Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Leijten en Van Weyenberg over een overzicht van aftrekposten, grondslagversmallers en belastingregelingen in de vennootschapsbelasting
Vragen van de leden Leijten (SP) en Van Weyenberg (D66) aan de Staatssecretaris van Financiën over een overzicht van aftrekposten, grondslagversmallers en belastingregelingen in de vennootschapsbelasting (ingezonden 30 januari 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Snel (Financiën) (ontvangen 11 maart 2020).
Vraag 1 en 2
Herinnert u zich de aangenomen motie-Van Weyenberg c.s. die de regering verzoekt een
overzicht te verstrekken van aftrekposten, grondslagversmallers en belastingregelingen
in de vennootschapsbelasting?1
Herinnert u zich uw toezegging dat u deze lijst voor het einde van 2019 naar de Kamer
zou zenden?2
Antwoord 1 en 2
Ja.
Vraag 3
Wanneer stuurt u dit overzicht alsnog naar de Kamer?
Antwoord 3
In de bijlage stuur ik u een overzicht van de grondslagbedragen van de vennootschapsbelasting
met een uitleg daarbij. Dit overzicht is opgesteld ten behoeve van de Adviescommissie
belastingheffing van multinationals, dat het kabinet adviseert over maatregelen om
de belastingheffing over winsten van multinationals eerlijker te maken, terwijl Nederland
aantrekkelijk blijft voor Nederlandse hoofdkantoren. Het rapport van de adviescommissie
verwacht ik, zoals opgenomen in mijn brief van 14 februari jl.3, in de tweede helft van maart aan uw Kamer te kunnen aanbieden.
Het overzicht heeft betrekking op 2017, het meest recente jaar waarover aangiftegegevens
beschikbaar en compleet zijn. In de tabel is een onderscheid gemaakt naar grootte
van deze bedrijven (de Nederlandse, Amerikaanse en overige multinationals met een
wereldwijde omzet boven de € 750 miljoen, het overige internationale en nationale
grootbedrijf en het internationale en nationale midden- en kleinbedrijf). De gepresenteerde
cijfers zijn grondslagbedragen. Deze bedragen zijn niet zonder meer om te rekenen
naar budgettair belang, bijvoorbeeld omdat een deel van de bedrijven in een verliessituatie
verkeert waarbij het verlies later niet verrekend kan worden.
Het bijgevoegde overzicht is uitgebreider dan de gegevens over fiscale regelingen
die in bijlage 9 van de Miljoenennota worden gepresenteerd. In de Miljoenennota worden
de onderdelen gepresenteerd die niet behoren tot de primaire heffingsstructuur van
de belastingwetgeving. Er is echter geen eenduidig criterium wat als onderdeel van
de primaire heffingsstructuur gezien moeten worden en wat niet. Om die reden is iedere
afbakening tot op zeker hoogte arbitrair. Dit geldt in het bijzonder voor de vennootschapsbelasting
omdat deze belasting wordt geheven over de winst, wat het resultaat is van zowel positieve
als negatieve winstbestanddelen. In de vennootschapsbelasting zijn veel zaken relevant
voor het bepalen van de winst, zoals personeelskosten, de inkoop van grondstoffen,
huisvestingskosten, afschrijvingen, rentekosten, dotaties aan voorzieningen, toepassing
van de liquidatieverliesregeling, wijzigingen in toelaatbare fiscale reserves, toepassing
van de kwijtscheldingswinstvrijstelling, toepassing van de innovatiebox, etc. Daarnaast
zijn ook vrijstellingen (zoals de deelnemingsvrijstelling en de objectvrijstelling)
onderdeel van de systematiek van de vennootschapsbelasting.
Vraag 4 en 5
Kunt u uitleggen waarom de liquidatieverliesregeling geen aftrekpost is, aangezien
via de liquidatieverliesregeling liquidatieverliezen in aftrek mogen worden gebracht
op de Nederlandse winst?
Klopt het dat de liquidatieverliesregeling de grondslag van de vennootschapsbelasting
(Vpb) versmalt? Zo ja, kunt u dan toelichten waarom deze regeling niet staat opgenomen
in de lijst met belastingregelingen?
Antwoord 4 en 5
In de lijst met fiscale regelingen in bijlage 9 van de Miljoenennota zijn specifieke
onderdelen opgenomen die niet tot de primaire heffingsstructuur behoren van de vennootschapsbelasting.
De liquidatieverliesregeling is niet opgenomen in de Miljoenennota maar kan wel de
fiscale winst van een belastingplichtige verlagen. Om deze reden is de liquidatieverliesregeling
in het bijgevoegde overzicht wel opgenomen. Overigens ben ik voornemens om de liquidatieregeling
per 2021 te versoberen.
