Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over ‘het stoppen van het sensorennetwerk in het aardbevingsgebied
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het stoppen van het sensorennetwerk in het aardbevingsgebied (ingezonden 7 januari 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 16 maart 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1528.
Vraag 1
Bent u bekend met het gegeven dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) niet
alleen stopt met het sensorennetwerk maar dat de sensoren vanaf 6 januari ook verwijderd
worden uit huizen en gebouwen?
Antwoord 1
Ja. TNO heeft met alle deelnemers aan het sensorennetwerk een contract gesloten, waarin
onder andere staat dat de sensoren na het beëindigen van het netwerk worden verwijderd.
Met de deelnemers is daarom vanaf 6 januari contact opgenomen om een afspraak te maken
voor het verwijderen van de sensoren.
Echter, ik ben hier met de NAM over in overleg getreden. NAM heeft mij aangegeven
dat als bewoners de sensor willen behouden, dat mogelijk is. In plaats van verwijderen,
wordt de sensor dan in eigendom van de deelnemer gegeven, overigens zonder dat verder
wordt onderzocht of de huidige bevestiging van de sensor aangepast zou moeten worden
voor een optimale meting. Daarnaast verkent het KNMI op mijn verzoek of, en zo ja
in welke vorm, een netwerk waarbij bewoners participeren van meerwaarde zou kunnen
zijn op de bestaande monitoring. Dit staat echter los van het bestaande netwerk; omdat
het bestaande netwerk geen nieuwe inzichten meer oplevert, neem ik het netwerk niet
over. In de eveneens vandaag aan uw Kamer aangeboden Verzamelbrief Groningen Bovengronds
ga ik uitgebreider in op het netwerk.
Vraag 2
Bent u bekend met het gegeven dat zich nu al 25 bewoners hebben gemeld die niet willen
dat de sensoren uit hun huis worden verwijderd?
Antwoord 2
NAM heeft mij laten weten dat zich bij de NAM 3 personen hebben gemeld die niet willen
dat de sensor verwijderd wordt. Nadat de NAM de deelnemers heeft laten weten het verwijderen
van de sensoren te pauzeren, hebben zich bij de NAM 6 personen gemeld die willen dat
de sensor alsnog verwijderd wordt. Het aantal van 25 kan ik niet plaatsen, wel heeft
een deelnemer in de krant aangegeven het prettig te vinden na een beving op zijn sensor
te kunnen kijken en kan ik mij goed voorstellen dat dat voor meer deelnemers geldt.
Zoals hiervoor beschreven kunnen bewoners zelf aangeven dat zij de sensor willen behouden
en hebben daarmee de mogelijkheid om na een beving op hun sensor te kijken.
Vraag 3
Bent u bekend met het gegeven dat deze bewoners een contract zijn aangegaan voor de
duur van 10 jaar, waarvan er nu slechts 5 zijn verstreken?
Antwoord 3
Ja. Deelnemers hebben met TNO een contract voor 10 jaar afgesloten. In dat contract
staat dat TNO het contract eerder kan beëindigen in geval het sensorennetwerk eerder
wordt beëindigd, zoals nu het geval is. Ik kan mij echter voorstellen dat deelnemers
deze clausule niet scherp voor de geest stond. Bewoners die dat wensen wordt nu de
mogelijkheid geboden om de sensor te behouden.
Vraag 4
Waarom is niet eerst met de bewoners en eigenaren van huizen en gebouwen waarin sensoren
hangen gesproken? Bent u bereid dit alsnog te doen?
Antwoord 4
Over de toekomst van het sensorennetwerk is op verschillende manieren contact geweest
met de deelnemers aan het netwerk. Deelnemers zijn zowel bewoners van huizen alsook
eigenaren van (openbare) gebouwen waar sensoren in hangen. NAM en TNO hebben deelnemers
op 8 augustus een enquête over het netwerk gestuurd en op 16 oktober een deelnemersavond
georganiseerd. Daarnaast zijn alle deelnemers per brief op de hoogte gehouden van
ontwikkelingen rondom het netwerk. Tijdens de bijeenkomst op 16 oktober zijn de resultaten
van de enquête besproken en is gesproken over de toekomst van het netwerk. Daarbij
is ook aangegeven dat, wanneer er geen overnamepartij gevonden zou worden, de NAM
het netwerk zou beëindigen. Mogelijk is dit voor deelnemers die niet bij de deelnemersavond
zijn geweest als een verrassing gekomen.
