Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wörsdörfer over het bericht dat ‘Jeugdzorginstelling eist dat ouders video van uit huis halen dochtertje van internet verwijderen’
Vragen van het lid Wörsdörfer (VVD) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Rechtsbescherming over het bericht dat «Jeugdzorginstelling eist dat ouders video van uit huis halen dochtertje van internet verwijderen» (ingezonden 23 januari 2020).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming), mede namens de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (ontvangen 11 maart 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen vergaderjaar
2019–2020, nr. 1729.
Vraag 1
Bent u bekend met het krantenbericht dat «Jeugdzorginstelling eist dat ouders video
van uit huis halen dochtertje van internet verwijderen» en het daaraan ten grondslag
liggend geschil?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het krantenbericht.
Vraag 2
Kunt u de bestaande protocollen over de uitvoering van de feitelijke uithuisplaatsingen
uiteenzetten? Welke instantie controleert of aan deze protocollen wordt voldaan?
Antwoord 2
Het is de verantwoordelijkheid van de betrokken instelling om de noodzaak van een
uithuisplaatsing zorgvuldig af te wegen. Op initiatief van het Nederlands Instituut
van Psychologen (NIP), de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen
(NVO) en de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW) is binnen het
Programma Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming de Richtlijn Uithuisplaatsing
ontwikkeld. De Richtlijn geeft onderbouwde aanbevelingen op basis van wetenschap,
praktijkkennis van professionals en ervaringskennis van cliënten. De Richtlijn gaat
over jeugdigen die gedwongen of vrijwillig uit huis worden geplaatst en is bedoeld
om jeugdprofessionals houvast te geven als zij in hun werk met een uithuisplaatsing
te maken krijgen.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd houdt toezicht op de Jeugdwet en is verantwoordelijk
voor het bewaken van de kwaliteit en de veiligheid van de jeugdbescherming. Zij doen
dit aan de hand van het toetsingskader verantwoorde Jeugdhulp.
Vraag 3
Mocht een conflict ontstaan over het verloop van uithuisplaatsingen of het wel of
niet voldoen aan bepaalde eisen dan wel protocollen, op welke plek(ken) kan een ouder
terecht met zijn of haar klacht? Kunt u daarbij aangeven hoe een gegronde klacht wordt
opgevolgd en of en hoe er in wordt voorzien dat een organisatie daarvan leert voor
de toekomst?
Antwoord 3
Bij klachten over bijvoorbeeld het verloop van de uithuisplaatsing kan hierover een
klachtgesprek met de betrokken medewerker of diens leidinggevende plaatsvinden. Daarnaast
heeft de ouder de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de klachtencommissie
van de instelling. Als de klachtencommissie een oordeel heeft gegeven over de gegrondheid
van de klacht, zal de organisatie aan de ouder en de klachtencommissie moeten laten
weten of dit oordeel leidt tot het nemen van maatregelen en zo ja welke. Welke maatregelen
bij een gegronde klacht worden genomen, zal afhangen van de inhoud van de klacht en
het oordeel van de klachtencommissie over de klacht.
Als de ouder niet tevreden is met de afhandeling van de klacht, kan hierover een klacht
worden ingediend bij de Nationale ombudsman. Indien een ouder van mening is dat een
betrokken professional zich niet heeft gehouden aan zijn beroepscode en professionele
richtlijnen, dan kan een klacht worden ingediend bij het tuchtcollege van Stichting
Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) of een andere beroepsvereniging.
Vraag 4
Is er een overzicht over ingediende klachten, uitgesplitst naar Gecertificeerde Instellingen
dan wel organisaties binnen de jeugdbeschermingsketen waarover de klacht gaat? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 4
Een dergelijk overzicht is niet beschikbaar. Iedere instelling heeft een eigen wettelijke
verplichting om jaarlijks een verslag op te stellen over de afhandeling van de klachten
over dat jaar en welk gevolg zij hebben gegeven aan klachten.
Door het Advies- en klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) wordt in hun jaarverslag wel per
zorgvorm of type instantie, het aantal jeugdigen en volwassen cliënten per type instantie
of zorgvorm dat een klacht heeft ingediend benoemd.2 Ook wordt in dit verslag per zorgvorm een top drie van de soort klacht weergegeven.
Vraag 5
Onder welke omstandigheden kan een gezag beëindigende maatregel worden toegewezen?
