Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 5 maart 2020, over de Raad Buitenlandse Zaken Handel
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2155 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 30 april 2020
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de
vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 5 maart 2020 overleg gevoerd met mevrouw
Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
28 februari 2020 inzake geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken / Handel van 12 maart
2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2120);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
13 december 2019 inzake verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 21 november
2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2099);
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d.
28 januari 2020 inzake antwoorden op vragen commissie over het akkoord tussen EU en
VS over aanpassing Memorandum of Understanding over rundvlees van hoge kwaliteit (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1225);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 7 februari 2020 inzake fiche:
Wijziging verordening handhaving van internationale handelsregels (Kamerstuk 22 112, nr. 2842).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Veldman
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: Diks
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Alkaya, Amhaouch, Bouali, Diks, Van
Haga, Wassenberg en Weverling,
en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 10.04 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen allemaal. Heel hartelijk welkom bij dit algemeen overleg van de commissie
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Dit is een algemeen overleg
over de RBZ Handel, de Raad Buitenlandse Zaken Handel. Uiteraard een hartelijk welkom
aan de bewindspersoon en haar ondersteuning. Hartelijk welkom aan de Kamerleden, die
met een groot aantal zijn. Ik zie dat er niet heel veel publiek zit op de tribune,
maar hopelijk kijkt er thuis nog iemand. Hartelijk welkom aan u. Er is misschien best
veel te vertellen. Daarom zat ik te denken aan vijf minuten, of vierenhalf, bij wijze
van spreken. Alles wat korter kan, is natuurlijk meegenomen. O, de heer van Wassenberg
heeft al een opmerking.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Ik vraag toestemming aan de commissie om hierbij te zitten. Ik ben namelijk
geen lid of plaatsvervangend lid van deze commissie. Formeel moet er dan even toestemming
worden gevraagd. Ik kijk dus even heel vriendelijk naar mijn collega's.
De voorzitter:
Ik weet niet of ze ook zo vriendelijk naar u kijken, maar voorlopig zit u er nog.
Uiteraard hartelijk welkom in deze commissie.
De heer Weverling (VVD):
Wat hebben we voor mogelijkheden om de heer Wassenberg uit deze zaal te zetten?
De voorzitter:
U kunt gewoon tegen zijn. Als daar een meerderheid voor is, moet de heer Wassenberg
de zaal verlaten. Zo ongezellig is het hier dan ook wel weer. Maar voorlopig is daar
geen sprake van.
De heer Weverling (VVD):
Laat dan maar zitten.
De voorzitter:
Helemaal goed.
De heer Wassenberg (PvdD):
De heer Weverling kijkt gelukkig nog vriendelijk.
De voorzitter:
Hartelijk welkom. Ik stel voor: vijf minuten of minder. Laten we het even zo afspreken.
We hebben maar twee uur. We hebben afgelopen week bij het AO Imvo gezien dat er veel
geïnterrumpeerd werd en dat we veel tijd nodig hadden. Ik stel dus voor dat we de
interrupties nu echt wel beperken.
De eerste spreker is de heer Van Haga van de fractie-Van Haga. Gaat uw gang.
De heer Van Haga (Van Haga):
Dank u wel, voorzitter. Het is mooi dat de EU een handelsakkoord heeft gesloten met
Vietnam. 99% van de tarieven gaat verdwijnen, en dat is goed voor het Nederlandse
bedrijfsleven en voor de kwaliteit van de hele productieketen. Daarom is het cynisch
dat ook dit akkoord weer een probleem dreigt te worden in het Nederlandse parlement.
Maar goed, de eerste horde is genomen. De Raad Buitenlandse Zaken Handel zal naar
verwachting instemmen. Dat is dus goed nieuws. Ik zou wel graag van de Minister willen
weten hoe zij de toekomst van handelsverdragen ziet nu er in de Tweede en Eerste Kamer
geen meerderheid meer lijkt te zijn voor onder andere CETA. Die meerderheid lijkt
er straks ook niet te zijn voor Mercosur en ook niet voor dit handelsverdrag met Vietnam.
Ik hoor een collega zeggen dat CETA al is aangenomen, maar CETA moet nog door de Eerste
Kamer. Er zijn allemaal linkse en rechtse partijen die daar weer moeilijk over doen,
terwijl het nota bene goed is voor het Nederlandse bedrijfsleven.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van Haga (Van Haga):
Dat was geen interruptie, toch?
De voorzitter:
Nee, maar het begon erop te lijken.
De heer Van Haga (Van Haga):
Oké. Is de Minister het met mij eens dat een handelsverdrag juist goed is voor het
internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, zoals we vorige week hebben
gezien?
Voorzitter. De WTO heeft nu een noodoplossing bedacht voor het niet functionerende
Appellate Body. Wat vindt Nederland van deze oplossing? Gaan we aan deze noodoplossing
deelnemen? Zou het niet gewoon beter zijn om uiteindelijk weer terug te gaan naar
de oorspronkelijke situatie en het op een akkoordje te gooien met de Verenigde Staten?
Voorzitter. Het is goed om te lezen dat er een minideal wordt voorbereid tussen de
EU en de VS, met een deadline op 18 maart 2020. Ik heb niet helemaal door wat het
precies inhoudt. Ik zou dus graag willen weten wat dit specifiek voor Nederland betekent.
Hebben we er iets aan, of niet?
Voorzitter. Ik kom op China. Er wordt onderhandeld over een investeringsakkoord tussen
de EU en China. Over China heb ik in bijna ieder debat wel het een en ander gezegd.
Het blijft vreemd dat we nu al jaren toestaan dat China op een totaal destructieve
wijze meehandelt op de wereldmarkt, maar zich op geen enkele manier houdt aan de regels
van het spel en onze winkeliers wegblaast uit onze eigen winkelstraten. Ze houden
zich niet aan de regels van de WTO en niet aan de standaarden van de OESO, ze kunnen
Nederlandse bedrijven kopen, terwijl dat omgekeerd niet kan, ze maken gebruik van
staatssteun, ze schenden op grootschalige wijze patenten en intellectueel eigendom,
keurmerken worden vervalst, namaakproducten worden voor een fractie van de prijs op
Alibaba aangeboden, heel veel Chinese elektronica is onveilig, waardoor onze data
gestolen kan worden, ze betalen geen btw en ook geen invoerrechten onder de € 150,
en het Postverdrag is dermate slecht dat China daardoor nauwelijks transportkosten
betaalt. Ik ben blij dat er onderhandeld wordt over al deze punten, maar ik zou de
Minister willen vragen wat Nederland in de tussentijd kan doen om onze eigen winkeliers
te redden van de ondergang. We hebben laatst een soort spamaanval gehad van INretail.
Dat loog er niet om. Sommige ondernemers gaan nu echt over de kop door al dat Alibabageweld.
Is de Minister bereid over te brengen dat Nederland grote zorgen heeft over dit gedrag
van China?
Voorzitter. Dan kom ik op het fiasco rond het walsdraadstaal. Dit blijft een grote
zorg. Ik lees dat op 14 februari 2020 gestart is met een tweede herzieningsonderzoek
naar de vrijwaringsmaatregelen op staal. Nederlandse bedrijven zitten door deze Europese
tegenmaatregelen nog steeds in een grote crisis. De EU doet hier precies wat de EU-critici
zo erg vinden aan de EU, en dat is heel erg jammer. Er worden kafkaëske maatregelen
genomen die onze eigen bedrijven kapotmaken, in de veronderstelling dat we iets goeds
doen. En het duurt allemaal eindeloos lang. Ik heb hier echt al heel vaak vragen over
gesteld. Ik weet dat de Minister keer op keer in Brussel haar zorgen bij de verschillende
Commissarissen heeft overgebracht, en dat waardeer ik ook, alleen er gebeurt uiteindelijk
niks. Het duurt nu echt te lang. Ik zou de Minister willen vragen of zij kan toezeggen
dat ze nu echt met haar vuist op tafel gaat slaan, desnoods met haar schoen, of dreigt
met een veto. Genoeg is genoeg. Nederland is niet gek. Ik weet ook niet wat er nu
nog voor mogelijkheden zijn. De mogelijkheden van de Minister zijn beperkt, maar op
een gegeven moment moeten we onze kont tegen de krib gooien. Take back control, hoor
ik de heer Weverling zeggen. Het is goed dat de VVD dat geluid ook laat horen.
Voorzitter, tot slot. Ik weet het niet helemaal – ik heb het niet kunnen vinden –
en het zou kunnen zijn dat het helemaal opgelost is, maar ik zou graag een update
willen krijgen van de Minister met betrekking tot het opheffen van de antidumpingmaatregelen
op bevroren aardappelproducten uit België, Nederland en Duitsland, zoals destijds
is ingesteld door Colombia. Ik doel op de zogenaamde papas congeladas, waar we destijds
tijdens onze reis in Colombia veelvuldig naar hebben gevraagd.
