Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dik-Faber over het WUR rapport ‘Cosmetische aspecten in specifieke handelsnormen voor groenten en fruit’
Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over cosmetische eisen aan groenten en fruit (ingezonden 16 januari 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 11 maart
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1638.
Vraag 1
Kent u het rapport «Cosmetische aspecten in specifieke handelsnormen voor groenten
en fruit» van Wageningen University & Research?1
Antwoord 1
Ja. Het rapport heb ik aan de Tweede Kamer aangeboden bij brief van 3 juli 20192.
Vraag 2
Klopt het dat deze studie is uitgevoerd naar aanleiding van de motie Dik-Faber c.s.
over het schrappen van cosmetische eisen in handelsnormen?3
Antwoord 2
De motie Dik-Faber c.s. is mede aanleiding geweest voor het laten uitvoeren van deze
studie.
Vraag 3
Kunt u verklaren waarom gekozen is voor appels, peren, tomaten en paprika’s als juist
bij deze producten relatief weinig sprake is van verspilling in vergelijking met andere
soorten groenten en fruit waarvoor de handelsnormen gelden?
Antwoord 3
Zoals in het rapport beschreven bestaan er in de EU in totaal 11 specifieke handelsnormen
voor groenten en fruit (G&F), welke niet alle in Nederland geteeld worden. Er is gekozen
voor appels, peren, tomaten en paprika omdat deze wel in Nederland geteeld worden
en gezamenlijk een productievolume hebben van ongeveer 45% van het totale volume G&F
in Nederland (CBS, 2017).
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de definitie van cosmetische eisen (vorm, kleur, schil inclusief
ruwschilligheid) in dit rapport en kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 4
De onderzoeksvraag aan WUR was om te inventariseren welke visuele aspecten van de
EU-handelsnormen voor G&F puur cosmetische aspecten betreffen en wat de gevolgen zouden
zijn bij versoepeling van deze eisen. Op basis van vergelijkend onderzoek heeft WUR
geconstateerd dat eisen op het gebied van vorm, kleurafwijkingen en schil (inclusief
ruwschilligheid) als zuiver cosmetisch zijn aan te merken. Als zodanig hebben deze
eisen geen bijkomend nut voor bijvoorbeeld voedselveiligheid en verschillen daarin
van andere aspecten in de specifieke EU-handelsnormen. Ik kan mij in deze definitie
vinden.
Vraag 5
Als zowel de definitie van cosmetische eisen als de gekozen producten sterk te bediscussiëren
zijn, is dit rapport dan de juiste basis om de handelsnormen ter discussie te stellen
in Brussel?
Antwoord 5
Hoewel sommige aspecten uit het WUR-rapport wellicht te bediscussiëren zijn, geeft
het WUR-rapport mij voldoende handvaten om de handelsnormen in Europees verband ter
discussie te stellen. Het meest kansrijk achten de onderzoekers het aanpassen van
de cosmetische eisen van klasse II-producten, waardoor meer klasse II-producten op
de markt komen en consumenten gewend raken aan producten met een lichte afwijking
in vorm en kleur. Die aanbeveling heb ik inmiddels ingebracht in de lopende evaluatie
van de Europese Commissie naar de effectiviteit van de EU-handelsnormen van onder
andere G&F-producten. Tevens heb ik deze aanbeveling in november 2019 voorgelegd aan
de «UNECE-werkgroep standaarden agrarische producten».4
Vraag 6
Hoe beoordeelt u de conclusie dat «er zijn weinig cijfers over de mate van verspilling
van de Nederlandse groenten- en fruitsector in verschillende fasen van de keten; met
name ontbreekt het zicht op het aandeel producten dat niet op de markt wordt gebracht
of niet wordt aangevoerd»?
Antwoord 6
Het klopt dat er weinig cijfers bekend zijn over de (mate van) verliezen en verspilling
van groenten en fruit in de complete keten. Er is de afgelopen jaren een gering aantal
studies met veelal een beperkte scope uitgevoerd naar de hoeveelheid reststromen in
de primaire productie, handel en verwerking van groenten, zoals het project Eindeloos
Groenten uit 2012. Meer recent heeft een aantal telersorganisaties in Zuid-Nederland
een dergelijke studie in 2019 uit laten voeren.
Vanuit Samen Tegen Voedselverspilling (STV) wordt ingezet op het verkrijgen van betrouwbare
data over reststromen en voedselverspilling via zelfrapportage door de aangesloten
bedrijven. Dit doet STV onder andere via overleg met LTO, GroentenFruit Huis en CBL,
die alle het belang onderschrijven om betrouwbaar inzicht te krijgen in de hoeveelheid
reststromen in de keten en de oorzaken van het ontstaan hiervan. Mijn ministerie ondersteunt
dit met inzet van kennis en het beschikbaar stellen van instrumenten en stimuleert
ook bedrijven die niet zijn aangesloten bij STV hun gegevens beschikbaar te stellen.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de conclusie dat «meer inzicht in de onderliggende (bedrijfseconomische)
beslissingen van marktpartijen rond classificatie noodzakelijk is»?
