Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Omtzigt en Ronnes over verworven rechten in de huurtoeslag
Vragen van de leden Omtzigt en Ronnes (beiden CDA) aan de Ministers voor Milieu en Wonen en van Financiën over verworven rechten in de huurtoeslag (ingezonden 17 januari 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Financiën, Toeslagen en Douane) (ontvangen
18 maart 2020), mede namens de Minister van Milieu en Wonen (ontvangen 18 maart 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2037.
Vraag 1
Herinnert u zich dat u in het vragenuur van 10 december jl, waarin u nog geen antwoord
kon geven op vragen uit oktober over een uitspraak van de Hoge Raad van 27 juli, die,
kort gezegd, inhoudt dat mensen die een verworven recht op huurtoeslag hebben, dat
verworven recht terugkrijgen, nadat zij bijvoorbeeld een paar maanden niet aan de
eisen (inkomenseis, vermogenstoets, maximale uur) voldaan hebben?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herinnert u zich dat u deze vragen op 13 december alsnog schriftelijk beantwoord heeft
(met een nazending van een bijlage een paar dagen later, namelijk op 17 december?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Herinnert u zich dat u onder andere de volgende antwoorden gegeven hebt:
«Vraag 4: Bij hoeveel mensen, van wie de huur door huurverhogingen door de maximale
huurgrens is gegaan en aanspraak konden doen op het verworven recht op huurtoeslag,
maar op een nader moment wel weer aan de inkomens-en vermogenstoetsen voldeden, is
er geen huurtoeslag toegekend in elk van de jaren tussen 2010 en 2019?
Antwoord: 4: De Belastingdienst heeft dit niet geregistreerd in deze periode. [....]
De Belastingdienst beschikt daarom niet over deze gegevens.
Vraag 6: Hoeveel jaar lang is de wet onjuist geïnterpreteerd?
Antwoord 6: De uitspraak van de Raad van State van 24 juli 2019 betekende een omslag
in de interpretatie van de wet. Vanaf 1998 tot aan de uitspraak van 24 juli 2019 werd
de wet op een andere wijze geïnterpreteerd. Deze interpretatie van de wet werd door
de jurisprudentie tot aan 24 juli 2019 ondersteund.»?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Bent u bekend met het feit dat de Belastingdienst op 16 december (dus tussen de publicatie
van de Kamervragen en de aanvulling) een WOB-besluit publiceert dat juist wel antwoorden
bevat op een aantal vragen, waarop in de Kamervragen geen antwoorden gegeven wordt
Antwoord 4
Ik ben bekend met de publicatie van het WOB-besluit.
Vraag 5
Is het waar dat in de WOB nadere informatie staat zoals:
– in de memo van 15 december 2017 duidelijk staat dat in 2017 ongeveer 185 mensen volgens
die inzichten onterecht huurtoeslag ontvangen zouden hebben?
– dat in eerdere jaren (2012–2017) het verworven recht juist was toegepast (volgens
de interpretatie van 2019) en dat er in die jaren dus gewoon 0 mensen waren die aan
vraag 4 voldeden?
Antwoord 5
Volgens de interpretatie die destijds aan de wetgeving werd gegeven, herleefde een
eenmaal verloren verworven recht niet als huishoudens later weer aan de inkomens-
en vermogenstoetsen voldeden. Het geautomatiseerde systeem werkte vanaf 2012 echter
niet conform dat beleid en liet het verworven recht wel herleven. De automatiseringsfout
is in 2017 ontdekt en daarna hersteld voor het berekeningsjaar 2017. Eerdere jaren
zijn niet hersteld. De stukken hierover zijn opgenomen in het WOB-besluit. Het in
de stukken bij het WOB-besluit genoemde aantal van 185 betreft uitsluitend het aantal
huishoudens waarvan de huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2017 is hersteld in het
nadeel van de aanvragers. Bij huurtoeslagaanvragers die buiten het geautomatiseerd
systeem werden behandeld, herleefde het verworven recht niet. Het is niet bekend hoeveel
huishoudens dit zijn.
Vraag 6
Waarom is in de Kamervragen niet onomwonden meegedeeld dat er wel een duidelijk beeld
was om hoeveel gevallen het ging en waarom is niet meegedeeld dat er van 2012 tot
en met 2017 een ander beleid gold?