Vraag 5
Bent u bereid het laten verwijderen van de sensoren nu te stoppen dan wel te pauzeren
zodat met bewoners gesproken kan worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
Ja. Ik heb de NAM gevraagd het verwijderen te pauzeren. Zoals gezegd kunnen bewoners
de sensor behouden als zij dat willen.
Vraag 6
Met wie heeft de NAM gesproken, aangezien zij zelf op zoek is geweest naar overnamekandidaten
voor het sensorrennetwerk? Waar liep een eventuele overname op vast?
Antwoord 6
NAM heeft mij laten weten gesprekken te hebben gevoerd met verschillende individuele
partijen, maar ook met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. Het onderwerp
is 14 november aan de orde gekomen in een periodiek overleg van de NAM met Groninger
Gasberaad en de Samenwerking Mijnbouwschade Groningen. NAM heeft daar een presentatie
gehouden over het netwerk en een open uitnodiging gedaan aan eventueel geïnteresseerde
partijen om de NAM direct te benaderen voor overname gesprekken. Ook is het onderwerp
besproken in de bijeenkomst van het Technisch Platform Aardbevingen van 31 oktober
jl. waar onder andere NAM, SodM en het Ministerie van EZK in participeren, en is iedereen
die een visie heeft op wel of niet behouden van het TNO-netwerk in Groningen opgeroepen
dit bij het Ministerie van EZK te melden. Geen van deze partijen heeft NAM aangegeven
interesse te hebben om de rol van NAM bij het netwerk over te nemen. Ook bij EZK hebben
zich geen partijen gemeld.
Vraag 7
Bent u ook zelf op zoek geweest naar overnamekandidaten voor het sensorrennetwerk?
Zo ja, wie heeft u gesproken? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Antwoord 7
Ik heb aan SodM, NCG en TCMG een reactie gevraagd op het beëindigen van het netwerk.
NCG en TCMG hebben mij laten weten het netwerk niet te gebruiken. SodM heeft mij,
onder andere, laten weten dat NAM geen verplichting heeft het netwerk voort te zetten
en dat het netwerk in de huidige vorm geen toegevoegde waarde heeft. Daarbij heeft
SodM ook aangegeven dat het netwerk in aangepaste vorm mogelijk wel technische waarde
kan hebben. Ook geeft SodM aan dat er regionaal meer vertrouwen kan ontstaan als bezorgde
bewoners direct kunnen zien aan welke grondbewegingen hun huis is blootgesteld. Ik
verken nu met het KNMI of, en zo ja in welke vorm, een netwerk waarbij bewoners participeren
van meerwaarde zou kunnen zijn op de bestaande monitoring. Dit staat echter los van
het bestaande netwerk. Daarom zal ik de NAM aan het eind van deze maand laten weten
dat de NAM het verwijderen van de sensoren kan voortzetten, tenzij voor die tijd een
partij aanbiedt het netwerk integraal voort te zetten.
NAM heeft mij echter laten weten dat als mensen de sensor willen behouden, dit in
principe mogelijk is. In plaats van verwijderd wordt de sensor dan in eigendom van
de deelnemer gegeven. De sensor kan door de deelnemer rechtstreeks aan een PC worden
gekoppeld, op deze wijze kunnen mensen het effect op hun eigen woning blijven zien.
Door het in eigendom nemen door de deelnemer komt de verantwoordelijkheid voor de
aansluiting en eventueel later alsnog verwijderen van de sensor bij de deelnemer te
liggen; de NAM staat dan definitief op afstand.