Antwoord 7
De classificatie van G&F-producten heeft ook invloed op de verdiensten voor producenten;
klasse I-producten leveren de producent meer op dan klasse II-producten. In het WUR-rapport
wordt gesignaleerd dat wijziging van de handelsnormen derhalve ook bedrijfseconomische
gevolgen voor de marktpartijen kunnen hebben. Meer inzicht hierover is wenselijk.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u de conclusie dat niet veel bekend is over de mate van consumentenacceptatie
ten aanzien van afwijkende kleuren, afmetingen en vormen in het winkelschap»?
Antwoord 8
In diverse projecten, onder andere uitgevoerd door WUR5, is onderzoek gedaan naar de consumentenacceptatie van cosmetisch afwijkend fruit.
Daarnaast zijn praktijkexperimenten uitgevoerd naar de perceptie en aankoopgedrag
door consumenten van afwijkende groenten, zoals een experiment met Kromkommer in Jumbo
Wageningen. Er bestaat dus wel enig inzicht in de mate van acceptatie door consumenten
van afwijkende groenten en fruit.
Vraag 9
Bent u bereid onderzoek uit te (laten) voeren naar de conclusies onder de vragen 6
t/m 8?
Antwoord 9
Nog dit jaar zal onder de paraplu van STV een werkgroep zich buigen over de feiten
en oorzaken van de verspilling van in de groenten en fruitketen. In overleg met de
werkgroep zal ik bezien of en zo ja, welk (aanvullend) onderzoek nodig is.
Vraag 10
Herinnert u zich de aangenomen motie Dik-Faber c.s. over het schrappen van cosmetische
eisen in handelsnormen (wettelijk) en de aanvullende cosmetische kwaliteitseisen van
supermarkten (niet wettelijk)?6
Antwoord 10
Ja.
Vraag 11
Hebben intussen gesprekken plaatsgevonden met supermarkten over de aanvullende cosmetische
eisen die door hen gesteld worden bovenop de wettelijke handelsnormen? Zo ja, wat
is daar de status van?
Antwoord 11
Ja, deze gesprekken hebben plaatsgevonden. De warme en droge zomer van 2018 bleek
van invloed op het uiterlijk van groenten en fruit. Producten die niet 100% perfect
waren bereikten niet altijd een goede bestemming. Daarom is sinds die periode met
veel partijen in de groente en fruit keten gesproken, ook met de supermarkten. Gezamenlijk
vanuit mijn ministerie en STV hebben in 2019 een tweetal ronde tafel bijeenkomsten
plaatsgevonden om inzicht te krijgen in de feiten en oorzaken rond kwaliteit gerelateerde
aspecten van verspilling van groenten en fruit en welke oplossingen hiervoor al zijn
doorgevoerd. Tevens dienden deze bijeenkomsten om na te gaan of het mogelijk is te
komen tot effectieve afspraken rond oplossingsrichtingen om in de toekomst verspilling
verder terug te dringen. Hierbij waren supermarktorganisaties, handel en primaire
sector breed vertegenwoordigd.
De rondetafelgesprekken hebben geleid tot een gedeelde, gezamenlijk gevoelde verantwoordelijkheid
voor het behoud van meer groenten en fruit voor menselijke consumptie. Daarbij is
ook stilgestaan bij de aanvullende cosmetische eisen als mogelijke, maar zeker niet
enige, oorzaak van verspilling van groenten en fruit. De betrokken supermarkten gaven
aan dat indien zich (weers)omstandigheden voordoen – zoals de hete zomer van 2018 –
deze eisen versoepeld worden, zodat er voldoende aanbod is en daarmee afzet voor de
boer.
Vraag 12
Hoe gaat u er op korte termijn voor zorgen dat supermarkten de cosmetische kwaliteitseisen
versoepelen zodat een groter deel van de oogst opgegeten kan worden?
Antwoord 12
In het kader van de uitwerking van de motie De Groot7 heb ik op woensdag 5 februari 2020 een gesprek gevoerd met de supermarkten Ahold,
Jumbo, Plus, Lidl en koepelorganisatie CBL. In dit gesprek, dat ging over de rol van
supermarkten bij de transitie naar de kringlooplandbouw, is ook stilgestaan bij het
verminderen van voedselverspilling en specifiek de aanvullende cosmetische eisen van
supermarkten aan groenten en fruit. De aanwezige supermarkten en het CBL benadrukten
dat zij in voorkomende gevallen hun eisen al versoepelen. Tevens is mij toegezegd
dat mocht dit probleem zich toch voordoen, de supermarkten direct met hun leveranciers
aan tafel gaan om te voorkomen dat uiterlijkheden de oorzaak van verspilling zijn.
Vraag 13
Bent u bereid om met supermarkten een concreet plan te maken om de cosmetische kwaliteitseisen
te versoepelen en dit bijvoorbeeld concreet te maken in een convenant?
Antwoord 13
Om te komen tot echt structurele oplossingen is het nodig om in de ketens samen te
werken zodat vraag en aanbod beter op elkaar aan te sluiten, bijvoorbeeld door het
opzetten van een marktplaats(en) voor groenten en fruit. De eerdergenoemde STV-werkgroep,
die een brede samenstelling kent met vertegenwoordigers van supermarkten, handel en
primaire producenten, zal bedrijven en collectieven stimuleren tot het doorvoeren
van verbeteringen. In overleg met de werkgroep zal ik bezien of en zo ja welke afspraken
hierbij behulpzaam zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.