Antwoord 6
Er is geen duidelijk beeld om hoeveel huishoudens het gaat. De interpretatie van de
wet is tot de uitspraak van 24 juli 2019 niet gewijzigd. Zoals in antwoord op vraag
5 is aangegeven, was in de periode van 2012 tot en met 2017 sprake van een geautomatiseerd
systeem dat anders werkte dan de interpretatie die destijds aan de wet werd gegeven.
Daardoor is bij een onbekend aantal huishoudens huurtoeslag toegekend hoewel dat niet
in lijn was met het toenmalige beleid. Ook is bij een onbekend aantal huishoudens
buiten de geautomatiseerde behandeling in dezelfde situatie geen huurtoeslag toegekend.
Het in de stukken bij het WOB-besluit genoemde aantal van 185 betreft uitsluitend
het aantal huishoudens waarvan de huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2017 is hersteld
in het nadeel van de aanvragers.
Vraag 7
Waarom deelde u op een buitengewoon cryptische en tegenstrijdige wijze mee in antwoord
op vraag 7: «De uitvoering is de afgelopen 10 jaar uitgevoerd overeenkomstig de wet-
en regelgeving en de geldende jurisprudentie tot aan de uitspraak van de Raad van
State van 24 juli 2019. [....] Dit laat onverlet dat binnen de Belastingdienst een
werkwijze bestond in de periode tot 2016 waarbij rechten zijn toegekend die op basis
van de toen geldende wet- en regelgeving en jurisprudentie niet hadden moeten worden
toegekend», mee dat er kennelijk iets gebeurd was dat niet duidelijk mocht worden?
Antwoord 7
Zoals toegelicht in de antwoorden op vraag 5 en vraag 6 kende het geautomatiseerde
systeem rechten toe die op basis van de toenmalige interpretatie van wet- en regelgeving
niet hadden moeten worden toegekend.
Vraag 8
Kunt u heel precies zeggen wat in de periode na de invoering van de huurtoeslag
– het beleid is geweest met betrekking tot verworven recht in de huurtoeslag?
– op welke momenten het beleid met betrekking tot verworven recht in de huurtoeslag
veranderd is in die periode en hoe daarvan mededeling gedaan is aan (potentieel) rechthebbenden?
– wat de uitvoering is geweest met betrekking tot verworven recht in de huurtoeslag?
– op welke momenten de uitvoering met betrekking tot verworven recht in de huurtoeslag
veranderd is in die periode en hoe daarvan mededeling gedaan is aan (potentieel) rechthebbenden?
– wie wanneer en waarom (op basis waarvan) opdracht heeft gegeven tot wijziging van
de beleid en wijziging van uitvoering (zoals bij de wijziging in werkwijze in 2017)?
Antwoord 8
De formulering ten aanzien van het verworven recht is in de Wet op de huurtoeslag
ongewijzigd overgenomen uit de Wet op de huursubsidie. De interpretatie die tot de
uitspraak van 24 juli 2019 aan de wet is gegeven, was conform de uitleg die al onder
de Wet op de huursubsidie werd gegeven. Desondanks is in de periode van 2012 tot en
met 2017 sprake geweest van een geautomatiseerd systeem dat anders werkte dan de interpretatie
die destijds aan de wet werd gegeven. Alleen het berekeningsjaar 2017 is hersteld.
De mensen die het betreft zijn hierover geïnformeerd. Per 24 juli 2019 is de uitvoering
gewijzigd naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State. Huishoudens die
in het verleden een verworven recht hadden en dit zijn kwijtgeraakt door bijvoorbeeld
een hoger inkomen, kunnen dit laten herleven, mits aan de overige voorwaarden (zoals
die van financiële draagkracht) voor huurtoeslag wordt voldaan. De website van Toeslagen
is hierop aangepast. In het antwoord op vraag 14 wordt ingegaan op de andere acties
die ondernomen worden om aanvragers te informeren.
Vraag 9
Kunt u alle stukken die bij het ministerie bekend zijn over «verworven recht» sinds
de invoering van de wet op de huurtoeslag aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord 9
Ik vat uw vraag op als een vraag naar de bij het ministerie voor handen zijnde informatie
over «verworven rechten». Bij het Ministerie van Financiën zijn sinds de invoering
van de Wet op de huurtoeslag drie documenten bekend over dit onderwerp. In twee documenten
met dagtekening 30 januari 2018 en 6 februari 2018 wordt melding gemaakt van de verkeerde
werking van de geautomatiseerde systemen zoals beschreven in het antwoord op vraag 5.
