jaar in het verleden)?
De leden van de PVV-fractie noemen dat de Staatssecretaris aangeeft op zo kort mogelijke
termijn een wetsvoorstel voor te bereiden. Wat is op een zo kort mogelijke termijn,
is dat nog voor de zomer?
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten wat globaal
wordt verstaan onder disproportionele beslissingen.
De leden van de PVV-fractie vragen of de conclusie terecht is dat ouders die onder
de hardheidsregeling vallen in de praktijk niet anders behandeld zullen worden dan
ouders waarbij een herziening van het besluit plaats zal vinden.
De leden van de PVV-fractie noemen dat de Staatssecretaris voorts aangeeft dat een
afbakening in de zin van algemene eisen en criteria die vervolgens eenvoudig kunnen
worden toegepast niet mogelijk zal zijn (bladzijde 8).
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe willekeur wordt voorkomen bij een gebrek aan
een dergelijke afbakening? Hoe is de Staatssecretaris van plan om te gaan met ouders
die zich wellicht over enkele jaren nog melden in dit kader?
De leden van de PVV-fractie noemen dat de Staatssecretaris een voorbeeld aanhaalt
van ouders die de dupe geworden zijn van malafide kinderopvangorganisaties (bladzijde
9).
Hoeveel malafide kinderopvangorganisaties zijn er in Nederland, voor zover bekend?
Zijn deze malafide kinderopvangorganisaties inmiddels gesloten? Zo nee, waarom niet?
Waaruit bestonden de gedragingen van de malafide kinderopvangorganisaties?
Vallen onder deze malafide kinderopvangorganisaties tevens de kinderopvangorganisaties
die de eigen bijdrage voor de ouders voldeden?
De leden van de PVV-fractie noemen dat de Staatssecretaris aangeeft nader te kijken
of geconstateerde formele tekortkomingen, zoals het ontbreken van een handtekening,
ook kan leiden tot matiging van de terugvordering.
Is de Staatssecretaris van mening dat een dergelijke formele tekortkoming zwaarder
weegt dan bijvoorbeeld het (gedeeltelijk) niet betalen van de eigen bijdrage? Zo ja,
waarom dit onderscheid?
De leden van de PVV-fractie noemen dat de Staatssecretaris aangeeft dat het onontkoombaar
is dat ouders die menen in aanmerking te komen voor reparatie zich moeten melden.
Voorts geeft de Staatssecretaris aan dat zij voor iedereen die recht heeft op compensatie
het mogelijk gaat maken om zich te melden. Daarvoor wil de Staatssecretaris een laagdrempelige,
toegankelijke voorziening treffen. Dit zal zowel digitaal (een internetloket) als
fysiek (balies) of telefonisch zijn (bladzijde 9).
Hoe gaat de Staatssecretaris iedereen die recht heeft op compensatie wijzen op het
bestaan van deze voorzieningen?
Krijgt iedereen die recht heeft op compensatie een uitnodiging om zich te melden?
Hoe stelt de Staatssecretaris in dit kader vast wie recht heeft op compensatie en
wie niet?
Heeft de Staatssecretaris er vertrouwen in dat Toeslagen in alle objectiviteit kan
vaststellen of er in individuele gevallen sprake is geweest van onredelijke hardheid
van het toeslagenstelsel? Zo ja, waar baseert de Staatssecretaris dat vertrouwen op?
Waarom moeten ouders die met herziening of reparatie niet geholpen zijn en menen in
een bijzondere, schrijnende situatie te zitten zich opnieuw melden bij diezelfde Toeslagen?
Gaat Toeslagen dan nogmaals haar eigen conclusie, dat de ouder geen recht heeft op
herziening of reparatie, tegen het licht houden?
Acht de Staatssecretaris het niet praktischer om direct vast te stellen of er sprake
is van een schrijnend geval?
De leden van de PVV-fractie merken op dat de Staatssecretaris het niet ondenkbaar
acht dat noch Toeslagen noch de ouders beschikken over de benodigde documenten c.q.
informatie over de jaren 2005 tot en met 2009 (bladzijde 10).
Hoe gaat de Staatssecretaris in dit kader voorkomen dat er een welles-nietes discussie
ontstaat?
Hoeveel extra (structurele) capaciteit acht de Staatssecretaris nodig voor de uitvoerbaarheid
bij Toeslagen?
De leden van de CDA-fractie merken op dat het proces hoe uiteindelijk wordt bepaald
of een zaak vergelijkbaar is met CAF 11 en hoe de ouders zelf de compensatie moeten
aanvragen nogal ingewikkeld is. Hoe wordt voorkomen dat ouders niet opnieuw in een
enorme administratieve chaos terechtkomen? Op welke wijze wordt er duidelijk naar
de ouders gecommuniceerd? Waarom wordt door Toeslagen bepaald of sprake is van vooringenomen
behandeling? Is het niet veel logischer om alle ouders die in CAF-zaken zitten te
informeren en de selectie te laten plaatsvinden op afstand van toeslagen? In welke
gevallen doet de Commissie van Wijzen een uitspraak?
Toeslagen moet gaan beoordelen of «in een dossier sprake is van vooringenomen behandeling».
Is dit een individuele afweging of wordt dit per CAF als geheel beoordeeld?
Het is de leden van de CDA-fractie niet duidelijk wat er gebeurt als Toeslagen van
mening is dat niet vooringenomen is gehandeld. Hoe verloopt het proces dan verder?
De AUT is van mening dat eventuele compensatie slechts op aanvraag van de betrokken
toeslaggerechtigde in behandeling dient te worden genomen. Als redenen worden genoemd
dat het zo kan zijn dat iemand er niet op zit te wachten dat zijn dossier weer wordt
geopend of dat een eenmalige uitkering mogelijk nadelige gevolgen voor hem heeft.
De commissie meent dat moet worden voorkomen dat ongevraagd jegens een burger beslissingen
worden genomen. De leden van de CDA-fractie snappen dit juridische argument, maar
betwijfelen of dit door betrokkenen ook zo gevoeld wordt. Het gaat immers niet over
het heropenen van het dossier, maar om een mogelijke terugbetaling. De uitkomst kan
dus alleen positief zijn voor ouders. Juridisch mag het logisch zijn dat er om de
herziening moet worden verzocht, maar ouders krijgen een brief dat Toeslagen van mening
is dat de Belastingdienst eerder vooringenomen heeft gehandeld en dan is het apart
dat je eerst nog een verzoek moet indienen voordat iemand die onjuiste handelwijze
rechtzet. Deze leden constateren bovendien dat het echt om uitzonderingsgevallen gaat
als de negatieve gevolgen van de uitkering groter zijn dan die uitkering zelf. De
leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris daarom om niet alleen de juridische
argumenten te wegen, maar ook mee te wegen wat voor de ouders het meest vriendelijk
is.
De leden van de CDA-fractie achten het zeer wenselijk dat het disproportionele alles-of-niets-karakter
van de kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht wordt hersteld in ieder geval
voor vijf jaar en middels een hardheidsclausule voor langer terug. Op welke wijze
wordt beoordeeld of ouders zijn geconfronteerd met een disproportioneel hoge terugvordering?
Er zijn immers ook ouders die überhaupt niet weten waarom de kinderopvangtoeslag is
teruggevorderd en zelfs gevallen waarin Toeslagen dat niet weet of er geen dossier
is gevonden.
De leden van de CDA-fractie constateren dat er geen verschil wordt gemaakt tussen
ouders waarbij de terugvordering de afgelopen vijf jaar of langer terug heeft plaatsgevonden
qua terug te betalen bedrag. Welk bedrag ontvangen deze ouders? Als een ouder geen
eigen bijdrage betaalt heeft, bijvoorbeeld omdat de opvang die nooit in rekening heeft
gebracht, wordt dan de totale toeslag minus de totale eigen bijdragen plus de in rekening
gebrachte invorderingsrente aan de ouder terugbetaald?