Voorzitter, dat was mijn eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel. U stopt precies op het goede moment, want we horen nu de lange bel voor
de aankondiging van de vergadering in de plenaire zaal. Dan schorsen we altijd even
of praat ik er wat willekeurig doorheen, of zo. Ik stel voor dat we even wachten tot
de bel afgelopen is.
Terwijl de bel ging, is er een compleet ander gesprek aan deze kant van de tafel begonnen.
Ik wil toch vragen of de heer Weverling van de VVD het woord wil nemen. Gaat uw gang.
De heer Weverling (VVD):
Dank u, voorzitter. De VVD is een partij met een open vizier naar de wereld. We zijn
niet bang voor internationale concurrentie, maar gaan uit van het vernuft en de kwaliteit
van onze eigen producten van onze eigen bedrijven. Geholpen door de kracht van een
Europees handelsblok gaan onze producten zo de hele wereld over. Maar concurrentie
moet wel eerlijk en wederkerig zijn. Met betrekking tot de handelsrelatie tussen de
EU en China agendeert de VVD voortdurend het probleem van het ongelijke speelveld
tussen Nederlandse en Chinese bedrijven. Een van de onderwerpen waarbij de wederkerigheid
nu ontbreekt, is openbare aanbestedingen. Kortgeleden was mevrouw Kaag op bedrijfsbezoek
bij VDL Nedcar. We zagen haar rijden door de fabriek. Daar is haar vast meer verteld
over oneerlijke Chinese biedingen. In plaats van Nederlandse productie van bussen,
koos de provincie Overijssel recent namelijk voor een Chinese fabrikant, die gesubsidieerd
wordt door de Chinese overheid. Hier is natuurlijk onmogelijk tegenop te concurreren,
hoe goed je product ook is. Ik heb hier al meerdere vragen over gesteld, waarop de
Minister heeft aangegeven dat het juridisch wel degelijk mogelijk is om aanbestedingen
uit China te weren. Toch lijkt hier bij diverse overheden nog veel onduidelijkheid
over te zijn. Kan de Minister ophelderen wat nu precies de mogelijkheden zijn van
overheden om biedingen van bedrijven buiten de EU die veel staatssteun ontvangen,
uit te sluiten?
De heer Alkaya (SP):
Laat ik het een keer eens zijn met de heer Weverling. Het is natuurlijk oneerlijk
als buitenlandse bedrijven die staatssteun ontvangen meedoen met aanbestedingen en
dergelijke. Dat is een manier om oneerlijke concurrentie toe te laten. Maar gebeurt
het niet ook door bij diezelfde aanbesteding bedrijven toe te laten die bijvoorbeeld
met veel lagere normen en veel lagere arbeidskosten te maken hebben? Is dat niet net
zo goed oneerlijk als Nederlandse bedrijven die moeten concurreren met bedrijven uit
het buitenland die staatssteun ontvangen?
De heer Weverling (VVD):
Bedoelt de heer Alkaya dan partijen van buiten de EU die met andere normen werken
en op de Europese markt komen?
De heer Alkaya (SP):
Ja. Het kunnen diensten zijn, maar het kunnen ook producten zijn die ergens in het
buitenland geproduceerd zijn waar de productiestandaarden en de arbeidskosten veel
lager zijn geweest en die vervolgens op de Europese markt komen. Dat is toch net zo
goed oneerlijk?
De heer Weverling (VVD):
Ik denk dat ik ver met de heer Alkaya mee kan gaan. Vandaar dat handelsvragen een
heel goed middel zijn om productstandaarden te hanteren en er zo voor te zorgen dat
we binnen de EU producten hebben die van hoge kwaliteit zijn en kunnen voldoen aan
onze eigen standaarden.
De heer Alkaya (SP):
Tot slot. Stel dat er geen sprake is van een gelijk speelveld, bijvoorbeeld als het
minimumloon in een bepaald land heel erg laag is. Neem Vietnam. Daar is het minimumloon
zo'n 130 dollar per maand. Daar kun je dus veel goedkoper produceren dan in Nederland.
Zou het dan niet veel eerlijker zijn om juist tarieven in te voeren die dat verschil
opheffen? Als je dat soort tarieven die al ingevoerd zijn opheft, leidt dat juist
tot oneerlijke concurrentie. Want dan heb je dus te maken met de situatie waarin producten
die geproduceerd zijn tegen veel minder arbeidskosten, zonder tarieven ook op de Europese
markt terechtkomen.
De heer Weverling (VVD):
Ik probeer te begrijpen wat de heer Alkaya zegt. In mijn opinie is het zo dat in heel
veel landen ter wereld alles wordt geproduceerd tegen lagere arbeidskosten. Nederland
is binnen de EU zelfs nog een duur land. Wat dat betreft is het al knap dat wij zo'n
grote maakindustrie hebben en dat we het met elkaar zo goed kunnen doen. Het is mij
dus onvoldoende helder wat de heer Alkaya nu beoogt te vragen.
De voorzitter:
We zeiden nog dat we niet eindeloos zouden interrumperen. Dit blijft onduidelijk,
denk ik. De heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Ik wil eigenlijk een uitspraak. Stel dat we te maken hebben met twee landen met verschillende
standaarden, bijvoorbeeld op het gebied van arbeidskosten, die met elkaar handel drijven.
Vindt de heer Weverling het dan niet juist oneerlijk om tarieven af te schaffen? Dan
leidt het namelijk juist tot een oneerlijke concurrentie tussen bedrijven aldaar en
bedrijven hier in Nederland. Ik ben het met de heer Weverling eens dat je het liefst
toe wil naar de situatie waarin die normen overal ter wereld even hoog zijn, zo hoog
mogelijk, en dat het minimumloon overal ter wereld net zo hoog is als in Nederland.
Dat zou ik willen. Maar als dat niet zo is, wat de feitelijke situatie is, is het
dan niet juist oneerlijk om de tarieven af te schaffen?
De heer Weverling (VVD):
Ja, maar het niet afschaffen zorgt er niet voor dat het opeens anders functioneert.
Volgens mij is de wederzijdse economie gebaat bij die handel. Het is van belang dat
wij onze eigen standaarden hanteren en er dus van uitgaan dat we daarmee ook het niveau
in andere landen opkrikken, direct of indirect. De verdragen die we met elkaar sluiten,
zijn juist een mooi middel om met elkaar in gesprek te gaan over allerlei standaarden.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van ... O, ik zie dat dit nog niet ten einde is, meneer
Weverling. Eerst de heer Van Haga.
De heer Van Haga (Van Haga):
Ik vind het een beetje een rare discussie en een rare interruptie van de SP. Die concentreert
zich meteen op het minimumloon, maar dat is natuurlijk niet ... Ik hoor de heer Alkaya
reageren, maar uiteindelijk interrumpeer ik nu de heer Weverling. Het minimumloon
in een bepaald land is misschien wel gekoppeld aan een andere levensstandaard en een
andere koopkracht. Dat is juist níét iets waar je landen voor zou moeten uitsluiten.
Ik heb net een heel rijtje genoemd van onderwerpen waaruit blijkt dat China de WTO-regels
schendt, IP schendt en dingen vervalst. Maar denk ook aan het Postverdrag en aan het
feit dat wij bedrijven in China niet kunnen kopen maar zij hier wel. Er zijn dus heel
veel dingen waarbij zij de regels overtreden. Dat is iets anders dan het minimumloon,
maar dát zijn nou juist dingen waarop je een land wel zou kunnen uitsluiten. Mijn
vraag aan de VVD is de volgende. Als je dat hele rijtje ziet en ziet dat China de
regels aan zijn laars lapt, zou dat niet een reden zijn om te zeggen: totdat we dat
handelsverdrag hebben, gaan we vanuit Europa of misschien vanuit Nederland zelf zeggen
dat we gewoon even geen zaken meer doen, omdat we ons eigen bedrijfsleven kapotmaken
als we dat toe blijven staan?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor dat de interrupties iets korter worden, want anders wordt
het niks met de eindtijd van 12.00 uur. De heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Dat is een interessante gedachte van de heer Van Haga.
De voorzitter:
Ik dacht dat de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren ook nog een interruptie
voor u had.
De heer Wassenberg (PvdD):
De heer Weverling had het over de handelsovereenkomsten die ons standaarden zouden
garanderen. Ziet hij niet hij niet het gevaar dat die standaarden juist verlaagd gaan
worden? De heer Alkaya had het er ook al over. Ik wil even een voorbeeld geven. Op
21 januari heeft Phil Hogan gezegd dat er wat de Europese Commissie betreft met de
VS gesproken kan worden over het wegnemen van handelsbelemmeringen voor landbouwproducten.
De ambassadeur van de VS bij de WTO, Dennis Shea, deed daar een schepje bovenop: hij
wil dat er barrières worden weggenomen, bijvoorbeeld als het gaat om genetische manipulatie.
De heer Weverling (VVD):
Ik vind dat een verdrag er juist voor zorgt dat er een soort race to the top ontstaat.