Vraag 6 en 7
Bent u van mening dat de Kamer dient te beschikken over een volledige lijst van regelingen
of wettelijke bepalingen, en hun budgettaire belang, die ervoor zorgen dat niet het
statutaire tarief wordt afgedragen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u voornemens de Kamer dit inzicht te verschaffen middels de door u beloofde lijst?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6 en 7
Alle vennootschapsbelastingplichtigen in Nederland betalen vennootschapsbelasting
op basis van het vastgestelde belastbare bedrag tegen de statutaire tarieven. Het
overzicht in de bijlage geeft kwantitatief inzicht in de grondslagbedragen die leiden
die tot het te betalen bedrag aan vennootschapsbelasting. Ik deel de mening dat uw
Kamer volledig geïnformeerd dient te worden op basis van de beschikbare informatie.
Om deze reden verschaf ik u het gevraagde overzicht. Daarbij zal ik bezien op welke
manier ik uw Kamer op regelmatige basis over de grondslagbedragen in de vennootschapsbelasting
kan informeren.
Bijlage - Opbouw vennootschapsbelasting naar groepen belastingplichtigen
Algemene toelichting bij de tabel
Vennootschapsbelastingplichtigen betalen belasting op basis van de belastbare winst.
In de aangiftesystematiek worden alle positieve en negatieve winstbestanddelen opgegeven
die leiden tot de belastbare winst. In de bijgevoegde tabel zijn relevante grondslagbedragen
over 2017 opgenomen. De grondslagbedragen zijn niet zonder meer om te rekenen naar
budgettair belang. Een belangrijke reden hiervoor is dat een deel van de bedrijven
in een verliessituatie verkeert waarbij het de vraag is of het verlies (op termijn)
verrekend kan worden.
In het overzicht zijn de banken en de gassector weggelaten omdat publicatie van de
grondslagbedragen bij deze specifieke sectoren kan leiden tot herleidbare informatie.
Ook fiscale beleggingsinstellingen zijn weggelaten omdat deze weliswaar belastingplichtig
zijn voor de vennootschapsbelasting, maar onder het nultarief vallen.
De fiscale grondslagbedragen zijn uitgesplitst naar de Nederlandse, Amerikaanse en
overige multinationals met een wereldwijd geconsolideerde groepsopbrengst van meer
dan € 750 miljoen die verplicht zijn om op basis van country-by-country reporting
een landenrapport op te stellen, het overige internationale en nationale grootbedrijf
en het internationale en nationale midden- en kleinbedrijf.
Uit de tabel blijkt dat in 2017 voor € 1.609 miljard omzet opgegeven is. Hiervan viel
64% bij het grootbedrijf. Per saldo is € 49 miljard aan overige opbrengsten gerealiseerd,
waarvan 71% bij het grootbedrijf. Uit de aangifte is niet te herleiden op welke overige
opbrengsten dit bedrag betrekking heeft.
Tegenover de omzet en overige opbrengsten staan diverse kosten. De belangrijkste post
betreft de kosten van grond- en hulpstoffen van € 1.070 miljard. De personeelskosten
bedragen € 221 miljard en de overige bedrijfskosten (auto-, huisvestings-,verkoop-,
onderhoud-, en overige kosten) € 236 miljard. De afschrijvingen bedragen € 52 miljard.
Per saldo wordt € 81 miljard aan rente ontvangen en € 107 miljard aan rente betaald.
In beide gevallen komt het bedrag voor ongeveer 75% van het grootbedrijf. Van de overige
financiële baten (dividend uit beleggingen, kwijtscheldingswinst) van € 14 miljard
komt 63% terecht bij het grootbedrijf.
Bij de buitengewone baten en lasten kan het bijvoorbeeld gaan om ver- of aankopen
van onroerend goed, beleggingen, of patenten waarbij een positieve of negatieve winst
wordt gerealiseerd. Per saldo is voor € 13 miljard aan buitengewone baten gerealiseerd
en voor 14 miljard aan buitengewone lasten. De buitengewone baten worden voor 49%
gerealiseerd bij het grootbedrijf, terwijl de buitengewone lasten voor 71% bij het
grootbedrijf gerealiseerd worden.
Een belangrijk onderdeel van de winst bij belastingplichtigen is de winst die binnenlandse
en buitenlandse dochtervennootschappen behalen. Deze «resultaten uit deelnemingen»
worden in beginsel tot de winst van de belastingplichtige moedervennootschap gerekend.