De leden van de CDA-fractie achten het zeer correct dat er geen grens van € 10.000
terug te betalen per berekeningsjaar wordt gehanteerd. De kinderopvangtoeslag mag
dan afhankelijk zijn van het inkomen, maar deze toeslag is nog van meer factoren afhankelijk,
zoals het aantal kinderen, waardoor het hanteren van een hoge grens ertoe leidt dat
veel ouders met een onterechte rekening blijven zitten. Het bedrag in een jaar kan
immers ook lager zijn, omdat de toeslag gedurende dat jaar is stopgezet door Toeslagen.
Vanuit het principe van rechtvaardigheid is een grens van € 1.500 nog steeds niet
te billijken. Kan de Staatssecretaris motiveren waarom dat toch nodig is?
De leden van de CDA-fractie maken uit de brief op dat de ouders die zijn geconfronteerd
met een disproportionele terugvordering alleen het disproportionele deel van het bedrag
terugkrijgen en geen andere compensatie. Er zijn echter ook in deze groep ouders die
gevolgschade hebben ondervonden, bijvoorbeeld omdat zij geen betalingsregeling kregen,
omdat zij als fraudeur werden aangemerkt. Kunnen ook ouders in deze groep in aanmerking
komen voor een vorm van schadevergoeding?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de adviezen van de AUT om het
vermogen te versterken om fouten en processen die misgaan te signaleren en te herstellen.
Deze leden vragen op welke wijze deze signalen, bijvoorbeeld als de uitvoering opmerkt
dat wet- en regelgeving te hard en onrechtvaardig uitpakt, eerder en structureler
bij de Kamer onder de aandacht gebracht kunnen worden. De leden van de D66-fractie
vinden het daarbij zorgelijk en onbegrijpelijk dat de signalen van de Belastingdienst
in 2014 over het ongewenste alles-of-niets-karakter van toeslagen zijn verzand in
de contacten tussen het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid. Deze leden zijn van mening dat veel leed voorkomen had kunnen
worden als deze signalen toen serieus waren opgepakt en bijvoorbeeld met de Kamer
waren gedeeld. Voor deze leden is het nog steeds niet helder in hoeverre de verantwoordelijke
bewindspersonen destijds nu wel of niet op de hoogte waren van deze signalen en waarom
deze bewindspersonen toen niet hebben ingegrepen. Zo lezen deze leden dat destijds
is toegezegd dat de beschreven problematiek en de door de Belastingdienst voorgestelde
oplossingsrichting aan de Minister van SZW zou worden voorgelegd. Ook lezen deze leden
dat een terugkoppeling van een expertmeeting over de problematiek bij het terugvorderen
van de kinderopvangtoeslag voor de bewindspersonen van SZW is verwerkt in een zogenoemd
Ministerstafbericht. Is het aannemelijk dat de politieke top met deze problematiek
bekend was of bekend had moeten zijn? De leden van de D66-fractie vragen om de desbetreffende
Ministerstafnotitie, daar waar het gaat om de terugkoppeling over deze expertmeeting,
met de Kamer te delen, of expliciet aan te geven welk document in de Wob-stukken de
desbetreffende Ministerstafnotitie behelst. Het moet naar het oordeel van deze leden
volledig duidelijk worden hoe dit signaal heeft kunnen verzanden en ook niet politiek
is opgepakt. Breder heeft de D66-fractie daarom reeds tijdens het debat van 4 december
2019 navraag gedaan en van de Staatssecretaris van Financiën de toezegging gekregen
dat preciezer zou worden uitgezocht hoe dit heeft kunnen gebeuren. Ook heeft de Commissie
Financiën een uitgebreide lijst met feitelijke vragen aan het kabinet verstuurd. Daarnaast
heeft de commissie SZW verzocht om alle documenten naar de Kamer te sturen waarmee
de bewindspersonen van SZW in de periode van 2012–2015 zijn geïnformeerd over de aanpak
van fraude, hardheid en het alles-of-niets-karakter van de regeling, het verzoek om
alle documenten voor en/of verslagen van gesprekken binnen en/of tussen de Ministeries
van Financiën en SZW over de aanpak van fraude, hardheid en het alles-of-niets-karakter
van de regeling naar de Kamer te sturen, en het verzoek om alle interne documenten
(dus van alle ministeries) te sturen die betrekking hebben op waarschuwingen van ambtenaren
over het strenge beleid rondom kinderopvangtoeslagen of die betrekking hebben op suggesties
van ambtenaren voor proportioneel terugvorderen.
De leden van de D66-fractie ondersteunen de inzet van het kabinet om te waarborgen
dat gedupeerde ouders in kwetsbare groepen zonder belemmeringen in aanmerking kunnen
komen voor deze regeling. Deze leden lezen dat deze argumentatie ten grondslag ligt
aan de keuze voor de verlaging van de grens voor het minimale bedrag waarbij ouders
voor herziening of reparatie in aanmerking kunnen komen. Deze leden vragen om nader
toe te lichten hoe gekomen is tot de grens van € 1.500, welke overwegingen daarbij
een rol spelen en hoe er wordt omgegaan met grensgevallen of situaties waar ouders
meerdere jaren net onder deze grens vallen maar bij elkaar opgeteld toch te kampen
hebben gehad met een groot bedrag aan terugvorderingen. Deze leden lezen dat het kabinet
de persoonlijke betalingsregeling breder toegankelijk willen maken. Deze leden vragen
waarom destijds gekozen is voor het verhogen van de grens voor een persoonlijke betalingsregeling
naar € 10.000 en niet is vast gehouden aan € 1.500.
De leden van de D66-fractie vragen om een schatting van de gemiddelde verwachte duur
waarbinnen een gedupeerde ouder of gedupeerde ouders de compensatie of financiële
reparatie zal of zullen ontvangen. Deze leden vragen op welke wijze de crisisorganisatie
erop is gericht dat de zwaarste gedupeerden als eerste worden geholpen. Hoe vindt
deze triage plaats? De leden van de D66-fractie vragen naar de actuele ontwikkelingen
in de capaciteit van de Belastingdienst en de projectorganisatie om dit traject snel
op te pakken en af te ronden. Deze leden vragen in hoeverre het aantrekken van expertise,
bijvoorbeeld van andere organisaties die veel ervaring hebben met persoonlijke dienstverlening
en reparaties, is gevorderd. Deze leden vragen hoe de Kamer wordt geïnformeerd over
de voortgang, bijvoorbeeld over het aantal gedupeerden dat compensatie of financiële
reparatie heeft ontvangen.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat het kabinet de komende
tijd uit zichzelf alleen gaat kijken naar de CAF-zaken die waarschijnlijk of mogelijk
vergelijkbaar waren met CAF 11 (1.800 ouders)? Wat gebeurt er als een van de overige
9.000 CAF-ouders zich meldt en succesvol blijkt te zijn (recht heeft op compensatie)?
Worden alle andere ouders in hetzelfde CAF-dossier dan ook geïnformeerd?
De leden van de fractie van GroenLinks waarom een hoog percentage van «afgewezen aanspraken»
(in combinatie met een hoog percentage «zachte stop») een criterium is in plaats van
een laag percentage «afgewezen aanspraken»? Is het niet zo dat een laag percentage
«afgewezen aanspraken» wijst op een groepsgewijze behandeling (vanwege het hoge percentage
«zachte stop») waarbij mensen onterecht zijn benadeeld (blijkens het lage percentage
«afgewezen aanspraken»)?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat de eventuele nadelen zijn voor ouders
om compensatie aan te vragen. In hoeverre worden ouders hierover geïnformeerd?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat ouders zich slechts
voor een van de twee regelingen kunnen melden.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen in hoeverre ouders de komende tijd geïnformeerd
gaan worden over de reden van terugvordering waarmee zij geconfronteerd zijn.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de Staatssecretaris in staat is om
het CAF-bestand alsnog volledig in te vullen zodat iedere individuele CAF-zaak goed
beoordeeld kan worden voor eventuele compensatie? Hoeveel extra tijd zou het kosten
om dit voor alle 9.402 CAF-ouders te doen?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe de reparatie van oudere besluiten
op basis van de hardheidsregeling er in de praktijk uit komen te zien bijvoorbeeld
voor een situatie uit 2008. Klopt het dat de Belastingdienst over dit jaar geen gegevens
meer heeft? In hoeverre kan van ouders verwacht worden dat zij over een volledige
administratie van meer dan tien jaar geleden beschikken?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoeveel extra ouders in aanmerking kunnen
komen voor compensatie nu het drempelbedrag niet € 10.000 (90.000 personen) maar € 1.500
bedraagt? Hoeveel extra vertraging gaat het proces hierdoor oplopen? Welke inkomensgroepen
worden geholpen door het drempelbedrag naar € 1.500 te verlagen?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe het kabinet er concreet voor gaat
zorgen dat de ouders die het hardst getroffen zijn het eerst geholpen gaan worden?