Het fungeert als breekijzer om in gesprek te gaan over allerlei standaarden. Als er
geen verdrag is, doe je slechts zaken op basis van de WTO-uitgangspunten. We zien
dat dat nu al lastig zat is. Die WTO-uitgangspunten zijn eigenlijk alleen maar gebaseerd
op tarieven en dat soort zaken. De verdragen die wij heden ten dage sluiten, zijn
als een kerstboom opgetuigd, met allerlei andere wensen vanuit onze EU-standaarden.
De heer Wassenberg (PvdD):
De heer Weverling noemt dat een race to the top, maar het is natuurlijk een race to
the bottom. Het gaat namelijk om het verlagen van standaarden wat betreft genetische
manipulatie en het gebruik van landbouwgif, dat in Amerika wel gebeurt, maar waar
hier restricties voor gelden. Het gaat ook om de import van vlees dat chemisch bewerkt
is. Wij willen dat hier niet, maar Amerika wil dat wel. Het is dus geen race to the
top, maar een race to the bottom. Ziet de heer Weverling dat niet?
De heer Weverling (VVD):
Nee.
De voorzitter:
Misschien kan de heer Weverling ... Dit is natuurlijk ook een beetje ...
De heer Weverling (VVD):
Nou, goed. Ik wilde u helpen door kort te antwoorden, voorzitter. Nee, ik zie dat
zo niet. Ik vind dat het hebben van die verdragen juist zorgt voor een soort gesprek
om het niveau omhoog te tillen. Daarin verschillen wij blijkbaar van inzicht. We hebben
deze discussie ook al gevoerd rond het CETA-verdrag. Vandaar dat ik kort met nee reageerde.
Maar ik ga natuurlijk graag in op allerlei vragen van mijn collega's.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Weverling (VVD):
We wachten dus af wat de Minister antwoordt op de vraag of zij kan ophelderen wat
nu precies de mogelijkheden zijn van overheden om biedingen van bedrijven buiten de
EU die veel staatssteun ontvangen, uit te sluiten.
Dan het IPI. De VVD kiest bij het tegengaan van oneerlijke concurrentie op aanbestedingsvlak
voor Europese samenwerking. Als handelsblok kunnen we namelijk een grotere vuist maken.
De EU moet optreden om staatssteun zo veel mogelijk te verbieden bij openbare aanbestedingen.
Een van de manieren waarop dit soort zaken geregeld kan worden, is door middel van
een International Procurement Instrument oftewel het IPI. In Europees verband wordt
al jaren gesproken over de totstandkoming van zo'n instrument, waarmee in bepaalde
gevallen een opslag van 20% boven op een bieding in een aanbesteding gerekend kan
worden. Zo kunnen oneerlijke biedingen, die bijvoorbeeld door staatssteun kunstmatig
laag zijn of uit landen komen waar Europese bedrijven niet eens mee kunnen doen, minder
aantrekkelijk worden. Wat de VVD betreft gaat de Europese Unie haast maken met de
invoering van dit instrument, om onze ondernemers tegen oneerlijke concurrentie te
beschermen. Het kabinet was er lang op tegen, maar denkt hier inmiddels anders over.
In haar reactie op moties ingediend bij de bespreking van de Chinanotitie, schrijft
de Minister alleen wel dat ze vindt dat lidstaten voldoende zeggenschap in de toepassing
van het instrument moeten hebben. Kan de Minister toelichten of dit betekent dat wat
haar betreft lidstaten straks gewoon zelf kunnen bepalen of ze wel of niet de 20%
opslag gaan rekenen? Is de Minister bereid om in Europees verband een voortrekkersrol
te nemen op dit onderwerp en te pleiten voor vaart met de invoering van het IPI?
Het tegengaan van oneerlijke concurrentie uit China en het bereiken van een gelijk
speelveld kan de Europese Unie als handelsblok niet in haar eentje. Daarvoor hebben
we internationale bondgenoten nodig, zoals de Verenigde Staten. Om die reden is het
van cruciaal belang dat we onze handelsbetrekkingen met de VS blijven verbeteren.
De Eurocommissaris voor Handel, de heer Phil Hogan, heeft laten weten mogelijkheden
te zien tot een soort minihandelsdeal om de wederzijdse export te vergemakkelijken.
Dat zou een hele mooie stap in de juiste richting zijn. Wat de VVD betreft moet zo'n
minihandelsdeal ook sectoren bestrijken die voor onze export belangrijk zijn, zoals
de landbouw. Is de Minister het hiermee eens en, zo ja, is zij bereid om in Europa
te pleiten voor snelle afspraken, ook over landbouwexport met de VS? De deadline van
18 maart werd zojuist al genoemd. Hoe beoordeelt de Minister de uitlatingen van Phil
Hogan? Ziet zij ook kansen voor het maken van handelsafspraken met de VS op korte
termijn?
Dan nog twee actuele kwesties. Ten eerste de problematiek rondom het coronavirus.
Met de uitbraak van het virus is de handelsstroom tussen de EU en China grotendeels
opgedroogd, terwijl veel bedrijven van deze handel afhankelijk zijn. Vooropgesteld
is het coronavirus natuurlijk een probleem voor de volksgezondheid. De bescherming
daarvan moet prioriteit hebben. Maar er zijn ook nadelige neveneffecten op andere
gebieden. Niet voor niets gaf de OESO twee dagen geleden een flinke winstwaarschuwing
voor de wereldeconomie. Gisteren kwam daar het bericht bij dat al 435 bedrijven werktijdverkorting
hebben aangevraagd. Heeft de Minister zicht op welke sectoren en welke bedrijven het
meest kwetsbaar zijn? Staat de Minister in contact met deze sectoren om de gevolgen
van corona voor de buitenlandse handel te monitoren? En wordt er gewerkt aan scenario's
en plannen om de impact van het coronavirus op onze handel zo veel mogelijk te beperken,
zonder dat de volksgezondheid in het gedrang komt?
Tot slot. Ik ontvang zorgwekkende signalen van ondernemers over de impact van de brexit
op de gegevensuitwisseling en de handelsbetrekkingen met het VK. Grote bedrijven moeten
regels over internationale gegevensuitwisseling vastleggen in zogeheten binding corporate
rules, die door de Autoriteit Persoonsgegevens goedgekeurd moeten worden. Naar het
schijnt heeft de Autoriteit Persoonsgegevens inmiddels een grote achterstand opgebouwd
bij het goedkeuren van deze plannen voor de naderende brexit. Kan de Minister dit
bevestigen? Is er sprake van een backlog bij de AP? En als zij dit bevestigt, hoe
kunnen wij verdere vertraging voorkomen?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik naar de heer Alkaya van de SP. Gaat uw gang.
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter. Voor de zoveelste keer is de EU van plan om een vrijhandelsverdrag goed
te keuren met een land met veel lagere standaarden op het gebied van werknemersrechten
dan wij hier kennen, namelijk Vietnam. Alles lijkt erop te wijzen dat de Raad, met
goedkeuring van Nederland, zal instemmen met het verdrag dat het Europees Parlement
«het meest ambitieuze akkoord ooit gesloten tussen de EU en een ontwikkelingsland»
noemt. 99% van alle tarieven worden afgeschaft, terwijl wij hier te maken hebben met
een land waarin het oprichten en lid kunnen worden van een vakbond nog steeds geen
recht is en waar het minimumloon tussen de 130 en 190 dollar per maand ligt. Iemand
met het minimumloon in Vietnam verdient in een jaar dus ongeveer net zo veel als iemand
in Nederland met een minimumloon in een maand verdient. Als je tussen twee landen
waar de arbeidsomstandigheden en de arbeidskosten zo ver uit elkaar liggen bijna alle
tarieven afschaft, dan creëer je per definitie alleen daarmee al een ongelijk speelveld
en maak je eerlijke handel onmogelijk.
Vietnam heeft beloofd om dit jaar gedwongen arbeid uit te bannen en pas in 2023 de
vrijheid van vakvereniging te garanderen. Ik heb drie vragen aan de Minister over
dit vrijhandelsakkoord tussen twee werelddelen die zo ver uit elkaar liggen. Voldoet
dit verdrag met Vietnam aan de meetlat van de Sociaal-Economische Raad voor moderne
en duurzame verdragen? De tweede vraag is: wordt het verdrag automatisch geannuleerd
als Vietnam het nalaat om gedwongen arbeid uit te bannen en de vrijheid van vakvereniging
te garanderen, zoals zij hebben beloofd? En als laatste: is de Minister bereid om
in de Raad nogmaals te benadrukken dat het uitbannen van gedwongen arbeid in Vietnam
en het garanderen van de vrijheid van vakvereniging randvoorwaarden zijn voor dit
akkoord en dat Nederland het niet meer kan steunen als Vietnam dit nalaat? Kan deze
voorwaarde opgenomen worden in de Raadsconclusies?