In een derde document met dagtekening 19 april 2019 wordt melding gemaakt van verworven
rechten die ten onrechte niet zijn toegekend. Dit is destijds hersteld en de huishoudens
die het betrof hebben een brief ontvangen waarin een en ander is uitgelegd. Een afschrift
van die brief voeg ik bij.
Vraag 10
Is het waar dat bij de zaak ECLI:NL:RBDHA:2018:12405, waarnaar in eerdere Kamervragen
verwezen is, in de mondelinge procedure gevraagd is om alle relevante stukken in te
brengen?
Antwoord 10
Op grond van de geheimhoudingsverplichting kan ik niet op individuele gevallen ingaan,
maar uit de gepubliceerde uitspraak kan worden opgemaakt dat eiseres hierom heeft
verzocht.
Vraag 11
Kunt u aangeven welke stukken die onder de WOB zijn vrijgegeven ook in het proces
zijn ingebracht en welke niet?
Antwoord 11
Op grond van de geheimhoudingsverplichting kan ik niet op individuele gevallen ingaan.
In het algemeen kan ik aangeven dat bestuursorganen in procedures zijn gehouden alle
op de zaak betrekking hebbende stukken in het geding te brengen. Dit zijn – kort gezegd
– alle stukken die relevant zijn voor het nemen van een beslissing over hetgeen in
geschil is.
Vraag 12
Heeft de Belastingdienst zich in deze zaak gehouden aan de relevante uitspraken van
de Hoge Raad over het verstrekken van alle op de zaak betrekking hebbende stukken?3 Kunt u dit antwoord uitgebreid toelichten?
Antwoord 12
Op grond van de geheimhoudingsverplichting kan ik niet op individuele gevallen ingaan.
In het algemeen streeft de Belastingdienst er vanzelfsprekend naar te voldoen aan
de verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken in te brengen. Dat
neemt niet weg dat verschil van mening kan bestaan over welke stukken als op de zaak
betrekking hebbend dienen te worden aangemerkt. In die gevallen is het aan de rechter
om daarover een beslissing te nemen.
Vraag 13
Herinnert u zich dat u op 17 december aan de Kamer schreef: «Aanvragers die in de
jaren voor de Raad van State-uitspraken hun verworven rechten op huurgrensoverschrijding
verloren door een inkomens- en/of vermogensstijging kunnen hier vanaf 24 juli 2019
wel weer aanspraak op maken. Een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot
een berekeningsjaar kan hierbij tot 1 september van het jaar volgend op het berekeningsjaar
conform de Awir-systematiek (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) worden
ingediend. Ook de toeslagontvangers die hun recht willen laten herleven, hebben hier
tot 1 september 2020 de mogelijkheid voor.
Naast de berichtgeving op de site van de belastingdienst zullen huurders- en verhuurdersverenigingen
door middel van een brief en in overleggen worden geattendeerd op deze mogelijkheid.
Zij zullen worden gevraagd deze informatie onder de aandacht van hun achterban te
(laten) brengen. Ook zal een nieuwsbericht ter zake worden geplaatst op rijksoverheid.nl
en de website www.woningmarktbeleid.nl»?
Antwoord 13
Ja.
Vraag 14
Kunt u aangeven
– waar en wanneer een nieuwsbericht op de website rijksoverheid.nl geplaatst is?
– waar en wanneer een nieuwsbericht op de website www.woningmarktbeleid.nl geplaatst is?
– op welke wijze huurders-en verhuurdersvereniging d.m.v. een brief en overleggen zijn
geattendeerd?
Antwoord 14
Ten tijde van verzending van deze antwoorden zal het genoemde nieuwsbericht geplaatst
worden op de verschillende sites, zoals rijksoverheid.nl en woningmarktbeleid.nl.