Antwoord 5
De rechtbank kan op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar
Ministerie het gezag van een ouder op twee gronden beëindigen:
a. als een kind zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd
en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding
te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar
te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank zal op basis van de feiten en omstandigheden toetsen of aan één van deze
voorwaarden is voldaan. Als dat het geval is, kan het verzoek om beëindiging van het
gezag worden toegewezen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat een gezag beëindigende maatregel alleen moet worden opgelegd
wanneer de veiligheid van het kind in het gedrang is? Zo ja, hoe verhoudt dit zich
tot het bericht waarbij een conflict tussen de ouder(s) en de Gecertificeerde Instelling
kan leiden tot het aanvragen van een gezag beëindigende maatregel? Zo nee, waarom
niet?3
Antwoord 6
Een gezag beëindigende maatregel is een ingrijpende maatregel en kan alleen aan de
orde zijn als de rechtbank van oordeel is dat aan het wettelijke criterium voor deze
maatregel is voldaan. Voorafgaand aan de beslissing van de rechtbank wordt de Raad
van de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen. In dit onderzoek worden de
gronden voor gezag beëindiging getoetst. Dit verzoek om beëindiging van het gezag
zal dan ook goed onderbouwd moeten zijn. Het conflict tussen de ouder(s) en de gecertificeerde
instelling waar deze vragen betrekking op hebben, spitste zich toe op het willens
en weten schenden van de privacy en veiligheid van de betrokken jeugdbeschermers.
Dit conflict heeft geen relatie met het verzoek tot een gezag beëindigende maatregel.
Vraag 7
Deelt u de mening dat een conflict tussen ouder(s) en een Gecertificeerde Instelling
dan wel een organisatie binnen de jeugdbeschermingsketen beslecht moet worden bij
een mediator of rechter? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
De beste manier om een conflict te beslechten, is om hierover met elkaar in gesprek
te gaan. Als dat niet mogelijk is of het via deze weg niet lukt om er met elkaar uit
te komen, kan de inzet van een mediator of rechterlijke procedure nodig zijn. Bij
een geschil zoals over het wel of niet verwijderen van een filmpje op het internet
is het aan de betrokkenen om te beslissen of ze een mediator willen inzetten of het
geschil aan de rechter willen voorleggen. De weg naar de rechter kan een ouder ook
rechtsbescherming bieden tegen beslissingen die door een Gecertificeerde Instelling
worden genomen. Zo is het bijvoorbeeld bij een ondertoezichtstelling wettelijk geregeld
dat een geschil over de uitvoering hiervan aan de kinderrechter kan worden voorgelegd.
Vraag 8
Deelt u de mening dat ouder(s) de ruimte moeten hebben om kritiek te uiten op een
Gecertificeerde Instelling dan wel organisatie binnen de Jeugdbeschermingsketen maar
dat individuele hulpverleners het recht op privacy hebben, waarbij stalking, bedreiging
of geweld op reguliere wijze bestraft moeten worden? Bent u bereid om het gesprek
met Gecertificeerde Instellingen dan wel organisaties binnen de Jeugdbeschermingsketen
en ervaringsdeskundigen aan te gaan om te werken aan een kader waarbij recht wordt
gedaan aan al deze partijen?
Antwoord 8
Ja, ik deel de mening dat ouders de ruimte moeten hebben om kritiek te uiten op een
instelling, ook in het openbaar. In de Jeugdbeschermingsketen worden voor zowel ouders
als kinderen ingrijpende beslissingen genomen die heftige gevoelens bij ouders kunnen
oproepen en door ouders niet altijd op prijs worden gesteld. Medewerkers van de instellingen
zijn zich hiervan bewust. De vrijheid van meningsuiting van ouders om hun kritiek
te uiten in het openbaar is echter niet onbeperkt. Het kan niet zo zijn dat medewerkers
niet meer veilig hun werk kunnen doen en hun recht op eerbiediging van hun persoonlijke
levenssfeer waaronder een recht op bescherming van hun goede naam en reputatie, wordt
geschonden. Als dit recht wordt geschonden hebben zij net als iedereen, recht op bescherming
en het recht om het geschil aan de rechter voor te leggen. De rechter zal een afweging
moeten maken tussen de verschillende belangen en rechten. In de zaak waar deze Kamervragen
betrekking hebben heeft de rechter geoordeeld dat het belang van de instelling en
haar medewerkers prevaleert boven het belang van de ouders en dat door de publicatie
van de video en de brief de ouders onrechtmatig hebben gehandeld.
Ik zal met de Gecertificeerde Instellingen in gesprek gaan om te bekijken of ik hen
ondersteuning kan bieden bij het ontwikkelen van een kader als daar behoefte aan is.
Vraag 9
Hoeveel gevallen zijn bij u bekend waarbij een gezag beëindigende maatregel door een
organisatie binnen de jeugdbeschermingsketen is aangevraagd naar aanleiding van een
conflict tussen ouder(s) en een organisatie binnen de jeugdbeschermingsketen zoals
een Gecertificeerde Instelling?
Antwoord 9
Deze gevallen zijn bij mij niet bekend.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.