Eerlijke handel is prima, maar een verdrag dat concurrentie gebaseerd op uitbuiting
van werknemers toelaat, is onacceptabel voor de SP. Als de verschillen tussen twee
landen zo groot zijn, dan zijn tarieven op geïmporteerde producten op hun plek. Met
het geld dat je ophaalt met die tarieven, kun je die landen namelijk juist helpen
om hun standaarden te verhogen. Wij moeten echt af van de illusie dat dit soort vrijhandelsverdragen
die tarieven opheffen, zouden leiden tot een race to the top. Dat blijkt in de praktijk
helemaal niet waar te zijn.
Naast het vrijhandelsakkoord met Vietnam is er ook een investeringsakkoord. Daar gaan
wij als Tweede Kamer ook over. Wanneer kunnen wij dat akkoord verwachten hier in de
Tweede Kamer? Het lijkt er bovendien op dat het investeringsakkoord een arbitrageparagraaf
bevat waarin de voorrechten voor multinationals nog sterker zijn dan in CETA. Is de
Minister bereid om een appreciatie van het investeringsakkoord met Vietnam naar de
Kamer te sturen? Is zij bereid daarbij specifiek in te gaan op de verschillen tussen
dat akkoord en CETA? Tot zover over de verdragen met Vietnam.
Voorzitter. In de Raad zal de Minister ook spreken over de voorbereidingen voor een
ministeriële conferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Kazachstan. De Minister
geeft aan ...
De voorzitter:
Ik kom er even tussendoor, want ten aanzien van het vorige was er nog een interruptie
van de heer Bouali, D66.
De heer Bouali (D66):
Ik vind het toch altijd jammer om te zien dat onze SP-collega's inmiddels internationale
samenwerking tot een dieptepunt brengen. Ze willen eigenlijk helemaal niet meer samenwerken
met die vele landen rondom ons en ze hebben ook geen oog meer voor de ontwikkeling
van andere landen, die het wat minder goed hebben dan wij. De heer Alkaya hamert bij
handelsverdragen altijd op de verlaging van de tarieven. Dat klopt, maar die handelsverdragen
hebben ook een andere kant. Die noemt hij nu toevallig heel opportuun níét, maar wij
hebben dit debatje al een keer eerder gehad met JEFTA, geloof ik, en toen heb ik hem
gearceerd laten zien hoeveel ILO-afspraken er gemaakt zijn bij het handelsverdrag
met Japan. Meneer Alkaya had dat toen, geloof ik, niet goed voor de bril, maar misschien
heeft hij het Vietnamakkoord wel wat beter gelezen, want hij begint er zelf over.
Weet u hoeveel ILO-afspraken er zijn gemaakt bij het Vietnamakkoord?
De heer Alkaya (SP):
De heer Bouali van D66 zegt zó veel. Allereerst zegt hij dat wij als SP niet meer
voor internationale samenwerking zouden zijn. Dat zegt hij even in een bijzin. Dat
is natuurlijk onzin. Dat kan ik hier ten stelligste ontkennen en als we daar een debat
over zouden voeren, dan graag, maar dan zijn we veel langer bezig dan de twee uur
die we voor dit debat hebben, ben ik bang. Dan specifiek over de standaarden van de
International Labour Organization. Het staat buiten kijf dat Vietnam de ILO-standaarden
voor het uitbannen van gedwongen arbeid en de vrijheid van vakvereniging nog niet
heeft geratificeerd. Ze hebben beloofd dat te doen en dit soort onderhandelingen kunnen
inderdaad leiden tot beloftes. Bij Canada hebben we ook gezien dat het onderhandelen
over CETA ertoe heeft geleid dat Canada in ieder geval is overgegaan tot het ratificeren
van die verdragen. Maar dan zou het ook geen probleem moeten zijn om in de Raadsconclusies
op te nemen dat Vietnam dat ook daadwerkelijk doet en dat het een randvoorwaarde is
dat ze die twee ILO-standaarden ook daadwerkelijk gaan ratificeren. Dan heeft de heer
Bouali toch helemaal niets te vrezen? Dan kunnen we nu toch samen het kabinet oproepen
om dat op te nemen in de Raadsconclusies, als dat de uitkomst is?
De heer Bouali (D66):
Ik ben blij om te horen dat zelfs de SP licht ziet in handelsverdragen. Dat is toch
goed nieuws om te horen. En we gaan inderdaad ervoor zorgen dat wij als Europese Unie,
als blok, zorg dragen dat bijvoorbeeld de ILO-standaarden ook internationaal uitgerold
worden. Dat is een goed signaal van mijn SP-collega.
De voorzitter:
Dan is er nog een interruptie voor u van de heer Amhaouch van het CDA. Pardon, meneer
Alkaya, neem me niet kwalijk. Ik zag u iets opschrijven en dacht dat u de vervolgvraag
voorbij liet gaan. Gaat uw gang.
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter, als ik bij de heer Bouali dingen voorbij laat gaan, dan schuift hij me
later allerlei dingen in die schoenen die ik niet heb gezegd. Ik zie dat onderhandelingen
met een bepaald land over het verhogen van die standaarden inderdaad goed is en dat
het in het vooruitzicht stellen van een handelsverdrag daarbij kan helpen, maar dat
betekent niet dat je nu al een vrijhandelsverdrag moet sluiten met een land dat nog
niet zover is. Met Canada hebben we ook al een verdrag gesloten, terwijl ze op dierenwelzijnsgebied
nog steeds lagere standaarden hebben. Als die standaarden op hetzelfde niveau liggen,
dan is er ook geen noodzaak meer om tarieven te heffen op producten die heen en weer
gaan. Maar zolang die standaarden nog niet hetzelfde zijn, zolang we te maken hebben
met de feitelijke situatie dat werknemers minder betaald krijgen, dat ze nog niet
lid mogen worden van een vakbond, dat de standaarden op het gebied van milieu en dierenwelzijn
lager zijn dan hier, dan kunnen we die tarieven nog niet afschaffen. Je kunt die afschaffing
wel in het vooruitzicht stellen aan dat land in de onderhandelingen, om die race to
the top inderdaad te bewerkstelligen, maar als je dat bij voorbaat al doet, dan zien
we in de praktijk dat het gewoon niet gebeurt.
De voorzitter:
Dan is er nog een interruptie voor u van de heer Amhaouch van het CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Het is goed dat de SP niet aan de knoppen zit, want anders zou dat een ramp zijn voor
de wereld en ook een ramp voor Europa. De SP legt de koppeling dat een gelijk speelveld
alleen maar kan als de lonen gelijk zijn. Kijk eens naar de minimuminkomens alleen
al in Europa, waar we een Europese economische macht hebben van 27 landen. Bulgarije
zit met een minimumloon van € 300, Roemenië van € 400, Luxemburg van € 2.000. Zo groot
zijn de verschillen. Dan kun je toch niet zeggen dat wij binnen Europa elkaar niet
helpen en niet ook zorgen dat we samen de hele Europese Unie optillen? Als we deze
lijn door zouden trekken naar andere landen in Afrika of in Azië en we zouden zeggen
tegen die Afrikaanse landen of tegen de Vietnamezen, tegen Aziatische landen «wij
gaan alleen maar zaken met jullie doen als jullie op het gemiddelde loon zitten dat
wij in Europa hebben», dan is dat toch een ramp voor die landen? Dan is mijn vraag
aan de SP waarom ze geen samenwerking met die landen wil aangaan. Waarom werpt u een
blokkade op die voorkomt dat die landen zich naar de toekomst toe kunnen ontwikkelen,
zodat we er samen een betere wereld van kunnen maken? Als we deze socialistische lijn
doorzetten, is dat een ramp voor de wereld. Dat meen ik oprecht. De vraag is: blijft
de SP dat doen?
De heer Alkaya (SP):
Ik heb helemaal niet gezegd dat we geen zaken mogen doen met landen die lagere standaarden
hebben. Ik heb alleen gezegd dat we dat niet tariefvrij kunnen doen. Als je te maken
hebt met verschillende standaarden en als de productiekosten in een bepaald land lager
zijn, simpelweg omdat ze daar andere normen hebben, dan moet je de tarieven dus niet
afschaffen. Dan kun je wel zaken blijven doen, maar dan is het, als ze in een bepaald
land goedkopere productie kunnen draaien, volledig legitiem om aan de grens een importtarief
te vragen. Vervolgens kun je die landen met het geld dat je ophaalt, helpen om er
bovenop te komen. Wij hebben hier ook debatten gehad over ontwikkelingssamenwerking
en daar zijn wij hartstikke voor. We zijn er hartstikke voor om die landen uit internationale
solidariteit te helpen om hun normen en hun arbeidsvoorwaarden te verhogen, maar dat
kun je niet bewerkstelligen door bij voorbaat al die tarieven af te schaffen. Dat
is gewoon niet waar.
Als we het hebben over Bulgarije, Roemenië en de Europese interne markt: daar zijn
wij ook kritisch over. Daar zie je dezelfde verschuiving. Je ziet dat de productie
zich verplaatst naar Oost-Europa. Je ziet dat werknemers vanwege de open grenzen en
omdat wij geen werknemersvergunning hebben, steeds meer deze kant op komen, omdat
de verschillen tussen die economieën te groot zijn. Dat laat dus zien dat dit soort
neoliberale politiek helemaal niet iets is wat die landen helpt. Het is gewoon een
politiek project om meer geld te verdienen en om multinationals te helpen.