Komen ouders die meer dan € 10.000 zijn misgelopen het eerst aan de beurt?
De leden van de SP-fractie hebben het rapport van de AUT met interesse gelezen en
hebben over het rapport en naar aanleiding van het onderzoek dat de adviescommissie
kon doen nog vele vragen.
Deze leden hebben allereerst veel vragen over de genoemde cijfers en vragen of het
mogelijk is om meer inzicht te geven in de 90.000 mensen die meer dan 10.000 euroterug
moesten betalen aan toeslagschuld. Hoeveel vielen hiervan onder OGS en onder welke
aanleiding voor OGS? Hoe is het aantal opgebouwd als je kijkt naar meer dan 20.000
euro, meer dan 30.000 euro, meer dan 40.000 euroen zo door tot 100.000 euro? Is daarbij
ook aan te geven hoeveel van die schulden nog open staan? Is daarbij ook aan te geven
hoe lang die schuld al bestaat?
De leden van de SP-fractie hebben de indruk dat de AUT op basis van de aantallen en
bedragen een analyse heeft gemaakt. Heeft de commissie ook dossiers ingezien of ouders
gesproken?
Voorts zouden de SP-leden graag de inventarislijst willen hebben van de documenten
waarover de AUT heeft beschikt gedurende het onderzoek? Heeft de commissie ook gegevens
opgevraagd die niet zijn gegeven? Zo ja, welke gegevens zijn dat?
De leden van de SP-fractie komen niet helemaal uit de vaststelling dat 22 CAF-dossiers
mogelijk of waarschijnlijk vergelijkbaar zijn. Kunnen die beoordelingscriteria helder
op een rij worden gezet? Kan iemand die denkt te zijn aangepakt onder CAF, maar niet
is geselecteerd door de commissie toch een beroep doen op de compensatieregeling?
Dan dient deze persoon dat wel zelf te bewijzen, dan is het noodzakelijk om de selectiecriteria
te kennen. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan?
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris of de «alles op niets» benadering
in de wetstrajecten van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en
de Wet kinderopvang ook echt zo bedoeld zijn als dat ze zijn uitgepakt. Is daar een
analyse van gemaakt? Zo nee, is de Staatssecretaris bereid die analyse te maken? Deze
leden komen tot deze vraag doordat de commissie erop wijst dat rechtsbescherming primair
samenhangt met de wet. Over de uitvoering van de wet heeft de Raad van State geoordeeld
dat het disproportioneel was. Vanuit het rapport van de ADR weten we dat de OGS-regeling
– opgenomen in de uitvoeringsregeling van de Awir per 1 januari 2006 – bekend was
bij de ambtelijke en politieke top vanaf dat moment. Is de uitwerking van het «alles
of niets» karakter in de wet in combinatie met het harde optreden als iemand OGS werd
verweten inderdaad onderdeel geweest van de wetsgeschiedenis en de interpretatie van
de wet? Of is dit een latere invulling geweest, waarbij gezocht is naar juridische
steun via jurisprudentie? De leden van de SP-fractie vragen hier een uitgebreide reactie
op.
De leden van de SP-fractie vragen waarom de AUT wel kritisch is op het gebruik van
algoritmen die kunnen veranderen door automatische selectie, maar geen uitspraak kan
of wil doen of deze basis voor de risicoselectie mogelijk vooringenomen is geweest.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris om de opbouw van de risicoselectie
aan de Kamer te sturen. En ook de risicogronden die voor de risicomodellen van 2012
werden gebruikt. Het ADR-rapport stipt daar wel iets over aan, dus de leden van de
SP-fractie gaan ervanuit dat de modellen beschikbaar zijn en vragen deze naar de Kamer
te sturen.
De leden van de SP-fractie willen vragen of er naar aanleiding van het advies van
de commissie gekeken wordt naar de cases Appelbloesem, De Parel, maar ook de genoemde
namen op pagina 28 – waaronder Darkom – die van vóór de CAF-aanpak zijn, maar wel
een groepsgewijze aanpak hebben gekend. Kunnen deze ouders zich ook melden voor de
compensatieregeling, of gaan zij vallen onder de herziening? Dat ouders die door te
weinig of geen eigen bijdrage wel herziening kunnen krijgen, dat is positief.
De leden van de SP-fractie stellen vast dat de AUT uitgebreid beschrijft dat de behandeling
van ouders die moeten terugbetalen, helemaal als het onder het oordeel OGS gebeurt,
niet verschilt tussen CAF-ouders en «buiten-CAF». Waarom dan toch het onderscheid
als het gaat om herziening en compensatie? Is de enige reden de inschatting geweest
dat de «kans gering is dat rechter schadevergoeding zal toekennen»? Kan de Staatssecretaris
hierop reageren?
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris hoe zij kijkt naar het harde
oordeel van de AUT over de perverse prikkel in de handhaving, dat zij zelf «een volstrekt
oneigenlijke prikkel» noemt. Toeslagen kon bezuinigingen terugverdienen door toeslagen
terug te vorderen. Is er sprake van geweest dat teams beter werden betaald als zij
«targets» haalden? Werd er gewerkt met bonus/malus als het ging om toeslagen terugvorderen?
Is de Staatssecretaris bereid dit uit te zoeken? Want ondanks dat het een politiek
besluit was van het kabinet Rutte/Asscher om op fraudeonderzoek «zichzelf terug te
laten betalen», kan het geleid hebben tot excessen. Sterker, het kan ertoe leiden
dat de signalen over de disproportionaliteit van het terugvorderen genegeerd zijn
omwille van de opbrengst. Kan de Staatssecretaris hier op reageren, mede omdat zij
in haar reactie stelt dat het merendeel van de ouders niet getroffen is door excessieve
handhaving door Toeslagen, maar door de hardheid van de regeling.
De leden van de SP-fractie beoordelen de conclusie van de AUT dat er geen structurele
problemen zijn bij de Belastingdienst/Toeslagen en de beschrijving van de zorg van
de rechtsbescherming van mensen, als tegenstrijdig. Vanuit de ADR weten we dat er
geen «twee paar ogen principe» werd gehanteerd voor het beoordelen of iemand onder
OGS moest vallen. We lezen over automatische processen, en dat de zogenoemde uitworp
werd bekeken door personen waarbij de behandelaar besliste. Hier zijn zeer grote risico’s
op vooringenomen handelen aanwezig, merken de leden van de SP-fractie op. Natuurlijk
zijn de voorgenomen veranderingen te prijzen en hopelijk werpen ze snel hun vruchten
af voor het verminderen van de kans op institutionele vooringenomenheid, maar de leden
van de SP-fractie vinden het een kwalijke zaak dat de Staatssecretaris de beoordeling
overneemt, terwijl de beschrijvingen zo ernstig zijn. De leden van de SP-fractie vinden
het noodzakelijk dat er echt een duidelijke streep wordt gezet onder het verleden
om weer vooruit te kunnen en vertrouwen op te bouwen. Vergoelijking, of het bagatelliseren
van de ernst van de situatie bij handhaving, vinden de leden van de SP-fractie onterecht
maar ook zorgelijk.
