Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Karabulut over openheid over gezondheidsrisico’s afvalverbranding op missies
Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Minister van Defensie over openheid over gezondheidsrisico’s afvalverbranding op missies (ingezonden 13 februari 2020).
Antwoord van Minister Bijleveld-Schouten (Defensie) (ontvangen 12 maart 2020).
Vraag 1, 3, 5 en 7
Kunt u aangeven wanneer en op welke wijze de informatie uit het rapport «Rapport afvalverwerking
Tarin Kowt», van 8 maart 2008, eerder is gedeeld met de Kamer?1
Waarom hebt u de conclusies van het rapport «Rapport afvalverwerking Tarin Kowt» niet
serieus genomen?2
Kunt u tevens melden waarom die informatie dan niet uitdrukkelijk is gemeld in antwoord
op Kamervragen van 3 juli 2010 en 15 november 2010? Waarom is hier niet verwezen naar
het nu bekend geworden rapport in 2008 of naar de risico’s en de aanbevelingen?3
Waarom hebt u de gezondheidsklachten die wel degelijk bekend waren in 2010 in uw antwoorden
gebagatelliseerd, in antwoord op Kamervragen eind 2010, terwijl u via het rapport
uit 2008 wist dat de risico’s groot waren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 1, 3, 5 en 7
In het rapport van 2008 (Rapport afvalverwerking Tarin Kowt, Risicoinventarisatie
en Evaluatie (RI&E)) worden de risico’s geduid van onder andere de uitstoot van burn
pits. Een dergelijke RI&E is een procedure waardoor een commandant wordt gewezen op
mogelijke risico’s voor mens en materieel en stelt de commandant ter plaatse in de
gelegenheid om aanvullende maatregelen te nemen om risico’s voor een specifieke locatie
te beheersen of risico’s al dan niet te accepteren. In het rapport van 2008 wordt
aangegeven dat de blootstelling aan deze emissie dagelijks plaats vindt en dat dit
door het personeel als hinderlijk wordt ervaren. In het rapport wordt niet aangegeven
dat er op dat moment meldingen van gezondheidsklachten waren. Toch zijn de zorgen
wel degelijk serieus genomen. Kort voor het finaliseren van dit rapport in mei 2008
is Defensie in april 2008 gestart met luchtkwaliteitsmetingen op Tarin Kowt om de
blootstelling in kaart te brengen. Defensie heeft deze metingen in 2009 en 2010 herhaald.
Daarbij zijn geen waarden gemeten die lagen boven de gezondheidsnorm. In zowel de
Kamerbrieven d.d. 12 november 2010 (Kamerstuk 27 925, nr. 411) en d.d. 15 december 2010 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 799) heeft Defensie met de opgedane kennis van de gehouden onderzoeken de Kamer aanvullend
geïnformeerd. Hierbij is aangegeven dat intern Defensie noch bij eerstelijns artsen
noch bij medisch specialisten aanwijzingen bestonden dat er ten gevolge van de blootstelling
aan de uitstoot van burn pits een toename was van gezondheidsklachten. Op 8 juli 2011
(Kamerstuk 27 925, nr. 431) heeft Defensie de Kamer aanvullend geïnformeerd over de toegezegde luchtmetingen
op Kandahar Airfield. Hierin staat dat bij de beschouwing van de onderzoeksresultaten ook de resultaten
van Amerikaanse, Britse en Canadese onderzoeken op Kandahar Airfield zijn betrokken. Ten aanzien van het onderzoek naar schadelijke verbrandingsresten
is destijds geconstateerd dat er geen gevaarlijke concentraties aanwezig waren.
De Kamervragen d.d. 6 juli 2010 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr.
3122), waar naar wordt verwezen, betreffen specifieke vragen over de blootstelling van
militairen aan mangaan en schadelijke metalen in zand van zandstormen.
Vraag 2 en 6
Op welke wijze hebt u indertijd de aanbevelingen in het «Rapport afvalverwerking Tarin
Kowt» opgevolgd? Indien u de aanbevelingen terzijde hebt gelegd, kunt u dan aangeven
waarom dat is gebeurd?