De heer Amhaouch (CDA):
Dat laatste wat de heer Alkaya benoemt als nadeel, zien wij juist als een groot voordeel.
Als wij ons niet bij de Europese Unie hadden aangesloten en als wij niet vanuit de
EU productie naar Polen hadden gebracht, dan was Polen nu nog een achterstandsland
geweest. We zijn vorige week met een handelsdelegatie naar Marokko geweest. Daar hebben
Nederlandse ondernemers bedrijven staan in Tanger Med, in de haven, waar 1.300 vrouwen
werken op een fatsoenlijke basis. Dat geldt ook voor de garnalenpellers. Dat komt
juist door de investeringen die wij in deze landen doen om die mensen uit de armoede
te halen! Ik vraag dus ook aan de SP redelijkheid en ja, wij moeten kijken naar misstanden,
maar kijk ook in redelijkheid. Ik ken de SP nog van vroeger. Die kwam in de tijd van
Marijnissen op voor de banen en niet alleen maar voor het verbreken van de samenwerking
en het tegenhouden van handel.
De heer Alkaya (SP):
In alle eerlijkheid vind ik de economische uitkomst van vrijhandel en het openstellen
van grenzen zo complex dat wij hier als voor- en tegenstanders eindeloos met goede
en slechte voorbeelden langs elkaar heen kunnen blijven praten. Als je kijkt naar
de macro-economische effecten, dan zie je dat de globalisering in de Verenigde Staten,
maar ook in Nederland ertoe heeft geleid dat het netto besteedbaar inkomen van middeninkomens
en van lagere inkomens gelijk is gebleven. De wil om ook na afschaffing van de tarieven
te kunnen blijven concurreren met die landen, heeft in die landen geleid tot loonmatiging.
Dat laat dus zien dat het openstellen van je grenzen voor producten uit landen met
lagere standaarden, niet leidt tot een race naar boven, maar juist naar een race omlaag.
Het zet juist hier druk op de lonen en op de normen hier in Nederland en niet andersom,
maar goed.
De voorzitter:
Wat mij betreft gaan we dit nu besluiten. Ik stel ook voor dat we elkaar even met
rust laten qua interrupties. Anders komen we er nooit voor 12.00 uur. Vervolgt u uw
betoog, meneer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Ondanks dat we dit gesprek vaker hebben gevoerd, blijft het toch reuze interessant.
Ik ga verder met de Wereldhandelsorganisatie, want daar was ik gebleven. De Minister
geeft in de geannoteerde agenda aan dat het de inzet zal zijn om tot basisafspraken
te komen over binnenlandse regulering van de dienstensector. Verder zegt zij daar
niets over, maar ze geeft alvast aan dat het kabinet hier voorstander van is. Mijn
vraag aan de Minister is wat zij hier precies mee bedoelt. Worden er afspraken gemaakt
die verdergaan dan de huidige Dienstenrichtlijn? Blijven dan de huidige uitzonderingen
voor diensten van algemeen belang gegarandeerd? De dienstensector kan in verschillende
landen heel verschillend eruitzien en verschillende omstandigheden kunnen verschillende
aanpakken vereisen. De SP is daarom geen voorstander van dit soort inmenging in onze
nationale bevoegdheden, bijvoorbeeld op het gebied van aanbestedingen en dergelijke.
In de praktijk leiden dit soort afspraken verrassend genoeg vaak tot beperkingen om
van neoliberaal beleid af te stappen, zoals verplicht aanbesteden en dergelijke. Ik
hoor daarom graag van de Minister wat voor soort internationale afspraken over de
dienstensector zij nu precies voor ogen heeft, waar ze nu al voorstander van is en
wat hierover gezegd zal worden tijdens de Raad in Brussel.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan zijn we bij de heer Wassenberg voor de Partij voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. We hebben een klimaatcrisis, een biodiversiteitscrisis, een
stikstofcrisis en door het coronavirus schudt nu ook het neoliberale handelsmodel
op zijn grondvesten. De heer Weverling sprak er ook al over. Wat de Partij voor de
Dieren betreft, is doorgaan met business as usual geen optie. Bijna iedereen is het
erover eens dat we moeten veranderen. We móéten af van fossiele brandstoffen. We móéten
af van het grote gebruik van landbouwgif. We móéten af van die gigantische veestapel.
Die veestapel moet krimpen, maar in een wereld vol veranderingen gaat er maar één
fenomeen door op de oude, destructieve route. Dat fenomeen is de neoliberale handelsagenda
van de jaren negentig en nul, die als een loden last uit het verleden om onze nek
hangt.
Voorzitter. Van die destructieve handelsagenda geef ik graag een paar voorbeelden.
Allereerst de onderhandelingen met de VS, TTIP 2.0, noem ik het maar even. Op 21 januari
meldde Phil Hogan dat wat betreft de Europese Commissie er met de VS gesproken kan
worden over het wegnemen van handelsbelemmeringen voor landbouwproducten. Let wel,
dit gaat over drempels die als doel hebben de Europese en Nederlandse voedselveiligheid
te garanderen. De Amerikanen hapten gretig toe. Een paar dagen later eiste de Amerikaanse
Minister van Landbouw toegang tot de Europese markt voor met chemicaliën bewerkt kippenvlees.
De ambassadeur van de VS bij de WTO, Dennis Shea, deed daar vorige week nog een schepje
bovenop. Om te beginnen noemde hij de Europese Green Deal vanuit handelsoogpunt een
cause for serious concern. Dat is diplomatentaal voor «donder op met je Green Deal».
Bovendien viel deze ambassadeur in alle openheid, zoals Canada al eerder heimelijk
in de CETA-commissies deed, het Europese voorzorgsbeginsel aan. Hij eiste dat Europa
niet zo moeilijk doet over onze voedselveiligheidsstandaards met betrekking tot landbouwgif,
genetische manipulatie en antibiotica in de veehouderij.
Voorzitter. De Partij voor de Dieren wil dat de Minister zich ondubbelzinnig uitspreekt
tegen deze aanvallen op ons voorzorgsbeginsel door de VS. Is zij bereid dat te doen?
Graag een reactie daarop. En is er inderdaad een minideal op handen, zoals Hogan vorige
week in de Financial Times heeft gezegd? Kan de Minister bevestigen dat een minideal
van Hogan als basis het tweede onderhandelingsmandaat heeft? Terwijl de Minister blijft
volhouden dat landbouw überhaupt niet aan de orde is – dat zei ze in het CETA-debat –
heeft Hogan gezegd dat hij juist handelsbelemmeringen voor landbouwproducten wil wegnemen.
Kan de Minister bevestigen dat de Europese Commissie bereid is om toezeggingen te
doen, zodat genetisch gemanipuleerde landbouwproducten gemakkelijker of sneller op
de Europese markt kunnen worden toegelaten? Is er met de Verenigde Staten gesproken
over het instellen van comités zoals die ook in CETA zitten? Zo ja, is er dan ook
gesproken over een SBS-comité? Wordt over die minideal in de Raad besloten met unanimiteit
of met gekwalificeerde meerderheid? Last but not least: gaat Nederland tegen deze
deal stemmen als het zover is om zowel onze voedselveiligheid als de Nederlandse landbouw
te beschermen tegen producten uit de VS?
Voorzitter. Mijn tweede en laatste onderwerp zal iets korter zijn. Ik wil het hebben
over de deal met Vietnam. De heer Alkaya had het daar al uitgebreid over. Dankzij
het handelsverdrag met Vietnam zal het gesleep met voedsel over de wereld alleen maar
verder toenemen. Mijn fractie kan het aan niemand uitleggen dat de ene Minister over
kringlooplandbouw gaat, terwijl de andere Minister met haar handelsbeleid die kringloopvisie
volledig ondermijnt. Is de Minister het met mijn fractie eens dat de deal met Vietnam
tegen die kringlooplandbouw ingaat? Wanneer gaat het kabinet nou eindelijk het handelsbeleid
tegen het licht houden in het kader van die kringloopvisie? Daar heeft de Kamer al
lang geleden om gevraagd en ik verwijs naar de ruim een jaar geleden, op 28 november
2018, aangenomen motie van collega Ouwehand.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Bouali.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, voorzitter. Nederland heeft internationaal heel veel vrienden. Voor D66
zijn goede internationale verhoudingen van groot belang, voor het klimaat, voor onze
veiligheid en voor onze welvaart door juist handel te drijven. Ik kijk ook naar mijn
collega Wassenberg, die rechts van mij zit. Maar onze relatie is niet met ieder land
hetzelfde. Nederland heeft systeemvrienden, zoals vergelijkbare democratieën en economieën,
maar het heeft ook systeemrivalen en -opponenten, landen met een ander of niet functionerend
rechtsstatelijk systeem of een gecentraliseerde economie.