Per saldo dragen deze binnenlandse en buitenlandse dochters € 446 miljard bij aan
de winst van Nederlandse vennootschapsbelastingplichtigen. Daarnaast kan een belastingplichtige
winst behalen in het buitenland door middel van een «vaste inrichting». Deze winst
bedraagt 12 miljard. Deze winsten grotendeels bij het grootbedrijf gerealiseerd, 79%
van de resultaten uit deelnemingen en 87% van de winst uit vaste inrichtingen.
Het totaal van de diverse opbrengsten en kosten leidt in beginsel tot een winst van
€ 525 miljard winst. Hiervan komt 75% bij het grootbedrijf terecht. Een belangrijk
deel van deze winst komt echter van deelnemingen (de dochters) en vaste inrichtingen.
Deze winst is bij Nederlandse dochters al belast bij de dochter en vaste inrichtingen
of bij buitenlandse dochters behoort de grondslag aan het buitenland toe. Daarom worden
deze winsten via de deelnemingsvrijstelling en de objectvrijstelling vrijgesteld voor
de vennootschapsbelasting om zo dubbele belasting te voorkomen. De winst, rekening
houdend met deze vrijstellingen daalt dan tot € 72 miljard euro. Hiervan behoort 50%
toe aan het grootbedrijf.
Op het hiervoor genoemde bedrag volgen dan nog een groot aantal posten om tot de belastbare
winst te komen. Allereerst zijn er de niet-aftrekbare kosten en de niet-aftrekbare
rente. Deze kosten zijn in beginsel meegenomen in de «overige bedrijfskosten» en de
«betaalde rente», maar komen uiteindelijk niet in aanmerking voor aftrek bij het bepalen
van de winst. Daarom worden deze niet-aftrekbare kosten door middel van een bijtelpost
gecorrigeerd. Hierdoor wordt de winst met € 4,3 miljard vanwege niet-aftrekbare kosten
en € 8,8 miljard vanwege niet-aftrekbare rente naar boven bijgesteld. Naar verwachting
zal als gevolg van de earningsstrippingmaatregel het bedrag aan niet-aftrekbare rente
vanaf 2019 aanmerkelijk stijgen. De bijtellingen voor niet-aftrekbare kosten en renten
vinden vooral plaats bij het grootbedrijf (respectievelijk 68% en 83%).
Naast deze bijtellingen zijn er ook andere posten waardoor de belastbare winst lager
of hoger wordt. Met name de liquidatieverliesregeling (€ 4,2 miljard), de innovatiebox
(€ 6,2 miljard), de vrijstelling voor kwijtscheldingswinst (€ 1,3 miljard) en de investeringsregelingen
(€ 1,3 miljard) zijn hierin relatief groot. De liquidatieverliesregeling (67%) en
de innovatiebox (90%) worden vooral gebruikt door het grootbedrijf, terwijl de vrijstelling
voor kwijtscheldingswinst en de investeringsregelingen vooral bij het midden- en kleinbedrijf
(mkb) terecht komen. Van deze twee laatste posten komt 5% respectievelijk 23% ten
goede aan het grootbedrijf.
Per saldo is de belastbare winst € 82 miljard. Dit bedrag omvat dus zowel de positieve
als de negatieve belastbare winsten. In 2017 werd voor € 35 miljard aan verliezen
(negatief belastbare winst) geleden, terwijl de positieve belastbare winsten € 118
miljard waren. De verdeling van verliezen en de winst over het grootbedrijf en het
mkb was identiek. Zowel van de verliezen als van de winsten werd 54% bij het grootbedrijf
gerealiseerd.
Onder de groep belastingplichtigen met een positieve winst bevinden zich ook belastingplichtigen
die in het verleden verliezen hebben geleden die zij kunnen verrekenen met de belastbare
winst. In totaal werd in 2017 voor € 22 miljard aan verliezen verrekend, wat per saldo
tot een belastbaar bedrag van € 95 miljard leidt bij deze groep belastingplichtigen.
Per saldo leidt dit tot een totaalbedrag van € 22,7 miljard aan te betalen vennootschapsbelasting,
waarvan 54% door het grootbedrijf wordt opgebracht.
Na aftrek van de voorheffingen en de verrekening van (buitenlandse) belasting ter
voorkoming van dubbele belastingheffing (totaal € 2,2 miljard), is het totaal aan
te betalen vennootschapsbelasting een bedrag van € 20,6 miljard. Hiervan wordt 51%
door het grootbedrijf opgebracht. Dit percentage is lager dan het percentage bij de
omzet omdat het grootbedrijf relatief meer kosten heeft. In het algemeen geldt dat
de rentabiliteit per sector kan verschillen. Daarnaast speelt mee dat bij het mkb
directeuren-grootaandeelhouders hun arbeid deels via de winst laten lopen, wat tot
een hogere winst in verhouding tot de omzet leidt.