Waarom maakt u in uw brief van 12 november 2010 geen melding van het nu bekend geworden
rapport, noch van de strekking en de waarschuwingen daaruit?4
Antwoord 2 en 6
Defensie neemt de veiligheid van haar medewerkers zeer serieus en heeft hiervoor procedures
om voorafgaand aan en tijdens missies mogelijke risico’s in kaart te brengen. Het
rapport waar u naar verwijst is een risicoinventarisatie en evaluatie (RI&E) en heeft
tot doel om mogelijke risico’s te signaleren voor de inzetbaarheid van mensen en middelen.
De constateringen van een dergelijke onderzoek resulteren in een door de onderzoeker
ingeschatte aandachtspunten-overzicht, waarna nader onderzoek veelal volgt. Kort voor
het finaliseren van het rapport (mei 2008) is Defensie in april 2008 gestart met het
meten van de luchtkwaliteit en heeft deze metingen herhaald in 2009 en 2010. Het rapport
bevat als zodanig geen nieuwe informatie die niet in de eerdere brieven aan de Kamer
is gemeld.
De Kamer is in 2010 en 2011 op verschillende momenten geïnformeerd over de stappen
die Defensie destijds heeft genomen naar aanleiding van toenmalige berichten in de
media over mogelijke schadelijke effecten van burn pits op militaire locaties in Afghanistan.
Op 12 november 2010 is de Kamer nader geïnformeerd (Kamerstuk 27 925-411) dat uit de onderzoeken is gebleken dat incidenteel sprake was van verhoogde waarden
van enkele van de genoemde stoffen. Tevens wordt er gemeld dat het onwaarschijnlijk
is dat dit tot langdurige of blijvende gezondheidsschade zal leiden. Ook wordt er
in deze brief verwezen naar epidemiologische studies die zijn verricht door het Amerikaanse
Ministerie van Defensie naar gezondheidsklachten bij personeel dat gewerkt heeft op
locaties met een burn pit. «Bij personeel dat was uitgezonden was het aantal gezondheidsklachten, ongeacht of
het een uitzending naar een locatie met of zonder burnpit betrof, niet afwijkend van
personen die niet waren uitgezonden».
Op 15 december 2010 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 799) heeft Defensie schriftelijke vragen beantwoord van de toenmalige leden Van Dijk
en Van Bommel (beiden SP) over gezondheidsklachten van militair personeel in Uruzgan.
De toenmalige Minister van Defensie heeft destijds toegezegd de Kamer te informeren
over het onderzoek naar de luchtkwaliteit in Afghanistan en meer specifiek de luchtkwaliteit
op Kandahar Airfield.
Op 8 juli 2011 (Kamerstuk 27 925, nr. 431) heeft Defensie de Kamer aanvullend geïnformeerd over de toegezegde luchtmetingen
op Kandahar Airfield. Hierin staat dat bij de beschouwing van de onderzoeksresultaten ook de resultaten
van Amerikaanse, Britse en Canadese onderzoeken op Kandahar Airfield zijn betrokken. Ten aanzien van het onderzoek naar de uitstoot van burnpits verbrandingsresten
is destijds geconstateerd dat er geen gevaarlijke concentraties aanwezig waren.
Vraag 4
Indien u van mening bent dat u het rapport wel serieus heeft genomen, waarom hebt
u dan ondanks herhaaldelijke vragen5 naar gezondheidsrisico’s voor militairen bij het werken met gevaarlijke stoffen,
ook nadat de kwestie in de afgelopen twee jaar grootschalig6 in de aandacht kwam, niet open kaart gespeeld? Kunt u dat toelichten?
Antwoord 4
Het specifieke RI&E-rapport uit 2008 is helaas niet bij eerdere zoekslagen naar boven
gekomen doordat de gebruikte zoektermen niet overeenkwamen met de registratie van
dit rapport. Naar mijn mening bevat het RI&E-rapport uit 2008 overigens geen nieuwe
informatie en is het rapport juist een positief bewijs dat commandanten ter plaatse
de risico’s van de specifieke locatie in kaart brengen om deze vervolgens te kunnen
mitigeren. Defensie was al gedurende het opmaken van het rapport gestart met het meten
van de luchtkwaliteit in Tarin Kowt en heeft deze metingen in 2009 en 2010 herhaald.
De Kamer is over de resultaten van deze metingen geïnformeerd in ondermeer Kamerstuk
27 925-411, Kamerstuk 27 925-431 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 799.