Tot slot willen de leden van de SP-fractie hun zorg uitspreken over het feit dat de
voorzitter van de AUT ten tijde van het maken van de Wet kinderopvang Minister van
Justitie was en ten tijde van vele rechtszaken de vice-president van de Raad van State.
Over de rol van de Raad van State, die over een langere periode het hardvochtige beleid
van de Belastingdienst leek te steunen, wordt met geen woord gesproken in het advies.
Wat is de reactie van de Staatssecretaris op deze zorg?
5. Aanvullende maatregelen
De leden van de VVD-fractie realiseren zich dat de uitbraak van het coronavirus en
de maatregelen die het kabinet heeft afgekondigd ook direct van invloed zijn op de
aanpak zoals nu besproken. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris
om de ouders in de huidige situatie zo goed mogelijk te informeren en prioriteit te
geven aan die mensen die aangeven in schrijnende situatie te zitten? Op welke manier
gaat de Staatssecretaris deze informatiefunctie uitvoeren? Welke stappen heeft de
Staatssecretaris al gezet om de informatiestroom richting de ouders zo goed als mogelijk
in te kunnen vullen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet een aantal concrete acties wil ondernemen
zoals ouderbijeenkomsten, maar ook de fysieke contacten bij de loketten. De uitbraak
van het coronavirus en de daarna afgekondigde maatregelen zetten deze acties in een
ander daglicht. Kan de Staatssecretaris de ouders en de Kamer zo snel als mogelijk
informeren over de verschillende manieren waarop er nu contact moet worden gelegd
met de afdeling Toeslagen? Kan de Staatssecretaris hierbij ook ingaan op de crisisorganisatie
en de gewenste taken waarbij «menselijk» contact nu bemoeilijkt wordt?
De leden van de PVV-fractie merken op dat op korte termijn een brief naar de ouders
gaat die betrokken zijn bij de CAF-onderzoeken en de ouders die zich in de afgelopen
maanden bij Toeslagen gemeld hebben. De brief aan deze ouders bevat ook een uitnodiging
voor (inloop)ouderbijeenkomsten waarvoor zij zich kunnen aanmelden. Vanaf maandag
23 maart worden deze (inloop)ouderbijeenkomsten op verschillende plekken in het land
georganiseerd.
Geldt deze uitnodiging nog met het oog op de uitbraak van het coronavirus en de daarmee
gepaard gaande aanpassingen in het dagelijks leven van ouders?
Zo ja, verwacht de Staatssecretaris dan veel animo? Zo nee, is de annulering duidelijk
gecommuniceerd met de desbetreffende ouders? Wat zijn de eerste resultaten van het
speciale telefoonnummer? Wordt de website (welke?) veel bezocht? Wat zijn de eerste
reacties van koepel- branche- en belangenorganisaties?
De leden van de PVV-fractie wijzen op het volgende citaat uit de kabinetsreactie:
«Deze Gemeenten hebben aangegeven waar mogelijk hulp te willen bieden. Zij zullen
samen met ons een gezamenlijke «voorhoedegroep» vormen waarmee kan worden gestart
en ervaren hoe ondersteuning het beste gerealiseerd kan worden.» Hebben de gemeenten
genoeg capaciteit en financiële middelen om hulp te bieden? Zo niet, is de Staatssecretaris
dan voornemens om daar geld voor beschikbaar te maken?
Wie bedoelt de Staatssecretaris met ons, in bovengenoemde zin? Het kabinet, de Staatssecretarissen,
Toeslagen?
De leden van de D66-fractie kunnen zich voorstellen dat de maatregelen in reactie
op het coronavirus, ook invloed hebben op het uitvoeren van de kabinetsplannen voor
compensatie en reparatie. Zo lezen de leden van de D66-fractie dat het voornemen was
om vanaf 23 maart inloopbijeenkomsten voor ouders te organiseren. Deze leden vragen
op welke manier de ouders nu op de hoogte kunnen worden gebracht en of de Staatssecretaris
voornemens is om deze inloopbijeenkomsten op een later moment te organiseren.
De leden van de D66-fractie zijn blij dat het kabinet samenwerkt met een voorhoedegroep
van gemeenten om ouders zo goed mogelijk te bij te staan en te ondersteunen. Deze
leden vragen hoeveel gemeenten nu deel uitmaken van deze voorhoedegroep. Deze leden
vragen hoe groot de groep van de gemeenten is die wel is benaderd, maar nog geen onderdeel
vormt van deze voorhoedegroep. Deze leden vragen welke redenen gemeenten hier voor
aandragen.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris in hoeverre de compensatie
van ouders vertraging zal oplopen vanwege het coronavirus. Heeft het voor ouders zin
om zich nu al (digitaal) te melden?
De leden van de SP-fractie steunen de uitbreiding die de Staatssecretaris toepast
op het advies van de AUT. Als eerder betoogd, stellen zij vraagtekens bij het verschil
tussen de twee groepen.
De leden van de SP-fractie beoordelen het organiseren van bijeenkomsten als positief
alsmede de casemanager per ouder. Deze leden vragen wie er in de ouder/kindraad zal
komen te zitten en hoe die geselecteerd worden. En wat wordt precies hun taak? Het
zou logisch zijn als zij ook «verslag» kunnen doen, bijvoorbeeld ook aan het parlement.
Hoe ziet de Staatssecretaris dat?
De leden van de SP-fractie vragen wat precies bedoeld wordt dat voor een deel van
de ouders die nu nog vallen onder de pauzeknop geldt dat zij hun schuld kwijtgescholden
zien en dat anderen een betalingsregeling krijgen. Hoe wordt deze selectie precies
gemaakt? En welke gronden voor de selectie gaan gelden?
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris in te gaan op de situatie dat
ouders mogelijk in aanmerking komen voor herziening, maar die geen administratie meer
hebben. Die kunnen ze verloren zijn door huisuitzetting en bij kinderopvangcentra
mogen contracten niet langer bewaard worden dan zeven jaar. Hoe wordt er in deze situaties
gehandeld?
6. Structurele veranderingen in het toeslagenstelsel
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris aan te geven hoe het Verbetertraject
kinderopvangtoeslag uitwerkt in de praktijk. Welke ervaringen zijn reeds opgedaan
met het aanleveren van gegevens en de levering van gegevens door andere organisaties?
Wat wordt er met deze ervaringen gedaan en ziet de Staatssecretaris nog verder stappen
om het verbetertraject in de praktijk te optimaliseren? Kan de Staatssecretaris toelichten
of de uitwerkingen in de praktijk naar tevredenheid zijn? Zo ja, waarom wel? Zo nee,
waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen welke wettelijke stappen het kabinet gaat zetten
om tot een meer menselijkere maat te komen bij de afweging of iemand wel of geen recht
heeft op kinderopvangtoeslag.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de AUT in de eerste plaats concludeert
dat de penibele rechtspositie van toeslaggerechtigden niet zozeer werd bepaald door
de mogelijkheid om genomen besluiten te doen toetsen (de rechtsbescherming) maar door
de werking van het toeslagenstelsel zelf. Jurisprudentie heeft bepaalde knelpunten
weggenomen, aldus de AUT, waardoor het niet noodzakelijk is om direct tot wijziging
van het wettelijk stelsel over te gaan. De Staatssecretaris deelt deze mening (blz. 11).
De AUT kwam tevens tot de conclusie dat sedert de invoering het toeslagenstelsel inherent
voor ernstige en soms blijvend financiële gevolgen zorgt. Waarom acht de Staatssecretaris
het niet opportuun om, vanaf de invoering slecht functionerende, regelgeving te vervangen?
De nog maar zeer recente jurisprudentie van de RvS gaat in tegen bestendige jurisprudentie.
Waarom is het in de ogen van de Staatssecretaris uitgesloten dat de RvS in toekomstige
uitspraken niet weer meer op de zogenoemde harde lijn gaat zitten? Is dit niet te
vergelijke met sleutelen aan een auto die al total loss is verklaard?