Tabel Winst en verliesrekening en fiscale posten vennootschapsbelasting
BELASTINGJAAR 2017, excl. fbi’s, banken en gas 1
2
(bedragen x € mln)
Grootbedrijf
MKB
Totaal
Aandeel grootbedrijf
Multinationals (CbCR)3
Grootbedrijf int.
Grootbedrijf nat.
MKB int.
MKB nat.
NL
USA
Overig
Omzet
250.464
183.195
289.073
253.569
56.562
241.559
335.486
1.609.911
64%
Overige opbrengsten
12.066
4.216
9.507
6.154
3.348
7.032
7.405
49.731
71%
Kosten van grond- en hulpstoffen
– 172.605
– 138.783
– 212.566
– 167.391
– 24.053
– 163.378
– 191.362
– 1.070.141
67%
Personeelskosten
– 26.799
– 9.422
– 24.034
– 39.982
– 12.883
– 32.494
– 75.774
– 221.390
51%
Overige bedrijfskosten
– 48.902
– 25.278
– 37.964
– 34.095
– 13.890
– 33.452
– 42.774
– 236.359
68%
Afschrijvingen
– 8.608
– 4.638
– 11.327
– 8.192
– 2.715
– 7.520
– 8.676
– 51.678
69%
Ontvangen renten
15.405
8.475
29.932
7.228
274
14.911
4.734
80.959
76%
Betaalde renten
– 21.677
– 10.777
– 33.894
– 11.335
– 2.895
– 19.927
– 6.222
– 106.727
75%
Overige financiële baten
3.057
1.135
1.686
2.771
1
4.024
1.075
13.749
63%
Buitengewone baten
2.869
445
1.382
1.155
699
3.423
3.301
13.276
49%
Buitengewone lasten
– 3.392
– 730
– 3.088
– 2.194
– 704
– 3.032
– 1.194
– 14.337
71%
Waardeveranderingen immateriële en materiele vaste en vlottende activa
25
– 304
– 722
4
1.463
– 297
– 227
– 59
– 790%
Resultaten uit deelnemingen
57.385
135.284
75.782
81.270
822
79.051
16.175
445.772
79%
Winst uit vaste inrichtingen3
1.256
2.232
6.718
453
0
1.654
0
12.314
87%
Winst (op fiscale grondslagen, subtotaal)
60.544
145.048
90.485
89.415
6.029
91.552
41.947
525.023
75%
Saldo deelnemingsvrijstelling en overige vrijgestelde winstbestanddelen4
– 54.264
– 134.407
– 74.745
– 80.423
– 1.011
– 79.596
– 15.991
– 440.443
78%
Objectvrijstelling
– 1.256
– 2.232
– 6.718
– 453
0
– 1.654
0
– 12.314
87%
Winst (op fiscale grondslagen, na deelnemings- en objectvrijstelling)
5.024
8.409
9.022
8.539
5.018
10.302
25.956
72.266
50%
Niet-aftrekbare rente
327
1.418
865
363
0
1.460
7
4.441
67%
Kosten en lasten die niet of gedeeltelijk niet aftrekbaar zijn
2.786
1.353
1.539
1.558
48
980
503
8.771
83%
Saldo wijzigingen toelaatbare fiscale reserves
– 96
57
30
109
– 60
– 348
– 407
– 716
– 6%
Liquidatieverliesregeling
– 1.316
– 217
– 1.022
– 256
– 7
– 1.021
– 356
– 4.199
67%
Voordelen innovatiebox
– 1.973
– 2.609
– 347
– 636
– 18
– 387
– 224
– 6.196
90%
Bosbouwvrijstelling/Landbouwvrijstelling
0
0
0
– 1
0
– 17
– 88
– 106
1%
Vrijstelling kwijtscheldingswinst
– 32
– 10
– 2
– 19
0
– 930
– 345
– 1.340
5%
Fictieve personeelskosten instellingen algemeen/sociaal belang
0
0
0
0
0
0
– 1
– 1
11%
Winst van een Anbi
0
0
0
0
0
– 10
– 1
– 11
1%
Winst uit zeescheepvaart
0
0
13
2
0
9
1
26
60%
Saldo investeringsregelingen
– 73
– 15
– 60
– 124
– 28
– 220
– 802
– 1.327
23%
Aftrekbare rente (WaW art VIIIc)
0
– 32
0
0
0
0
– 2
– 34
92%
Aftrekbare giften
0
0
0
– 3
0
– 10
– 14
– 31
19%
Splitsing
22
3
7
6
0
39
2
81
48%
Verschil in belastbare winst tussen aangifte en aanslag 5
2.429
1.857
2.287
453
28
2.027
1.748
10.831
65%
Belastbare (vastgestelde) winst
7.095
10.215
12.329
9.989
4.978
11.871
25.974
82.451
54%
– waarvan verliezen
5.407
2.074
7.434
3.704
610
9.988
6.093
35.310
54%
Alleen positieve belastbare winst
12.501
12.289
19.763
13.693
5.588
21.859
