Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Karabulut over Nederlandse betrokkenheid bij bewapening Libië
Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over Nederlandse betrokkenheid bij bewapening Libië (ingezonden 23 januari 2020).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) mede
namens de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 13 maart 2020).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat via een Nederlandse tussenhandelaar een Iers
marinepatrouilleschip bij de militie van generaal Haftar in Benghazi in Libië terecht
is gekomen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Wat zijn de conclusies die u uit het rapport van het «Panel of Experts on Libya» van
de VN trekt aangaande regelgeving in zaken als het doorverkopen van goederen zoals
de Avenhorn c.q. Al Karama?2
Ziet u aanleiding voor strafrechtelijk onderzoek in de zaak van de Avenhorn / Al Karama?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2 en 3
Het kabinet doet geen uitspraken over de vraag welke zaken al dan niet strafrechtelijk
worden onderzocht. In algemene zin geldt dat bij signalen als de onderhavige door
het Openbaar Ministerie wordt bezien of er voldoende aanwijzingen zijn om een strafrechtelijk
onderzoek te starten.
Vraag 4
Is het juist dat u op dit moment in gesprek bent met Damen Shipyards over de leveranties
van marineschepen van dat bedrijf in 2012 en 2013 aan Libië?3 Hebt u indertijd (2012 en 2013) ook gesprekken gevoerd met Damen Shipyards over deze
leverantie, en welke voorwaarden hebt u daar toen bij gesteld?
Antwoord 4
Zoals aangegeven in de antwoorden op schriftelijke vragen van 19 november 2018 (Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 698) en 11 december 2018 (Aanhangsel 2018–2019, nr. 900), ontving het ministerie in 2016 informatie dat de door Damen geleverde onbewapende
patrouilleschepen na levering door Libische entiteiten van zware bewapening zijn voorzien.
In juli 2016 is hierover contact geweest met Damen. Hierbij zijn de zorgen over deze
bewapening uitgesproken. Daarnaast is met Damen afgesproken dat voor de levering van
dergelijke niet-vergunningsplichtige patrouilleschepen aan Libië voortaan eerst contact
met het ministerie moet worden opgenomen. Dat geeft het ministerie de mogelijkheid
om Damen een ad hoc vergunningsplicht op te leggen. Deze situatie heeft zich sindsdien echter niet voorgedaan.
Vraag 5
Wat zijn de conclusies die u trekt aangaande het wapenvergunningbeleid naar aanleiding
van de leverantie van ooit ongewapende schepen die door Damen Shipyards in 2012 en
2013 aan Libië zijn geleverd en waarvan een aantal thans bewapend blijkt te zijn?4 Deelt u de opvatting dat de destijds afgegeven wapenexportvergunning is misbruikt?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Nee, de opvatting dat de destijds afgegeven wapenexportvergunning is misbruikt deel
ik niet. Zoals aan uw Kamer is gemeld in de antwoorden op schriftelijke vragen van
19 november 2018 (Aanhangsel 2018–2019, nr. 698) en 11 december 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 900) is er destijds geen uitvoervergunning afgegeven voor deze schepen. De uitvoer van
deze schepen viel immers niet onder een vergunningsplicht, omdat de goederen niet
onder post ML9 van de Gemeenschappelijke EU militaire lijst vielen.
Vraag 6
Is het tevens juist dat één van de geleverde schepen is ingezet door mensensmokkelaars?
Zo nee, wat zijn dan de feiten?5
Antwoord 6
Zoals aan uw Kamer is gemeld in het schriftelijk overleg van 25 juli 2018 (Kamerstuk
21 501-02, nr. 1896) is Libië, na de levering van de civiele, niet-vergunningsplichtige, patrouilleboten,
in chaos beland. Het is daarmee niet uit te sluiten dat materiaal terecht is gekomen
bij criminelen en is ingezet door mensensmokkelaars.
Vraag 7
Kunt u een overzicht geven van de recente wapenleveranties aan een of meerdere strijdende
partijen in Libië sinds april 2019 door EU-landen, NAVO-landen, Rusland en Arabische
landen?6
Antwoord 7
De implementatie van het wapenembargo voor Libië wordt gemonitord door het Panel of Experts on Libya(PoE). Op 9 december jl. publiceerde het PoE haar laatste rapport7, waarin het panel onder meer rapporteert over omzeiling van het VN-wapenembargo door
derde landen. Volgens bevindingen van het PoE worden de internationaal erkende Government of National Accord(GNA) en Haftar’s Libyan National Army(LNA) door externe actoren voorzien van wapens en militaire goederen, technische steun
en niet-Libische strijders, in overtreding met het wapenembargo. Het rapport maakt
expliciet melding van Jordanië, Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten.
Vraag 8
Hoe denkt u het recent nogmaals afgekondigde wapenembargo tegen Libië, Libische strijdgroepen,
effectief te kunnen maken in het licht van het rapport van het VN-panel en uw antwoord
op vraag 7? Kunt u uw antwoord toelichten?8
Antwoord 8
De landen en organisaties die deelnamen aan conferentie in Berlijn op 19 januari jl.,
hebben zich door het ondertekenen van de slotverklaring opnieuw gecommitteerd aan
het VN-wapenembargo dat in 2011 voor Libië is ingesteld. Ook wordt er in de slotverklaring
opgeroepen om bestaande monitoringsmechanismen te versterken en steun uitgesproken
voor het bestaande Panel of Experts on Libya.
Het kabinet acht het van belang dat de gemaakte afspraken in Berlijn worden vastgelegd
in een resolutie van de VN-Veiligheidsraad. Het kabinet verwelkomt daarnaast de discussies
in EU-verband die betrekking hebben op een mogelijke rol van de EU in het toezien
op de naleving van het wapenembargo. Hoge Vertegenwoordiger Borrell kondigde tijdens
de Raad Buitenlandse Zaken van 20 januari jl. aan ten aanzien van handhaving van het
wapenembargo dat onderdeel van het mandaat van de EU-operatie Sophia is, naast een
maritieme missie ook de mogelijkheden voor inzet op het land en in de lucht te bezien.
Dit is ook aan uw Kamer medegedeeld in de Kamerbrief update maritieme veiligheid Golfregio
op 24 januari jl. (Kamerstuk 2020Z01182) en in de Kamerbrief verslag Raad Buitenlandse Zaken op 23 januari jl. (Kamerstuk
21 501-02 nr. 2111). Op dit moment vinden hierover vervolgdiscussies plaats in Brussel.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.