Vreest de Staatssecretaris niet dat zij door het codificeren van (bijvoorbeeld het
matigen van een terugvordering, introduceren hardheidsclausule, introduceren praktische
rechtsbescherming, invoering wettelijke aansprakelijkheid) maatregelen de wetgeving
nog complexer maakt dan die al is, terwijl die complexe wetgeving nu al het probleem
is (bladzijde 13)?
Kan de Staatssecretaris een voortgangsrapportage verstrekken inzake het in 2018 ingezette
Verbetertraject kinderopvangtoeslag (bladzijde 14)?
De leden van de PVV-fractie constateren dat er vanaf 2012 25.000 à 35.000 belastingplichtigen
zijn die de kwalificatie OGS hebben. Kan de Staatssecretaris een uitsplitsing maken
naar de verschillende toeslagen alsmede naar de afzonderlijke kwalificatie derhalve
opzet of grove schuld?
Iedereen onder het nieuwe beleid heeft recht op een persoonlijke betalingsregeling
naar betalingscapaciteit van twee jaar, gevolgd door het afzien van inning van de
restschuld. Een eventueel restant wordt aanvullend gedurende drie jaar verrekend met
eenmalige teruggaven inkomstenbelasting en nabetalingen toeslagen. Welke indicatie
heeft de Staatssecretaris dat personen met een OGS-kwalificatie bereidwillig zijn
om tot aflossing over te gaan binnen twee jaar? Voor zover deze personen bereidwillig
zijn om over te gaan tot aflossing, in hoeverre verwacht de Staatssecretaris ook daadwerkelijke
aflossing binnen twee jaar?
Mede in het licht van de persoonlijke aflossingscapaciteit en het feit dat er momenteel
al 443 miljoen euroniet wordt ingevorderd vanwege een gebrek aan verhaalsmogelijkheden.
Hoeveel van de openstaande toeslagschulden verwacht de Staatssecretaris uiteindelijk
niet te kunnen innen c.q. te kunnen verrekenen? Betreft het hier een groep personen
die niet in enige schuldsaneringsregeling zitten (zoals de Wet schuldsanering natuurlijke
personen)?
Voor zover deze groep wel al (gedeeltelijk) gebruik maken van een schuldsaneringsregeling,
is deze maatregel dan niet dubbelop? Kortom, loopt er dan niet al een betalingsregeling
via die schuldsaneringsregelingen?
Indien men een particuliere schuld heeft is het niet gebruikelijk dat na twee jaar
al gestaakt wordt met invorderingsmaatregelen, zeker niet wanneer de schuld aanzienlijk
is. Kan de Staatssecretaris nader ingaan op de overwegingen die geleid hebben tot
het beleid om al, in beginsel, na twee jaar af te zien van invordering bij personen
met een OGS-kwalificatie?
Hoeveel van de openstaande schulden verwacht de Staatssecretaris nog te kunnen verrekenen
na de tweejarige betalingsregeling? Hoeveel openstaande schulden verwacht de Staatssecretaris
in het geheel niet te kunnen innen na een tijdspanne van vijf jaar en om welk bedrag
gaat het dan?
De Staatssecretaris geeft aan dat zij in de toekomst extra capaciteit wenst in te
zetten om misbruik te voorkomen. Verwijst deze capaciteit naar de eerder door de Staatssecretaris
aangehaalde capaciteit inzake de uitvoerbaarheid of betreft het hier geheel nieuwe
capaciteit?
De leden van de PVV-fractie constateren dat het strategisch crisisteam twee keer per
week samenkomt om geïdentificeerde risico’s, planning en voortgang te bespreken.
Kan de Staatssecretaris ons al voortgangsrapportages doen toekomen van het strategisch
crisisteam en/of ons reeds nader informeren omtrent de geïdentificeerde risico’s,
planning en voortgang? Waarop zijn de jaarlijkse uitvoeringskosten geraamd van de
crisisorganisatie?
Zitten deze kosten reeds in de door de Staatssecretaris aangehaalde 110 miljoen euro?
De leden van de PVV-fractie merken op dat als de vooringenomenheid inderdaad institutioneel
het dan niet onlogisch is om aan te nemen dat die vooringenomenheid zich tevens uitstrekt
tot andere gebieden. Heeft de Staatssecretaris inzicht in de mate van institutionele
vooringenomenheid op andere (belasting)gebieden. Kortom is de institutionele vooringenomenheid
Belastingdienst breed te identificeren of beperkt het zich tot Toeslagen?
Hoe denkt de Staatssecretaris een mentaliteitsverandering door te voeren onder het
personeel om deze institutionele vooringenomenheid weg te nemen?
Verwacht de Staatssecretaris dit te kunnen realiseren zonder een grondige personele
sanering (in de top) van het ambtenarenapparaat?
De leden van de CDA-fractie merken op dat een groot deel van de gevallen juridisch
gezien voortkomt uit het alles-of-niets-karakter van de kinderopvangtoeslag, maar
de praktijkverhalen laten een genuanceerder beeld zien. Het gaat ook om een cultuur
waarin alle middelen, ook over de grens van het juridisch betamelijke werden ingezet
om de kinderopvangtoeslag terug te vorderen. Verhalen van klokkenluiders laten zien
dat een mildere en rechtvaardigere handelwijze door de leiding niet werd toegestaan.
Een aanpassing van de wet is noodzakelijk, en had al jaren geleden moeten plaatsvinden
toen de ambtenaren van Toeslagen dit intern voorstelden aan het Ministerie van SZW,
maar kan niet alle problemen oplossen. Zo is bijvoorbeeld een deel van de betrokken
ouders nooit verteld waarom de kinderopvangtoeslag werd stopgezet en teruggevorderd.
Als ouders dit vroegen, werden ze aan het lijntje gehouden en zelfs in rechtszaken
werd niet altijd een eerlijk beeld geschetst of werden niet alle relevante stukken
ingebracht. De leden van de CDA-fractie constateren daarom ten eerste dat met een
aanpassing van de wet niet alle onderzochte zaken voorkomen waren en vragen de Staatssecretaris
daarom welke concrete maatregelen er worden voorgesteld om de bejegening van ouders
te verbeteren.
De leden van de D66-fractie lezen dat de AUT wijst op het doenvermogen van de Belastingdienst
en van mensen die toeslagen ontvangen. Deze leden vragen op welke wijze bij het werk
aan een alternatief voor het huidige toeslagenstelsel ook rekening wordt gehouden
met het doenvermogen en of er ook gebruik gemaakt wordt van de doenvermogentoets.
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet een onderzoek start naar mogelijke
wijzigingen van het beleid met betrekking tot kwijtschelden en verrekening, inclusief
de gevolgen voor de uitvoering en de budgettaire aspecten. Deze leden lezen dat dergelijke
wijzigingen in de invordering naar verwachting pas vanaf het jaar 2023 geïmplementeerd
kunnen worden, wegens de stand van zaken met betrekking tot de IT-architectuur. Deze
leden vragen om een nadere toelichting over waar de IT-architectuur in dit geval knelt.
De leden van de D66-fractie lezen dat voor een deel van de ouders zal gelden dat een
openstaande schuld zal moeten worden afbetaald en dat deze groep de komende periode
geïnformeerd zal worden over de (on)mogelijkheden van een (persoonlijke) betalingsregeling.
Deze leden vragen om nader toe te lichten voor welke groepen een persoonlijke betalingsregeling
onmogelijk is.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de plannen van het kabinet ook gevolgen
hebben voor andere toeslagen.
De leden van de SP-fractie zien de vele veranderingen die de komende tijd plaats zullen
vinden als positief. Ook dat er wel zicht blijft op fraudeopsporing. Deze leden vragen
zich af of het wellicht mogelijk is om via transparant maken van interne werkinstructies
meer zicht op rechtsbescherming en handelwijze te mobiliseren. Hoe er wordt gehandhaafd
en waarop wordt gecontroleerd hoeft goed fraudeonderzoek niet in de weg te staan.
Hoe ziet de Staatssecretaris dit?