Vraag 8
Is het een optie om het sensorennetwerk over te laten nemen door de Hanzehogeschool
en/of de Rijksuniversiteit Groningen? Zijn met deze partijen gesprekken gevoerd? Zo
ja, wat was hiervan de conclusie? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Antwoord 8
NAM heeft mij aangegeven via verschillende kanalen contact te hebben gehad met de
Hanzehogeschool Groningen, maar dat dit niet heeft geleid tot concrete interesse.
Met de Rijksuniversiteit Groningen heeft NAM geen contact gehad.
Vraag 9
Spelen financiële overwegingen een doorslaggevende rol bij potentiële overnamekandidaten?
Zo ja, kan hiervoor naar een oplossing worden gezocht?
Antwoord 9
Nee. De overweging om te stoppen met het netwerk is dat het geen nieuwe inzichten
meer oplevert. De gesprekken die de NAM met eventuele overnamekandidaten heeft gevoerd
zijn niet in het stadium gekomen dat over de financiering van het netwerk gesproken
kon worden. Op basis van informatie van TNO bedragen de kosten van voortzetting van
het netwerk tot en met 2022 € 2,9 miljoen. Omdat TCMG en NCG het netwerk niet nodig
hebben, en SodM aangeeft dat het geen meerwaarde heeft en niet verplicht is, neem
ik het netwerk niet over. Voor zover de regio het vanuit oogpunt van draagvlak wenselijk
vindt het voort te zetten, zal ik dat niet tegen houden. Dat vergt financiering en
een partij die het contract met TNO op zich neemt.
Vraag 10
Wat is de mening van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) over het stoppen van
het sensorennetwerk? Welke gevolgen heeft het stoppen van het sensorennetwerk voor
de proef met tiltmeters, aangezien de proef met tiltmeters volgens het aanbestedingsdocument
rechtstreeks is gelinkt met het sensorennetwerk? Wat vindt u van de uitspraak van
een NCG-woordvoerder dat het sensorennetwerk «nuttig» is om de «resultaten uit de
proef met tiltmeters beter te kunnen duiden»?1
Antwoord 10
NCG heeft aangegeven dat het beëindigen van het sensorennetwerk geen nadelig effect
heeft op de pilot tiltsensoren. De pilot tiltsensoren is niet gerelateerd aan het
sensorennetwerk. NCG heeft dit met de onafhankelijke technische commissie besproken,
die voor de pilot tiltsensoren in het leven is geroepen. De pilot maakt verder geen
gebruik van gegevens van het sensorennetwerk. De uitspraak van de NCG dat het sensorennetwerk
mogelijk nuttig kon zijn om de resultaten uit de proef met de tiltmeters beter te
kunnen duiden, werd gedaan voordat de NCG met de onafhankelijke technische commissie
heeft gesproken.
Vraag 11
Wat is er sinds de start van het sensorennetwerk toen Marc Hamburg van TNO stelde
dat de metingen van TNO en KNMI als puzzelstukjes in elkaar passen omdat alles onder
de grond wordt gedaan door KNMI en alles boven de grond door TNO hieraan verandert
dat het sensorennetwerk nu overbodig zou maken?2
Antwoord 11
Wat veranderd is ten opzichte van de start van het sensorennetwerk is dat het geen
nieuwe inzichten meer oplevert. Het sensorennetwerk is opgezet om zware aardbevingen
te analyseren. Er zijn 10 aardbevingen met een magnitude van groter dan 2,5 door het
netwerk geregistreerd. De rapporten van de laatste geregistreerde aardbevingen leiden
weliswaar tot een uitbreiding van de dataset, maar geven geen andere resultaten. Het
sensorennetwerk is vooral een aanvulling op bestaande netwerken. Er is geen toepassing
van de data van het sensorennetwerk waarin alleen dat netwerk kan voorzien.
Het sensorennetwerk staat los van de monitoring van aardbevingen en de bijbehorende
grondbewegingen waartoe de NAM verplicht is en dat met het meetnet van het KNMI wordt
uitgevoerd. Dat blijft vanzelfsprekend door gaan.