In maart worden ook verschillende organisaties, zoals Aedes, Woonbond en ouderenbonden
actief benaderd met het verzoek de informatie aan hun achterban door te spelen. Dit
is iets later dan eerder gepland omdat nog niet eerder duidelijkheid kon worden gegeven
over de toepassing van de gewijzigde interpretatie van de regelgeving met betrekking
tot eerdere jaren. Inmiddels is hier meer duidelijkheid over (zie het antwoord op
navolgende vraag4 en zullen aanvragers worden geïnformeerd. De informatie zal aangevuld worden met
meer details als de in het antwoord op vraag 21 aangekondigde nadere uitwerking gereed
is.
Vraag 15
Herinnert u zich dat de ombudsman begin 2019 aan de Belastingdienst vroeg hoe huurders
geïnformeerd werden over hoe ze het «verworven recht» bij de huurtoeslag kunnen verliezen
en dat de Belastingdienst toen 14.000 brieven stuurde naar huurders om ze informeren
over verworven recht?5
Antwoord 15
Ja.
Vraag 16
Heeft de Belastingdienst de Nationale ombudsman geïnformeerd over het feit dat het
daarvoor net de uitvoering rondom verworven rechten veranderd had? Kunt u dit antwoord
toelichten?
Antwoord 16
Het beleid en de uitvoering rond verworven recht huurtoeslag is tot de uitspraak van
de Raad van State ongewijzigd gebleven. Ik verwijs u naar het antwoord op vragen 5
en 6. Op verzoek van de Nationale ombudsman heeft Toeslagen huurtoeslaggerechtigden
met een verworven recht geattendeerd op de situatie dat een eenmaal verworven recht
weer verloren kon worden. Deze brieven zijn 2 april 2019 verzonden.
Vraag 17
Hoe gaat u de 14.000 mensen informeren wat de regels op dit moment zijn, mede naar
aanleiding van de signalen van de Nationale ombudsman?6
Antwoord 17
Deze 14.000 mensen zullen opnieuw een brief ontvangen.
Vraag 18
Kunt u de briefwisseling met de Nationale ombudsman van de afgelopen jaren over «verworven
rechten» in de huurtoeslag aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord 18
Het contact over verworven recht heeft plaatsgevonden door middel van e-mails en telefoongesprekken
tussen medewerkers van Toeslagen en medewerkers van de Nationale ombudsman. Naar aanleiding
van klachten heeft de Nationale ombudsman de Belastingdienst/Toeslagen gevraagd op
welke wijze betrokkenen worden geïnformeerd over het feit dat zij een verworven recht
hebben. Voor burgers zou niet duidelijk zijn dat zij een verworven recht hebben en
welke consequenties daaraan verbonden zijn. Toeslagen heeft de Nationale ombudsman
geïnformeerd over het beleid ten aanzien van «verworven rechten» en op 2 april 2019
aan 14.000 burgers een brief gestuurd om ze te informeren over verworven rechten en
een afschrift van deze brief aan de Nationale ombudsman gestuurd. Bijgaand treft u
een afschrift van die brief aan 14.000 burgers aan.
Naar aanleiding van de uitspraak van 24 juli 2019 is momenteel opnieuw contact tussen
medewerkers van Toeslagen van de Nationale ombudsman. De vragen van de Nationale ombudsman
komen overeen met de vragen die ik hier beantwoord. Na verzending van deze antwoorden
aan uw Kamer, zal ook de Nationale ombudsman nader worden geïnformeerd.
Vraag 19
Is het voor de medewerkers van de Belastingdienst duidelijk geweest hoe «verworven
recht» uitgevoerd moest worden en uitgevoerd werd?
Antwoord 19
Ja, voor de medewerkers van de Belastingdienst is het duidelijk geweest hoe «verworven
recht» uitgevoerd moest worden. Zoals bij het antwoord op vraag 5 aangegeven, werkte
het geautomatiseerde systeem tussen 2012 en 2017 niet overeenkomstig het op dat moment
geldende beleid. Dat werd ontdekt in 2017 en is hersteld. De uitspraak van de Raad
van State van 24 juli 2019 heeft geleid tot een wijziging van het beleid en de werkinstructies.
De werkinstructies en het deel van het Handboek Toeslagen dat verworven recht bespreekt,
vindt u in de naar aanleiding van het WOB-verzoek openbaar gemaakte documenten en
in de bijlage bij de Kamervragen van 13 december 2019.