De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom nog steeds niet duidelijk is hoeveel
mensen de kwalificatie OGS is toegekend. Het antwoord op meerdere vragen van de fractie
is nu 25.000 tot 35.000 personen. Dat is een erg ruime marge. Hoe is het mogelijk
dat concreet antwoord op deze vraag nog altijd niet mogelijk is? Kan dit de compensatie
en herziening van ouders in de weg gaan staan? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel
mensen vóór 2012 de kwalificatie hebben gekregen? Erkent de Staatssecretaris, zo vragen
de leden van de SP-fractie zich af, dat het noodzakelijk is dat we juist hierover
concrete gegevens krijgen?
De leden van de SP-fractie vragen wie er in de bestuurlijke adviesraad zitten van
de crisisorganisatie en hoe deze mensen geselecteerd zijn. Welke rol vervullen zij
precies en doen zij ook verslag van hun werkzaamheden, bijvoorbeeld aan de Kamer?
Met betrekking tot de taken van de crisisorganisatie en het strategisch crisisteam,
missen de leden van de SP-fractie nog de inbedding van deze organisatie in of ten
opzichte van het Ministerie van Financiën alsmede van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Hoe wordt dat vormgegeven? Hoe wordt er gezorgd voor een «open lijn» voor informatie
naar de ambtelijke top?
7. ADR-rapport
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris te reflecteren op de conclusie
van de ADR dat de informatiehuishouding niet op orde is. Welke acties zijn in gang
gezet om de informatiehuishouding te verbeteren? Hoe kan het dat het informatiehuishouding
niet op orde was? De leden van de VVD-fractie lezen dat het rapport van de AUT hierover
milder is. Kan de Staatssecretaris aangeven of zij van mening is dat de informatievoorziening
op een acceptabel niveau is? Kan de Staatssecretaris omschrijven wat voor haar een
acceptabel niveau is en hoe de Belastingdienst dat wil gaan bereiken?
De leden van de VVD-fractie hebben eerder hun afkeuring uitgesproken over het onterecht
gebruik van de tweede nationaliteit. De ADR besteedt in haar rapport aandacht hieraan.
De leden van de VVD-fractie zien graag dat de bevindingen van de ADR betrokken worden
bij de uitkomsten van het onderzoek door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Deze
leden betreuren het dat het onderzoek van de AP nog steeds niet is afgerond. Kan de
Staatssecretaris nu met zekerheid concluderen dat de gegevens rondom tweede nationaliteit
niet gebruikt worden bij een beoordeling van een dossier?
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris waarom in de onderzoeksopdracht
de ADR is gevraagd een onderzoeksperiode te hanteren vanaf 1 januari 2013 gezien het
gegeven dat de CAF-teams zijn gestart op 1 september 2013, maar er ook gedupeerde
ouders zijn die al voor 2013 op een twijfelachtige manier zijn behandeld door de Belastingdienst
(zie hiervoor rapport ADR pagina 31).
De leden van de VVD-fractie lezen dat de ADR op onderdelen onjuiste of onvolledige
informatie heeft ontvangen van de afdeling Toeslagen. De leden van de VVD-fractie
vragen de Staatssecretaris hoe dit kan. Hoe vaak is het voorgekomen dat de ADR onjuiste
of onvolledige informatie ontving? Op welke onderdelen, naast de onjuistheden op persoonsniveau,
was de informatie niet juist of niet volledig en waarom? Welke stappen zet de Staatssecretaris
om de informatiehuishouding op orde te brengen bij de afdeling Toeslagen en waar nodig
ook andere afdelingen binnen de Belastingdienst? Kan de Staatssecretaris hiervoor
een overzicht met de Kamer delen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet? Deelt
de Staatssecretaris de mening van de leden van de VVD-fractie dat dit niet getuigt
van een betrouwbare informatievoorziening en dat er nodig grote stappen gezet moeten
worden om de betrouwbaarheid te herstellen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Belastingdienst specifiek in juli 2016
de stap heeft gezet het stopzetten van de toeslagen af te laten hangen van het onderzoek
in plaats van de toeslagen voor het onderzoek al stop te zetten. De leden van de VVD-fractie
vragen ook waarom er vanaf 2016 voor is gekozen een gespecificeerde rappelbrief te
sturen met welke bewijsstukken nog ontbraken. Wat heeft er toe geleid dat er in 2016
verschillende kleine stappen zijn gezet om meer duidelijkheid te verschaffen aan ouders
over het stopzetten van de kinderopvangtoeslag, aangezien het rapport van de Nationale
ombudsman en de uitspraak van de Raad van State pas in 2017 naar buiten kwamen? En
waarom is er toen niet ingezien dat de mate van handhaving onjuist en niet menselijk
was?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het formeel vooralsnog niet is voorgeschreven
een tweede beoordelaar te betrekken bij de afhandeling van de bezwaarschriften. Deelt
de Staatssecretaris de mening van de VVD-fractie dat het formeel moet worden vastgelegd
dat een tweede beoordelaar, volgens het vierogenprincipe, moet worden betrokken bij
de afhandeling van bezwaarschriften om beslissingen beter af te kunnen wegen en de
kans op een overhaaste beslissing te verkleinen? Graag een uitgebreide reactie.
De leden van de VVD-fractie lezen in het onderzoeksrapport van de ADR een aantal redenen
op basis waarvan is besloten de kinderopvangtoeslag stop te zetten. In de categorie
«overige gronden» zitten 831 gevallen. Kan de Staatssecretaris ook deze groep uitsplitsen
naar reden op basis waarvan de kinderopvangtoeslag is stopgezet?
De leden van de VVD-fractie schrikken van de grote overschrijding van de bezwaartermijn
door de Belastingdienst. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren? Deelt de Staatssecretaris
de mening dat het een verkeerd beeld geeft wanneer individuen die een gestelde termijn
overschrijden meteen voor een dichte deur staan, maar de Belastingdienst de regels
tot nakomen termijnen blijkbaar niet hoeft na te komen? Graag een toelichting en concrete
stappen tot verbetering.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Belastingdienst bij onder andere de reactietermijn
voor het aanleveren van bezwaarstukken verschillende termijnen hanteert? Waar zijn
deze termijnen op gebaseerd en waarom krijgen verschillende individuen verschillende
reactietermijnen?
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of zij, zoals aanbevolen door
de ADR, alle individuele gevallen in de 149 CAF-zaken in kaart gaat brengen en beoordelen
naar oorzaak van het stopzetten van de toeslag. Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is
de Staatssecretaris voornemens dit in kaart te brengen?
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris hoe de door de Belastingdienst
gemaakte tijdlijn tot stand is gekomen over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december
2019. De start van de tijdlijn ligt voor het startmoment van het ADR-onderzoek naar
de toeslaggerelateerde CAF-zaken, waarom is hier voor gekozen?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de lijst met CAF-zaken in het ADR-rapport
niet compleet is (het ontbreken van aantallen burgers bij een CAF-zaak, de namen van
de CAF-zaken, etc.).
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris hoeveel niet-toeslaggerelateerde
CAF-zaken er zijn? Waar zien deze CAF-zaken op toe? Om hoeveel mensen gaat dit? Wat
is de huidige gang van zaken betreft deze CAF-zaken? Wat vindt de Staatssecretaris
van de door de ADR gestelde indicatie dat «deze criteria (waar de burger bij de CAF 11-zaak
last van had, red.) zich overigens ook kunnen hebben voorgedaan bij de behandeling
van burgers buiten de toeslaggerelateerde CAF-zaken»? Is de Staatssecretaris voornemens
ook dit in beeld te brengen? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie constateren dat volgens de ADR voor de berekening van
reparatiebetalingen het nodig is om de situatie per individuele burger in kaart te
brengen en te beoordelen. De Staatssecretaris onderschrijft deze bevinding.
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris al een logistieke aanpak
voor ogen heeft om de situatie per individuele burger in kaart te brengen? Kan de
Staatssecretaris de Kamer hier nader over informeren?