Vraag 12
Is de hamvraag welke trillingen er in een gebouw optreden tijdens een aardbeving en
welke schade daardoor ontstaat die TNO bij de start van het sensorennetwerk wilde
beantwoorden inmiddels afdoende beantwoord? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
In 2014 is de NAM begonnen met het sensorennetwerk voor gebouwen met als doel inzicht
te krijgen in schade als gevolg van aardbevingen. Sinds de start van het netwerk zijn
door TNO de aardbevingen met magnitude 2,5 en hoger geanalyseerd, inclusief schadeopnames
na iedere beving. De rapporten zijn te vinden op de website van de NAM (www.nam.nl/feiten-en-cijfers/onderzoeksrapporten.html).
NAM en andere partijen maakten gebruik van de data bij het bestuderen van de gevolgen
van door de gaswinning in het Groningenveld veroorzaakte aardbevingen voor gebouwen.
Echter, de data die het netwerk nu oplevert leveren geen nieuwe inzichten meer op.
Vraag 13
Is inmiddels afdoende onderzocht tot welke maatregelen kan worden gekomen om bestaande
gebouwen te verstevigen met als doel om nieuwe schade te voorkomen, aangezien hiervoor
de data van het sensorennetwerk voor TNO van belang waren?
Antwoord 13
Het onderzoeken van maatregelen om nieuwe schade aan bestaande gebouwen te voorkomen
was geen doel voor het opzetten van het netwerk. Dit is dan ook niet gedaan.
Vraag 14
Welke rol krijgt TNO zonder het sensorennetwerk, aangezien TNO de adviezen na de aardbevingen
en bij de herijking van de versterking mede op basis van het netwerk gaf? Deelt u
de mening dat eerdere onderzoeken van TNO van grote waarde waren? Kan TNO deze rol
nog blijven spelen?3
Antwoord 14
TNO heeft een wettelijke rol in de advisering over de operationele strategie die jaarlijks
in vaststellingsbesluiten wordt vastgesteld en gebruikt hiervoor haar bestaande kennis
en ervaring op het gebied van onder andere de ondergrond, aardbevingen en constructies.
Daarnaast voert TNO onderzoeken uit op verschillende terreinen m.b.t. het Groningse
aardbevingsdossier. De belangrijkste hiervoor zijn de onderzoeken over de typologie-aanpak
en de onafhankelijke risicoanalyse (via het KEM-programma.nl). Ik deel de mening dat
de adviezen en onderzoeken van TNO van grote waarde zijn. De advisering van TNO staat
verder los van de rol van TNO in het sensorennetwerk. TNO heeft mij laten weten haar
adviezen over de versterking niet op basis van data uit het sensorennetwerk te hebben
gedaan.
Vraag 15
Kunt u een overzicht geven van welke netwerken en welke (onderzoeks)instellingen vanaf
nu welke gegevens zullen verzamelen en adviezen zullen geven over veiligheid, schade
en versterking?
Antwoord 15
De rol van (onderzoeks)instellingen en netwerken zal niet significant veranderen door
het stopzetten van het sensorennetwerk. Het enige dat met beëindigen van het netwerk
verandert is dat er geen metingen meer worden gedaan in 350 gebouwen in Groningen
en dat TNO niet meer de gegevens van dit netwerk binnenkrijgt en analyseert.
Veel van de huidige rollen zijn vastgelegd per wet en veranderen niet. NAM blijft
verantwoordelijk voor adequate monitoring en rapportage, SodM houdt toezicht hierop,
het KNMI zal de seismiciteit blijven monitoren, TNO blijft onderzoek uitvoeren (o.a.
modelketen en typologie aanpak) en advies geven voor de besluiten. Andere netwerken
in Groningen zijn het KNMI-netwerk en de pilot tiltsensoren. Mogelijk zijn er nog
andere individuele initiatieven die echter niet centraal worden geregistreerd.
Vraag 16
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Antwoord 16
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.