Voorzitter. De houding van deze Kamer richting zowel vrienden als rivalen en opponenten
lijkt soms zoek. Ik wil mijn collega's even helpen herinneren. Ik was vorige week
in Mexico, en een van de eerste onderwerpen die daar aan bod kwamen, was CETA. Iedereen
maakte zich ernstige zorgen over de terugtrekkende beweging van Nederland, zo leek
het. Men vroeg zich het volgende af. «Wat gek, wij onderhandelen met de Europese Unie.
Nederland stelt daar heel hoge eisen aan en daar hebben wij mee ingestemd. We doen
aan imvo-convenanten, we voegen heel veel dingen toe aan die handelsverdragen. En
dan zien we juist dat Nederland moeilijk doet over dit soort verdragen!» Zij maakten
zich dus heel erg zorgen over de internationale rol van Nederland. Ik wil mijn collega's
meegeven dat wat wij hier in de Tweede Kamer bespreken, direct impact heeft in het
buitenland en daar ook gehoord wordt.
De voorzitter:
U gaat even ademhalen. Dat is misschien een mooi moment voor een interruptie van de
heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Ik probeer te snappen wat de heer Bouali nu zegt. Hij was in Mexico, en ondanks dat
Mexico niet betrokken is bij het CETA-verdrag, krijgt hij daar iets voor zijn voeten
geworpen. Wat bedoelt u te zeggen? Dat zij het gek vinden dat wij die handelsverdragen
hier zo ter discussie stellen? Omdat dat dus averechts werkt? Kunt u dat verduidelijken?
De heer Bouali (D66):
Dat doe ik graag, en ik zal het kort doen, want ik zie de voorzitter. Wat zij inderdaad
zeggen is dat zij juist wel graag met ons handelsverdragen willen sluiten. Een land
als Mexico ziet in handelsverdragen liever niet allerlei toevoegingen staan over duurzaamheid.
Zij hebben liever niet dat wij, wat zij noemen, «ingewikkelde clausules» toevoegen
aan die handelsverdragen. Heel veel landen hebben eigenlijk het liefst gewoon sec
handelsverdragen, het verlagen van barrières. Maar de Europese Unie wil er, mede op
aandringen van Nederland, wel graag extra hoofdstukken erbij. In Mexico zeiden ze:
als wij uiteindelijk na lang duwen en trekken ermee instemmen om toch maar dat Europese
traject in te gaan, en jullie vervolgens vanuit Nederland kritisch gaan lopen doen,
dan hoeven wij die extra paragrafen over duurzaamheid en zo dus ook niet. Dat is wat
ik probeerde te zeggen.
De heer Weverling (VVD):
Dus eigenlijk wordt er door dat soort landen gezegd: Nederland, tel je zegeningen
dat dit allemaal in die handelsverdragen erbij is gekomen, in plaats van alleen afspraken
over tarieven, en voorkom dat het een soort linkse decadente discussie wordt?
De heer Bouali (D66):
Dat laatste ga ik zo niet zeggen, maar ze zeggen inderdaad wel: tel uw zegeningen.
Voorzitter. Ik ga verder naar onze systeemvrienden en onze systeemrivalen. Zo zijn
er dus partijen in deze Kamer die een handelsverdrag met Canada afwijzen, maar ondertussen
wel een enorme marktmacht op onze Europese markt toelaten: China, een communistisch
land dat wat D66 betreft een systeemrivaal of opponent is. En dat, terwijl China het
wat betreft mensenrechten een stuk minder nauw neemt. Ik zoom hier in op mensenrechten,
omdat mijn collega's Van Haga en Weverling op andere onderwerpen hebben ingezoomd.
Zo worden er in China Oeigoeren verplicht te werk gesteld. Is dat een dubbele maat?
Hoe ziet Onze Minister dit? Hoe ziet zij in dit licht handel met de grootmacht China?
Kan de Minister bevestigen dat de Oeigoeren op de agenda staan bij de handelsbesprekingen
tussen de Europese Unie en China? En wil de Minister deze Kamer toezeggen dat de mensonterende
situatie als vast punt op de EU-agenda staat, in ieder geval tussen de 27 lidstaten,
totdat er een einde komt aan de mensenrechtenschendingen in China? Worden de economische
gesprekken ook voldoende gekoppeld aan gesprekken over mensenrechten? En welke verwachtingen
heeft de Minister?
De voorzitter:
Voordat u aan het volgende blokje begint, heeft de heer Van Haga een interruptie voor
u.
De heer Van Haga (Van Haga):
Het is heel goed dat de heer Bouali van D66 mensenrechten toevoegt aan het lijstje.
Ik zal dat voortaan ook doen. Ik heb natuurlijk al een hele lijst van twintig punten
waarom ik ontzettend boos ben op China. Terecht voegt u daar de Oeigoeren aan toe.
De vraag is: wat kunnen wij als Nederland doen en wat vindt D66 dat we nu per direct
moeten doen? Ik zal u een suggestie doen. Bent u het met mij eens dat we bijvoorbeeld
het Postverdrag moeten aanpassen en dat we de transportkosten moeten gaan verhogen?
Dat zijn allemaal dingen die we eenzijdig kunnen doen om te voorkomen dat Alibaba
met al die namaakproducten onze winkeliers helemaal kapotmaakt.
De voorzitter:
Uw punt is helder. De heer Bouali.
De heer Bouali (D66):
Dank voor de steun van de heer Van Haga voor het bezien van ook de mensenrechten in
dit licht. Ik hoop inderdaad op steun van alle partijen hier om de Minister op te
roepen, dit punt gewoon te agenderen en in dat licht ook China te bezien. Wat mij
betreft komt er een stevige aanpak voor China.
Voorzitter. Dan ga ik verder ...
De voorzitter:
Nee, u gaat nog niet verder, want er was nog een interruptie voor u van de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Terecht vraagt de heer Bouali aandacht voor de dwangarbeid die in China plaatsvindt
onder de Oeigoerse bevolking aldaar. Tegelijkertijd heeft Vietnam ook nog niet de
ILO-conventie geratificeerd die gaat over het tegengaan van dwangarbeid, nr. 105;
ik heb het even opgezocht. Is het dan ook naar de mening van de heer Bouali een randvoorwaarde
dat Vietnam dat nog dit jaar gaat doen en dat er anders geen sprake kan zijn van zo'n
vrijhandelsakkoord?
De heer Bouali (D66):
Mijn collega van de SP voelt altijd heel goed aan wat het volgende kopje is waar ik
naartoe wil gaan. Ik zal hem vast antwoorden. Handelsverdragen zijn er om afspraken
te maken met landen die misschien wat anders in de wedstrijd zitten. Een land als
China, zo heb ik net aangegeven, zit heel anders in de wedstrijd en daar moeten we
gewoon hard op acteren. Maar er zijn natuurlijk ook landen waar we afspraken mee kunnen
maken. In die categorie valt Vietnam. Wij hebben met Vietnam een aantal afspraken
gemaakt. We zijn gaan onderhandelen en we hebben daarin dus ook die ILO-standaarden
opgenomen. Als u het goedvindt, ga ik door met het blokje ILO, dan mag u me daarop
interrumperen als u dat wilt. Is dat akkoord, voorzitter? Ik zie dat dat zo is.
Over vrienden maken gesproken: het handelsverdrag tussen de Europese Unie en Vietnam.
Wat D66 betreft is dit een voorzichtige, positieve stap vooruit, met een communistisch
land. Ik begrijp bijvoorbeeld inderdaad dat, zoals ik al zei, dankzij dit akkoord
het traject naar de ILO-standaarden in Vietnam is ingezet. Dit geldt bijvoorbeeld
op het gebied van vakbondsvrijheid en gedwongen arbeid. Ik heb ook veel ondernemers
gesproken die in Vietnam actief zijn en die zeggen: nu kunnen we eindelijk zaken doen
met een land en hebben we ervoor gezorgd dat die vakbonden wat meer ruimte krijgen,
in een heel moeilijk, gecompliceerd, communistisch land.
Wat is verder het verwachte traject van het EU-Vietnam-investeringsverdrag? Dat is ook een vraag van mij aan de Minister. Op welk moment wordt het verdrag
door de Raad goedgekeurd en aan deze Kamer voorgelegd? Dan kijk ik ook naar mijn SP-collega,
want die zal dat waarschijnlijk heel fijn vinden.
Dan wil ik naar mijn laatste blokje gaan en afsluiten.
De voorzitter:
Nee, er is nog een heel korte interruptie van de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Dat was niet echt een antwoord op mijn vraag. Is het nou ook volgens D66 een randvoorwaarde
dat Vietnam die laatste twee ILO-conventies gaat ratificeren, namelijk het tegengaan
van dwangarbeid en het garanderen van vakbondsvrijheid? Vindt ook D66 dat er zonder
ratificatie van die twee conventies geen sprake kan zijn van een vrijhandelsakkoord?