De leden van de PVV-fractie constateren dat de Staatssecretaris de ontbrekende, onjuiste
en onvolledige gegevens wijt aan een personeelsgebrek bij Toeslagen. Het betreft hier
met name handmatig te vullen velden. Indien 100% van de automatisch gevulde velden
ingevuld zijn, resteren enkel handmatig te vullen velden. Acht de Staatssecretaris
enkel personeelsgebrek afdoende als excuus voor het ontbreken van, onder andere, handmatige
gegevens? Wat is de reden van het gebrek aan personeelcapaciteit?
Indien de personeelscapaciteit (structureel) wordt aangevuld, binnen welke tijdspanne
zijn alle gegevens dan compleet?
Betreft het enkel een gebrek aan personeel (derhalve handjes) of betreft het tevens
een gebrek aan gekwalificeerd personeel (derhalve personeel met intensieve kennis
van toeslagen).
De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om hier tevens nader in
te gaan op vragen over berichtgeving van Follow The Money over de toeslagenaffaire3, waarbij dit onderwerp nadrukkelijk aan bod komt.
Onder meer het overschrijden van beslistermijnen was een reeds lang bestaand probleem.
Is de Staatssecretaris het met de leden van de PVV-fractie eens dat een overheid die
van burgers strikte naleving verwacht aangaande termijnen, zeker zelf het goede voorbeeld
moet geven?
Hoe vaak komt het heden nog voor dat beslistermijnen worden overschreden zonder inhoudelijke
motivatie?
Is de Staatssecretaris van mening dat er in de ambtelijke en/of politieke top mogelijk
strafrechtelijk c.q. onrechtmatig is gehandeld? Zo niet, kan de Staatssecretaris dat
toelichten.
De leden van de CDA-vragen de Staatssecretaris naar aanleiding van pagina vier van
het rapport van de ADR of de door de Belastingdienst opgestelde tijdlijn aan de Kamer
kan worden gestuurd.
In het rapport lezen deze leden bovendien: «De ADR heeft op basis van informatie van
de Belastingdienst de overige toeslaggerelateerde CAF-zaken voor deze criteria vergeleken
met de CAF 11-zaak. In dit verband merken wij op dat de door ons ontvangen informatie
op onderdelen onjuist en/of onvolledig is. De informatiehuishouding met betrekking
tot toeslaggerelateerde CAF-zaken is derhalve niet op orde.» Deze leden vragen de
Staatssecretaris in dit verband welke onjuiste informatie de Belastingdienst aan de
ADR verschaft heeft en of de Staatssecretaris dit acceptabel vindt. Heeft de Belastingdienst
inmiddels alsnog de juiste informatie aan de ADR verschaft?
In de reactie stelt het kabinet dat volgens de ADR de onjuistheden binnen de tolerantiegrens
lagen. Welke grens wordt hierbij gehanteerd? Om hoeveel onjuistheden gaat het dan?
Is het mogelijk dat als gevolg van onjuistheden en onvolledigheden bij Toeslagen,
de ouders nogmaals schade ondervinden?
De leden van de CDA-fractie zijn stomverbaasd dat zij vervolgens op pagina zes van
het rapport deze zin lezen: «De dossiers van de Directeur-Generaal Belastingdienst
aan opvolgers in dezelfde functie, het dossier van de Staatssecretaris bij overdracht
aan de opvolger in dezelfde functie in 2014 en een aantal vergaderverslagen hebben
wij niet ontvangen.»
De ADR zou alle documenten en medewerking krijgen. Als de absolute top van de Belastingdienst
eigen documenten achterhoudt, terwijl de onderzoeksvraag juist over de top gaat, dan
kan de ADR geen volledig rapport geven.
De leden van de CDA-fractie vragen daarom heel precies:
1. Wil de Staatssecretaris alle stukken waar de ADR om vroeg, en waar de ADR in deze
zin naar verwijst, in zijn geheel (zonder zwarte teksten) aan de Kamer doen toekomen?
2. Kan de Staatssecretaris precies aangeven waarom de Belastingdienst geweigerd heeft
deze documenten aan de ADR te verschaffen?
3. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke wijze de ADR om deze documenten gevraagd
heeft en wie de documenten geweigerd heeft?
4. Wist de Directeur-Generaal dat er documenten (onder andere van hem) geweigerd zijn?
5. Wist de Staatssecretaris dat er documenten (onder andere van hem) geweigerd zijn?
In afwachting van het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens benadrukken de
leden van de D66-fractie het belang van de uitspraak van een ruime meerderheid van
de Kamer dat etnisch profileren onaanvaardbaar is, dat het niet zo kan zijn dat iemand
vanwege een dubbele nationaliteit anders wordt behandeld dan iemand met alleen de
Nederlandse nationaliteit en het verzoek om te borgen dat de Belastingdienst een dubbele
nationaliteit niet meer als risico-indicator gebruikt bij het toekennen van Toeslagen.
Deze leden vinden de bevestiging dat het kabinet het gebruik van de tweede nationaliteit
ten stelligste afwijst belangrijk en nemen waar dat het kabinet invulling geeft aan
het verzoek. De leden van de D66-fractie lezen in het onderzoeksrapport van de ADR
dat bij de behandeling van CAF-zaken ongeveer 100 zoekopdrachten zijn uitgevoerd waarbij
onder andere de eerste en tweede nationaliteit als attribuut zijn opgevraagd en dat
de ADR niet vast kan stellen of nog meer van dergelijke zoekopdrachten zijn uitgevoerd.
Deze leden vinden dit ernstig. Deze leden lezen vervolgens in de kabinetsreactie dat
de ADR aangeeft dat in 100 van de 149 CAF-zaken sprake is geweest van een zoekopdracht
waarbij eerste en tweede nationaliteit werd opgevraagd. Deze leden vragen of dit betekent
dat in al die 100 CAF-zaken exact één onderzoeksopdracht of query is uitgevoerd of
dat het zo zou kunnen zijn dat de 100 zoekopdrachten bij de behandeling van CAF-zaken
met name plaatsvonden in bepaalde CAF-zaken. Om wat voor soort zoekopdrachten ging
het hier? De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting over het zogenoemde
zelflerende systeem. In hoeverre was en is er zicht en grip op dit zelflerende systeem?
Hoe staat het met de invulling van de motie Verhoeven/Van der Molen4 om een voorstel uit te werken voor toezicht op het gebruik van algoritmes door de
overheid, inclusief de gebruikte datasets? Kunnen we dit zelflerende systeem volgens
de Staatssecretaris zien als een ingrijpend algoritme?
De leden van de D66-fractie lezen dat de ADR kritisch is op het gegevensbeheer bij
de Belastingdienst. Deze leden vragen in die context naar de ontwikkelingen ten aanzien
van het verbeteren van het gegevensbeheer bij de Belastingdienst en de ontwikkelingen
ten aanzien van de mogelijkheden tot inzage in het eigen dossier. Welke stappen worden
genomen om te zorgen dat belastingplichtigen makkelijker hun eigen dossier kunnen
opvragen en inzien, bijvoorbeeld via www.mijnbelastingdienst.nl.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet wat er gaat gebeuren met
ouders die wél voldoen aan enkele van de vijf «CAF 11-kenmerken», maar waarbij geen
sprake zou zijn van institutionele vooringenomenheid. Hoe kan een ouder weten of hij/zij
de dupe was van een groepsgewijze aanpak? Waarom is het niet voldoende wanneer een
klein van de ouders is benadeeld in een CAF-dossier? Het individuele leed van een
ouder is toch niet afhankelijk van hoeveel nadeel andere ouders hebben ondervonden
in eenzelfde CAF-dossier?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet waarom de ADR op onderdelen
onjuiste en/of onvolledige informatie heeft gekregen. In hoeverre is het mogelijk
om ouders goed te kunnen compenseren met een informatiehuishouding die niet op orde
is?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen waarom de dossiers van de DG aan opvolgers
in dezelfde functie, het dossier van de Staatssecretaris bij overdracht aan de opvolger
in 2014 en een aantal vergaderverslagen niet aan de ADR zijn overgedragen.