De Kamervragen d.d. 18 januari 2010 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010,
nr. 1601) waar in vraagstelling naar wordt verwezen betreffen specifieke vragen over de blootstelling
van militairen aan kristallijne vormen van silicium(di)oxide die in de natuur voorkomen
en fijnstof. In het antwoord op deze Kamervragen wordt aangegeven dat het risico van
stof- en kwartsblootstelling door Defensie is onderkend en tijdens verschillende uitzendingen
onderzocht. Zowel tijdens missies in Eritrea, in Irak, als in Afghanistan is onderzoek
naar stofblootstelling verricht. De conclusie van de onderzoeken was dat er geen onherstelbare
gezondheidseffecten door stof en kwartsblootstelling te verwachten zijn, onder meer
omdat de blootstellingen een tijdelijk karakter hebben. Wel kunnen er kortdurende
gezondheidseffecten optreden, zoals hoesten en kortademigheid.
Vraag 8
Deelt u de opvatting dat u moedwillig informatie heeft verzwegen die relevant is voor
de betrokken militairen en voor de Kamer, teneinde een afgewogen oordeel te kunnen
vormen over de missie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
De Kamer is voorzien van de resultaten van de luchtkwaliteitsmetingen die ten tijde
van het opmaken van dit RI&E-rapport reeds in gang waren gezet. De Kamer is daarnaast
geïnformeerd over de aanvullende metingen die in 2009 en 2010 zijn gedaan. Het rapport
«Luchtkwaliteit Afghanistan» d.d. 27 juli 2012 van het Centrum Expertise Arbeidsomstandigheden
en Gezondheid is eveneens openbaar gemaakt. Hiermee is naar mijn oordeel alle relevante
informatie bij de Kamer bekend.
Vraag 9
Met welk aantal klachten beschouwt u het probleem incidenteel, en wanneer is er volgens
u sprake van een structureel probleem?7
Antwoord 9
Hoewel er tijdens de rotaties zorgen zijn geuit en er later ook zorgen zijn gemeld
bij het meldpunt burn pits, waren er op basis van de uitgevoerde metingen en specialistisch
onderzoeken geen aanwijzingen tot zorg ten aanzien van blijvende gezondheidsschade.
Zoals het IRAS aangeeft in haar rapport wordt het risico op gezondheidseffecten bepaald
door de hoogte van de blootstelling. Echter, juist over de hoogte (en duur) van de
blootstelling en de context waarin deze blootstelling zich voordeed, is maar beperkte
informatie voorhanden. Daarmee kunnen ook op basis van beschikbare literatuurgegevens
over de relatie tussen blootstelling aan burn pits en gezondheidseffecten geen uitspraken
worden gedaan over de waarschijnlijkheid van het optreden van klachten of gezondheidseffecten
en kan ook het precieze risico niet worden berekend.
Vraag 10
Bent u bereid alle rapporten van de afgelopen negentien jaar over gezondheidsrisico’s
van het verbranden van afval, in ovens dan wel in de open lucht, voor Nederlandse
en andere militairen, dan wel voor Afghaanse burgers, aan de Kamer te sturen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 10
Leidend voor mij is dat alle relevante informatie wordt gedeeld met de Kamers. Het
document uit mei 2008 dat in de uitzending van EenVandaag wordt benoemd bevat geen
informatie die niet eerder bekend was en de refertes waarnaar in het document wordt
verwezen zijn al eerder openbaar gemaakt. Feit is dat Defensie al voor het finaliseren
van dit document in april 2008 is gestart met metingen van de luchtkwaliteit in Afghanistan
die in 2009 en 2010 zijn herhaald en zijn vastgelegd in het rapport «Luchtkwaliteit
Afghanistan» d.d. 27 juli 2012. Dit rapport van het Centrum Expertise Arbeidsomstandigheden
en Gezondheid is eveneens openbaar gemaakt. Hiermee is naar ons oordeel alle relevante
informatie bij de Kamer bekend.
Het gevoegde validatierapport van het IRAS, verbonden aan de Universiteit Utrecht
en het Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen, ondersteunt de eerdere
beschouwingen van het CEAG. De validatie wijst onder meer uit dat zowel uit onderzoeken
naar gezondheidseffecten als uit onderzoeken naar de blootstelling niet zondermeer
kan worden geconcludeerd dat burn pit emissies tot een hoger risico hebben geleid
dan reguliere luchtverontreiniging. Ik zal uw Kamer over het verdere vervolg blijven
informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.