De heer Bouali (D66):
De heer Alkaya weet wat ik daarvan vind, want die ILO-standaarden zijn inderdaad heel
belangrijk. We zien dat die ILO-standaarden bij ieder verdrag dat we tot nu toe hebben
afgesloten, keurig zijn nageleefd. We hebben ze bij Vietnam ook hard op de tafel neergelegd.
U zat al te googelen en ik doe dat inmiddels ook. Ik zie dat er in juni 2019, een
halfjaar geleden, in ieder geval de ILO-conventie nr. 98 over collective bargaining
is ondertekend. De Labour Code is aangenomen en ze hebben een timeline aangenomen
om de ILO-standaarden verder op te nemen. Wat mij betreft is dat heel positief nieuws.
Ik weet dat u altijd zult zoeken naar de hele kleine minpuntjes in verdragen, maar
wat mij betreft is het gewoon winst als wij als Europese Unie andere landen mee weten
te bewegen om die standaarden te verhogen, al is het maar een beetje. Ik kijk ook
naar de heer Wassenberg, want voor de Partij voor de Dieren is het ook nooit voldoende.
Maar wat mij betreft is iedere stap naar voren een goede stap.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Bouali (D66):
Voorzitter, ik rond af, want ik zie dat u heel streng naar mij kijkt.
Ik kom op de Amazone. Wij herinneren ons allemaal de afschuwelijke beelden van de
hevige branden afgelopen zomer. Inmiddels heeft het onderwerp toch wel een beetje
aan aandacht ingeboet, maar de problemen zijn verre van opgelost. Op welke wijze is
Nederland zowel bilateraal als via de Europese Unie nog actief om eenzelfde drama
de komende zomer zo veel mogelijk te voorkomen of in ieder geval te beperken? De Minister
is ook voorzitter van de NDC, samen met Costa Rica. Ziet zij mogelijkheden om op dat
traject iets te doen? En hoe wordt in dit verband mijn amendement van de afgelopen
begrotingsbehandeling uitgevoerd om 5 miljoen tegen ontbossing in te zetten en de
lokale landbouw te verduurzamen?
Tot slot, voorzitter. Aanhakend op de Amazone hebben wij gezien dat de European Green
Deal is gelanceerd, maar het klimaat is niet alleen een Europese uitdaging; het vraagt
om vergroening wereldwijd. Latijns-Amerika is een groot blok democratische landen
– ik had het net over vrienden – waar Europa goed mee kan samenwerken op deze uitdagingen.
Soms zijn Latijns-Amerikaanse landen zelfs een voorbeeld voor onszelf. Hoe kan Europa
deze Green Deal verbinden aan concrete acties met Latijns-Amerika om klimaatverandering
tegen te gaan?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Helemaal goed. O, ik geef het op. De heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
De heer Bouali sprak mij aan, dan is het moeilijk om daar niet op te reageren, voorzitter.
Ik heb ook nog een interruptie over. De heer Bouali zei dat met die handelsverdragen
de standaarden verhoogd kunnen worden, maar dat is hier dus niet het geval. In mijn
tekst had ik het al over Dennis Shea, die op een gegeven moment zei zich zorgen te
maken over onder andere de Europese gedachten over de pesticide policy. Dat is gewoon
het gebruik van landbouwgif. Uiteindelijk wordt er gesproken over die zorgen en over
het verlagen van de Europese normen voor landbouwgif, zodat producten uit Amerika
hiernaartoe kunnen komen, ondanks het feit dat de VS andere standaards hebben op het
gebied van landbouwgif. De standaards gaan dus omlaag en niet omhoog. Kan de heer
Bouali daar even op reflecteren? Want ik ben het met hem eens wat de race to the top
betreft, maar het is dus in de praktijk een race to the bottom.
De heer Bouali (D66):
Het fijne van de Partij voor de Dieren is altijd dat wij allebei hetzelfde willen,
qua visie. Maar mijn collega van de Partij voor de Dieren helpt eigenlijk met zijn
hele verhaal die internationale standaarden naar beneden, want hij zorgt ervoor dat
wij als Europees blok niet meer de mogelijkheid hebben om sterk te staan en te onderhandelen.
Hij helpt juist landen als China om sterker te worden, door ons te verzwakken, door
de Europese Unie te verzwakken. Als wij zijn verhaal blijven volgen, gaan wij inderdaad
op de lange termijn die lagere standaarden naleven. De Europese Unie zorgt bij alle
verdragen, bij alle onderhandelingen ervoor dat die standaarden verhoogd worden en
ik weet dat u af en toe met complottheorieën komt ...
De voorzitter:
Graag niet uitweiden!
De heer Bouali (D66):
... en bepaalde dingen hebt gehoord. Ik ga het kort houden. Dat is jammer. Laten we
nou allebei samen ervoor zorgen dat we in handelsverdragen in ieder geval sterke afspraken
opnemen over duurzaamheid en over verantwoord ondernemen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Complottheorieën? Ik citeer wat Hogen en wat Dennis Shea zeggen, in onder andere een
blad als POLITICO. Dat kan ik nauwelijks complottheorie noemen. D66 leeft wat dat
betreft toch een beetje in een papieren wereld, in een sprookjeswereld. Ja, ik wil
ook dat internationale verdragen ertoe leiden dat die standaards omhoog gaan, maar
in de praktijk is dat niet het geval en we praten niet over het verhogen van de drempel
voor genetisch gemanipuleerde gewassen, en we praten ook niet over het verhogen van
de drempel voor landbouwgif. We praten over het verlagen; dát is de praktijk. En nogmaals,
kan de heer Bouali even uit zijn fantasiewereld stappen en even reflecteren op wat
er nu dreigt te gebeuren? Namelijk dat wij onze standaards voor landbouwgif ...
De voorzitter:
Uw punt is helder.
De heer Wassenberg (PvdD):
... en voor genetisch gemanipuleerde gewassen gaan verlagen in plaats van verhogen?
De heer Bouali (D66):
Ik zal niet in de fantasiewereld van de heer Wassenberg treden, want dan wordt het
heel erg ingewikkeld. Maar ik blijf er gewoon bij – en dat kunt u niet ontkennen –
dat de Europese Unie een internationaal blok is dat die standaarden verhoogt. Als
we de afgelopen 30, 40 jaar bezien, gaat het misschien niet snel genoeg en niet zo
snel als wij allebei zouden willen, maar we gaan wel de goede kant op, beetje bij
beetje, stapje voor stapje. Maar als u iedere keer de mensen die die stapjes zetten
om de wereld te verbeteren gaat aanvallen, dan zijn we verder van huis en dan stap
ik liever niet in uw fantasiewereld.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan zijn we aangeland bij de heer Amhaouch van het CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. Het is altijd goed om weer over handel te praten in dit huis. Zeker
als ambassadeur van SDG 8, waardig werk en economische groei, blijven wij ons daarvoor
inzetten. Ik wil het eerst hebben over de Europese Afrikastrategie. Daarna wil ik
de handelsverdragen bespreken, met name het verdrag tussen de EU en Vietnam, en ten
slotte heb ik nog een aantal korte vragen, waaronder natuurlijk ook de WTO.
Voorzitter. Tijdens het AO Handelsbevordering eind januari heeft de Minister aangegeven,
voor de zomer een brief naar de Kamer te sturen met informatie over de Taskforce Afrika.
Prima, maar ik vind het van belang dat de Nederlandse Afrikastrategie aansluit op
de Europese. Houdt de taskforce daar rekening mee? Kan de Minister daar sturend in
optreden? Ik zou dus iets meer betrokkenheid en gevoel willen bij wat de taskforce
doet. Ook wil ik nogmaals de urgentie benadrukken.
Voorzitter. De Europese Commissie was afgelopen week in Ethiopië om te spreken over
de Europese Afrikastrategie. Kan de Minister aangeven wanneer de Europese Afrikastrategie
verwacht kan worden? Kan ze de Kamer daar dan een appreciatie van doen toekomen? Uit
de berichtgeving begrijp ik dat de Afrikaanse Unie helemaal niet zit te wachten op
een verdieping van de samenwerking met de EU. Welke rol ziet de Minister weggelegd
voor de Afrikaanse Unie in relatie met het Afrikaanse continent, en welke rol ziet
zij daarin voor de individuele landen? De Afrikaanse Unie zou gevraagd hebben om EU-ondersteuning
bij de aanleg van infrastructuur. Wat kunnen wij daarin als Nederland betekenen?
De Hoge Vertegenwoordiger Borrell stelt in een opmerkelijke verklaring dat we voor
het versterken van de relatie tussen de EU en Afrika vooral wapens en militaire capaciteit
nodig hebben om Afrika veiligheid te bieden. Hij hanteert de stelling dat we geen
groei en werk kunnen creëren zonder stabiliteit en veiligheid. Deelt de Minister de
mening dat een samenhangende Afrikastrategie ook een veiligheidscomponent heeft? Betekent
dat wapens richting Afrika? Ik dacht het toch niet. Zou het Nederlandse 3D-principe,
het principe van de Dutch diamond, hierbij niet veel beter als uitgangspunt gehanteerd
kunnen worden?