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de ADR niet heeft onderzocht
of de kwalificatie «OGS» al dan niet terecht is toegekend. Gaat dit bij de individuele
herbeoordeling alsnog gebeuren? Voor alle 600 burgers?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris wanneer er meer
duidelijkheid komt over het etnisch profileren van de Belastingdienst. Wanneer verschijnt
het rapport van de AP?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de tweede nationaliteit inmiddels
voor 98% uit het Toeslagen Volg Systeem is verwijderd. Hoe zit het met die laatste
2%?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wanneer er meer duidelijkheid komt over
bewijsstukken die de Belastingdienst niet zou hebben aangeleverd bij de rechter.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het rapport Toeslaggerelateerde
CAF-zaken van de ADR. Daarin valt hen een aantal zaken op. Allereerst dat er sprake
is dat er documenten niet verstrekt zijn aan de ADR. Welke zijn dat? Kan de Staatssecretaris
de Kamer de gehele inventarislijst sturen van de stukken die de ADR heeft ontvangen
en ook heeft opgevraagd?
Het valt de leden van de SP-fractie op dat de ADR spreekt van een tijdlijn die zij
heeft gekregen voor het onderzoek. Kan de Kamer die tijdlijn ook ontvangen? Dat de
politieke en ambtelijke top steeds op de hoogte is geweest, maar niet ingreep bij
de signalen van disproportioneel handelen, is nu wel vastgesteld maar nog niet verklaard.
Kan de Staatssecretaris een verklaring geven voor het uitblijven van politiek handelen?
Welke besluiten zijn er genomen om bijvoorbeeld de Kamer niet te informeren en welke
rol heeft de Ministeriële Commissie Aanpak Fraude hierbij gespeeld? De leden van de
SP-fractie verwachten uitgebreid antwoord.
Als eerder genoemd, laat de ADR op meerdere momenten weten dat de werkwijze voor CAF
en «buiten CAF» dezelfde was. Welke conclusie trekt de Staatssecretaris hieruit?
De leden van de SP-fractie betreuren het dat er geen onderzoek is gedaan naar of de
kwalificatie OGS terecht is toegekend. Zij vragen daar alsnog onderzoek naar te doen.
Met betrekking tot het vraagstuk over etnisch profileren, concluderen de leden van
de SP-fractie dat dit heeft plaatsgevonden, al schrijft de ADR dat omfloerst op. Waarom
kan de Staatssecretaris deze conclusie nog niet trekken?
8. Zwartboek
De leden van de SP-fractie danken de Staatssecretaris voor het uitgebreide antwoord
op het zwartboek en ook voor de gelegenheid die het ministerie vanaf het begin heeft
geboden om gegevens van ouders die zich meldden door te geven. Het is goed om te beseffen
dat de mensen die zich bij de SP meldden, juist niet tot CAF-11 behoorden, omdat zij
juist al onderwerp van onderzoek waren.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris om toch nog in te gaan op de
aanbevelingen die nog niet van kracht zijn geworden, zoals:
– Herzie de wet en laat mensen die slachtoffer zijn van fraude bij gastouderbureaus
niet betalen voor de misdaad van een ander. Verhaal de geleden schade niet op slachtoffers,
maar op de dader.
– Erken dagbesteding en (tijdelijke) arbeidsongeschiktheid als een duidelijke reden
om niet de kinderen te kunnen opvangen en kort ouders niet.
– Breng in kaart welke grenzen er door juridische procedures zijn ontstaan en presenteer
dit aan de Tweede Kamer.
9. Financiële gevolgen
De leden van de PVV-fractie constateren dat het Kabinet houdt rekening met totale
kosten van 500 miljoen euro waarvan 360 miljoen euro voor herziening, 30 miljoen euro
voor aanvullende compensatie en 110 miljoen euro voor uitvoeringskosten. Kan de Staatssecretaris
een meer specifieke en nadere uiteenzetting geven van de totale kosten c.q. aangeven
hoe zij tot bepaalde bedragen is gekomen?
Welke waarborgen zijn ingebouwd om te voorkomen dat dit budget niet wordt overschreden?
De leden van de CDA-fractie achten het zeer correct dat de Staatssecretaris voldoende
middelen vrijmaakt om de ouders te kunnen compenseren. Wel hebben zij nog vragen over
hoe de geraamde bedragen zijn berekend. Kan de Staatssecretaris de raming van 500 miljoen euronader
uitleggen? Waar is de terugbetaling van 360 miljoen euro op gebaseerd? Is dit inclusief
CAF 11? Waarom is de compensatie maar 30 miljoen euro? Is dat omdat een groot deel
van de ouders geen compensatie krijgt? Hoe is de uitvoeringslast van 110 miljoen eurogebudgetteerd?
Is dit voor meerdere jaren of alleen voor 2020? Om hoeveel fte gaat het dan? Hoeveel
gevallen kunnen volgens de raming per fte worden uitgezocht en uitbetaald? Hoe verhoudt
dit zich tot het verwachtte aantal van 20.000 ouders die recht hebben op terugbetaling
van kinderopvangtoeslag?
De leden van de D66-fractie begrijpen dat de gevolgen van deze enorme operatie voor
de uitvoering aanzienlijk zullen zijn, bijvoorbeeld vanwege het belang van een zorgvuldige
en persoonlijke benadering. Deze leden vragen om een korte reflectie ten aanzien van
het feit dat de uitvoeringskosten meer dan 20% van het totale uit te keren bedrag
bedragen. Deze leden vragen wat het kabinet hier een acceptabele verhouding vindt.
Deze leden lezen in de kabinetsreactie dat in de komende periode bezien wordt hoe
de uitvoering vereenvoudigd kan worden om daarmee ouders zo snel mogelijk te kunnen
compenseren en de uitvoeringskosten te beperken. Deze leden onderschrijven deze inzet.
Deze leden vragen wel om een nadere toelichting over de mogelijke afruilen, bijvoorbeeld
ten aanzien van het voorkomen van misbruik. Wat zijn de nadelen van een dergelijke
vereenvoudiging? Waarom is een dergelijke vereenvoudiging niet al eerder ingezet als
deze bijdraagt aan lagere uitvoeringskosten en een snellere oplossing voor de ouders?
10. Overig
De leden van de SP-fractie vragen zich af hoe er omgegaan zal worden met ouders die
wettelijk geen recht hadden op kinderopvang, maar die zich daarvan niet bewust waren.
Bijvoorbeeld stellen waarvan één promoveert, maar daarop uitloopt. Daarvan zijn meerdere
situaties bekend dat Toeslagen oordeelt dat het uitlopen van promoveren geen recht
op kinderopvangtoeslag verschaft. Deze ouders moeten dan ook alles terugbetalen. Hoe
rechtvaardig is dat? Kan de Staatssecretaris daarop ingaan?
Het speelt ook bij ouders waarvan één dagopvang nodig heeft. Dan is er geen recht
op kinderopvangtoeslag en dat zal gedurende dit jaar wel geregeld gaan worden voor
2021. Hoe wordt er omgegaan met gezinnen die nog een uitstaande «schuld» hebben en
waarvan de Toeslagen zegt: OGS, u moet binnen twee jaar betalen en bij verzoek om
uitstel, komt er een boete bovenop. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan?
De leden van de SP-fractie merken op dat vele ouders zich in allerlei bochten hebben
gewrongen om hun schulden af te betalen. Sommigen zijn hierdoor persoonlijke leningen
aangegaan en hebben nu een registratie bij het Bureau Kredietregistratie, anderen
zijn in de schuldhulpverlening terecht gekomen en allen hebben ze hierdoor veel belendende
problemen gekregen die niet direct opgelost zijn met een financiële compensatie. Deze
leden vragen de regering op welke wijze hieraan aandacht zal worden besteed. Hoe wordt
er omgegaan met dit soort «gevolgschade»?
De leden van de SP-fractie vragen zich ook af of kinderen gecompenseerd worden voor
schade die in de gezinnen is geleden. Is daar over nagedacht en ruimte voor?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.