Vraag 20
Is het voor huurders de afgelopen 10 jaar duidelijk geweest hoe «verworven recht»
juridisch in elkaar zat en hoe het werd uitgevoerd? Was er voldoende rechtszekerheid
voor huurders?
Antwoord 20
Op de website van de Belastingdienst en in andere communicatie is eenduidig aangegeven
hoe naar de visie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
en de dienst Toeslagen het verworven recht juridisch in elkaar zat. Daarmee zou in
beginsel de interpretatie duidelijk moeten zijn geweest voor huurders. Het feit dat
in de periode van 2012 tot en met 2017 sprake was van een geautomatiseerd systeem
dat anders werkte dan de interpretatie die destijds aan de wet werd gegeven, kan evenwel
tot onduidelijkheid hebben geleid voor de betreffende huurders. Rechtszekerheid wordt
bereikt doordat huurders na aanvraag een beschikking krijgen. Als zij het niet eens
zijn met deze beschikking, kunnen zij deze aan de rechter voorleggen. In een zaak
heeft dat geleid tot de uitspraak van de Raad van State. Sindsdien wordt vanzelfsprekend
de interpretatie van de Raad van State toegepast.
Vraag 21
Geven de voorstaande antwoorden aanleiding om het nieuwe beleid, dat helemaal niet
nieuw blijkt te zijn, met terugwerkende kracht toe te passen? En hoe gaat u dit aanpakken?
Antwoord 21
De uitspraak van de Raad van State van 24 juli 2019 heeft geleid tot een nieuwe interpretatie
van de Wet op de huurtoeslag. Daarnaast zijn aanvragen huurtoeslag van 2012 tot 2017
door een fout in het geautomatiseerde systeem reeds afgedaan op een wijze die overeenkomt
met deze interpretatie van de Raad van State. Hoewel geen zicht is op het totaalaantal
huishoudens die buiten het geautomatiseerde proces zijn afgedaan, ontstaat de indruk
dat deze aantallen (veel) kleiner zijn dan het aantal huishoudens dat binnen het geautomatiseerde
proces is afgedaan. Dit gegeven zorgt voor de unieke situatie dat slechts bij een
minderheid van de huurders het verworven recht niet is herleefd. Deze unieke situatie
is voor mij aanleiding te bezien hoe de uitspraak van de Raad van State ook voor deze
huishoudens alsnog van toepassing kan zijn. Op dit moment onderzoek ik hoe hier praktisch
en in de uitvoering op een goede manier invulling aan gegeven kan worden. Het uitgangspunt
is daarbij dat Toeslagen de burger zoveel mogelijk ambtshalve tegemoetkomt. Echter,
niet uitgesloten kan worden dat een deel van de bewijslast uiteindelijk niet bij de
burger weggenomen kan worden. Uiterlijk in mei zullen de Minister voor Milieu en Wonen
en ik hier bij Uw Kamer op terugkomen.
Vraag 22
Welke zaken hadden in deze casus anders moeten gaan?
Antwoord 22
Het is niet te voorkomen dat de interpretatie van wet- en regelgeving wijzigt als
gevolg van jurisprudentie. Wel had na de uitspraak van de Raad van State sneller en
actiever gecommuniceerd kunnen worden over de gewijzigde interpretatie van de wet.
Daarnaast betreur ik het dat door een fout in de geautomatiseerde systemen onduidelijkheid
kan zijn ontstaan voor een specifieke groep huurders. Een meerderheid van de huurders
is door deze fout bovendien – hoewel de omstandigheden gelijk waren – gunstiger behandeld
dan de minderheid. De Raad van Stade heeft inmiddels geoordeeld over een interpretatie
die in lijn is met wijze waarop de meerderheid de afgelopen jaren in de praktijk is
behandeld. Dat is voor mij reden om te bezien hoe de uitspraak van de Raad van State
alsnog ook voor de minderheid van toepassing kan zijn.
Vraag 23
Kunt u deze vragen een voor een en voor 29 januari beantwoorden? Indien dat niet lukt,
kunt u daarvan dan onmiddellijk mededeling doen en ze wel binnen drie weken beantwoorden
om de Kamer in de gelegenheid te stellen het Schriftelijk overleg op 30 januari uit
te stellen?
Antwoord 23
De vragen zijn één voor één beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.