32.068
117.761
54%
Verliesverrekening
– 2.696
– 793
– 4.337
– 3.335
– 2.776
– 4.121
– 4.244
– 22.302
62%
Belastbaar bedrag
9.805
11.496
15.426
10.358
2.812
17.738
27.824
95.459
52%
Statutair tarief (gemiddelde)f10
25,0%
24,9%
24,9%
24,3%
24,5%
23,8%
22,1%
23,8%
Vennootschapsbelasting
2.448
2.866
3.840
2.515
689
4.225
6.155
22.739
54%
Te verrekenen belastingen11
437
331
980
90
0
285
29
2.152
85%
Te betalen bedrag aan vpb
2.011
2.535
2.860
2.425
689
3.940
6.125
20.586
51%
X Noot
1
Vanwege afrondingsverschillen kan een optelling afwijken van de onderliggende bedragen.
X Noot
2
Een uitsplitsing van de grondslagbedragen bij banken en de gassector leidt tot herleidbare
informatie. Daarom zijn deze sectoren niet in dit overzicht opgenomen. Fiscale beleggingsinstellingen
zijn uit de grondslag gehaald omdat deze weliswaar subjectief belastingplichtig zijn,
maar onder het nultarief vallen.
X Noot
3
Een onderneming is een multinational wanneer een wereldwijd geconsolideerde groepsopbrengst
van meer dan € 750 miljoen aanwezig is waardoor die onderneming verplicht is om op
basis van country-by-country reporting een landenrapport op te stellen. Daarbij wordt
onderscheid gemaakt naar het land waarin de multinational gevestigd is (Nederland,
de Verenigde Staten en overige landen). De overige categorieën zijn het internationale
en nationale grootbedrijf en het internationale en nationale midden- en kleinbedrijf.
X Noot
3
In de aangifte wordt niet specifiek onderscheid gemaakt tussen reguliere winst en
de winst uit vaste inrichtingen. Daarom is deze laatste winst aan de hand van een
procedure geëlimineerd uit de opgegeven positieve winstbestanddelen. Dit is gedaan
door naar de hoogte van de objectvrijstelling te kijken. Hierdoor hebben de overige
positieve winstbestanddelen alleen betrekking hebben op de winst die in Nederland
behaald is. Ook is hierdoor de winst uit vaste inrichtingen gelijk aan de objectvrijstelling.
X Noot
4
In een aangifte heeft de deelnemingsvrijstelling soms betrekking op andere posten
dan deelnemingsresultaten (bv «buitengewone baten» of «overige opbrengsten»). Hierop
is gecorrigeerd zodat deze winsten in deze tabel op ‘Resultaten uit deelneming’ geboekt
zijn. De overige vrijgestelde winstbestanddelen worden ook bij deze post opgeteld,
omdat het hier vaak om grote eenmalige bedragen bij enkele belastingplichtigen gaat
(bijvoorbeeld bij een overname) en dit anders tot herleidbare informatie leidt. Daarnaast
is gebleken dat het ook hier vaak gaat om vrijgestelde winsten in het kader van deelnemingen.
X Noot
5
Bij ambtshalve aanslagen, correcties, verminderingen en/of navorderingsaanslagen is
altijd niet duidelijk op welke grondslagrubriek(en) de aanslag, correctie of vermindering
betrekking heeft. Dit geeft in dit overzicht een verschil in belastbare winst tussen
aangifte en aanslag. Indien een correctie wel toerekenbaar was aan een aangifterubriek,
is deze rubriek daarvoor aangepast.
X Noot
10
Doordat winsten tot 200.000 onder het verlaagde statutaire tarief van 20% vallen,
is het gemiddelde belastingtarief bij diverse groepen lager dan 25%.
X Noot
11
Bedrag elders belast, betaalde kansspel- en dividendbelasting alsmede deelnemingsverrekening.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.