Dan het handelsverdrag EU-Vietnam. De EU-export naar Vietnam zal tot 2035 met 8 miljard
toenemen. De uitvoer van Nederland naar Vietnam nam tussen 2016 en 2018 met maar liefst
24% toe. Zo gaat er 200 miljoen aan Nederlandse landbouw- en levensmiddelenproducten
naar Vietnam. Voor het eerst zal de tenuitvoerlegging van een handelsverdrag én de
voorwaarden ervan op de voet worden gemonitord door een gezamenlijke parlementaire
assemblee van Europarlementsleden en leden van de Vietnamese nationale vergadering.
Net als CETA is het een handelsverdrag van de nieuwe generatie. Vietnam zal verdere
stappen moeten blijven zetten op het gebied van kinderarbeid, mensenrechten en werknemersrechten
en in strijd tegen illegale visserij. Dat is afgesproken. Ook hier geldt weer: het
is niet perfect, maar zonder dit verdrag zetten wij geen stappen. Het CDA steunt het
besluit van het kabinet om in te stemmen met het EU-Vietnam handelsakkoord.
Voorzitter. Kan de Minister ook aangeven in hoeverre de verlamming van het beroepsorgaan
– dit gaat over de WTO – sinds december vorig jaar tot concrete problemen heeft geleid?
Is de VS verder onder druk gezet? Heeft de oproep van de 15 tot arbitrage al een vervolg
gehad?
Dan nog een aantal overige vragen. De Minister deelde de scopingstudie over het assistentiemechanisme
in investeringsbeslechtingen. Mede op verzoek van mijn collega Van Haga heeft de Minister
specifiek laten kijken naar de impact voor het mkb. Dank daarvoor. Onder andere op
basis van deze studie zal in samenspraak met MKB Nederland verder worden verkend hoe
advies en expertise over internationale arbitragezaken beschikbaar kunnen worden gesteld
aan het mkb. Kan de Minister aangeven of er dan sprake is van het opzetten van een
expertisecentrum of van een hulplijn, zoals wij verzochten in onze motie? Of moet
dat nog blijken uit de opvolging van deze studie?
Kan de Minister kort ingaan op de relatie tussen het coronavirus en de internationale
handel? We zien dat het virus grote gevolgen heeft voor de handel met China. De Ministers
van Financiën kijken hoe compensatie geleverd kan worden voor de economische effecten
van de uitbraak. Hoe onderhoudt de Minister contact met onze exporterende bedrijven?
Wordt er in EU-verband ook gesproken over eventuele compensatie van Nederlandse exporterende
bedrijven? Kan de Minister aangeven wat het tijdpad is van het tweede herzieningsonderzoek
naar de vrijwaringsmaatregelen op staal?
Ten slotte de brexit. Op welke manier wordt de RBZ Handel geïnformeerd over de brexit?
Het zijn toch de handelsministers die hieraan een positieve bijdrage kunnen leveren?
Of loopt dit geheel via de Raad Algemene Zaken, vraag ik aan de Minister, via de voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Amhouch. Dan draag ik even het voorzitterschap aan u over, want
ik heb zelf ook een aantal vragen.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Diks van GroenLinks.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Het is altijd een beetje gewrongen, maar het kan nu eenmaal niet anders.
Voorzitter. Nadat we vorige maand een heftig debat over CETA hebben gevoerd, ligt
nu een handelsakkoord met Vietnam voor. Althans, de Minister is voornemens namens
Nederland in te stemmen met dit verdrag. Het gaat eigenlijk om twee akkoorden: een
handelsverdrag en een investeringsverdrag. Het laatste verdrag regelt de mogelijkheid
voor bedrijven om aan te klagen. De kritiek van GroenLinks op dit soort ondemocratische
geschillenbeslechting voor multinationals is zo langzamerhand genoegzaam bekend. We
willen dergelijke investeringsverdragen niet steunen. De kritiek hierop wordt ook
breed gedeeld in de Kamer, zoals we ook weer zagen bij het debat over CETA. GroenLinks
heeft keer op keer aangegeven dat we wel handel en handelsakkoorden willen, maar alleen
als deze bijdragen aan een groenere, meer duurzame en eerlijke wereld, die de bescherming
van mens en milieu centraal stelt. Handelsverdragen moeten wat ons betreft daarnaast
bijdragen aan de verwezenlijking van de SDG's. Voor ons is het nu de vraag of het
handelsakkoord met Vietnam daaraan voldoet.
Voorzitter. Hoewel ook wij teleurgesteld zijn over de behaalde inzet in dit handelsakkoord,
zien we met dit verdrag ook mogelijkheden voor Vietnam tot verdere ontwikkeling. Maar
dan moet dit wel ten positieve worden ingezet. Het handelsverdrag met Vietnam zien
wij daarom als een minder groot probleem dan bijvoorbeeld CETA. Vietnam is geen grote
exporteur van landbouwproducten en vormt daardoor bij import vooralsnog geen wezenlijk
gevaar voor onze standaarden voor bijvoorbeeld pesticiden, hormonen in vlees en dierenwelzijn.
Daarentegen is de mensenrechtensituatie in Vietnam zeer zorgwekkend. Daarom betreurt
GroenLinks het dat ook in dit geval het handelsverdrag wéér niet als hefboom wordt
gebruikt om voorafgaand aan instemming daarmee Vietnam tot serieuze stappen ter verbetering
te bewegen. Nog altijd worden mensenrechtenverdedigers, milieuactivisten, journalisten
en critici daar immers onderdrukt. Zo weigert Vietnam nog steeds om de ILO-conventies
voor vakbondsvrijheid en tegen dwangarbeid, te ratificeren. Daarnaast zijn de duurzaamheidsbepalingen
wederom boterzacht, veel te algemeen en niet-afdwingbaar. Helaas wordt, net als bij
CETA, een schimmig comité opgericht dat moet gaan overleggen over zaken als landbouwgif.
Voor GroenLinks is het daarom van groot belang dat er goed wordt gemeten of de afspraken
ten aanzien van verbetering van mensenrechten, arbeidsrechten en duurzaamheid in de
praktijk door Vietnam echt zullen worden ingevuld. Het verdrag zelf voorziet echter
niet in een periodieke review van de voortgang op deze zaken. Dat laat wat ons betreft
veel te veel ruimte voor mooie woorden en misschien wel te weinig daden. Ik vraag
de Minister daarom of zij ten eerste bereid is om in Europa te pleiten voor een evaluatie
van de mensenrechtenonderdelen en milieueffecten van het akkoord zodra het twee jaar
in werking is getreden. Ten tweede moet Vietnam ertoe worden aangezet de ILO-conventies
te ratificeren. Kan de Minister reflecteren op mogelijke acties ten aanzien van Vietnam
indien men niet overgaat op deze genoemde inzet? Wil zij daarvoor in Europa pleiten?
Ten derde vraag ik de Minister jaarlijks verslag aan de Kamer te doen over de resultaten
die in Vietnam worden behaald op het gebied van mensenrechten, duurzaamheid en specifiek
de ratificatie en naleving van de ILO-conventies. Ik vraag haar daarbij te beschrijven
welke acties de EU heeft ondernomen om Vietnam in de goede richting te bewegen en
dit met de Kamer te delen. Is zij daartoe bereid?
We beschikken nu slechts over een zeer verouderde klimaatimpactanalyse. Juist daarom
is het goed om te kunnen beoordelen of dit akkoord nu gaat leiden tot meer of minder
uitstoot van broeikasgassen, ook met het idee om hiervan te leren met het oog op het
afsluiten van andere verdragen in de toekomst. Hoe gaat de Minister dit monitoren?
Wil zij ook deze resultaten in het verslag vermelden?
Tot slot op dit punt zou ik graag de toezegging krijgen van de Minister dat zij haar
best gaat doen om af te dwingen dat de verslagen van de overlegcomités op basis van
dit verdrag uitgebreid, transparant en openbaar zullen worden gemaakt en ten minste
alle besluiten bevatten die in deze comités worden genomen. Is zij daartoe bereid?
Voorzitter. Bij het AO Handelsbevordering hebben we het al gehad over de uitspraken
van ...
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Bouali.
De heer Bouali (D66):
Ik zit met interesse te luisteren naar het verhaal van mevrouw Diks. Ze noemt goede
punten en veel zorgen die volgens mij internationaal gedeeld worden. De vraag is alleen
met wie we überhaupt nog handelsakkoorden of afspraken kunnen maken. Ik weet niet
of u weleens om een tafel hebt gezeten om te onderhandelen, maar daarbij geldt dat
het een beetje geven en nemen is. Wat mij betreft zorgen we ervoor dat een aantal
zaken goed geregeld worden. Maar met wie kunnen wij nog handelsverdragen sluiten?
Als u zo rondom de aarde kijkt, blijven er nog maar weinig landen over met wie we
afspraken kunnen maken. Met Canada wil u al niet. Dan houdt het eigenlijk al op. Dan
moeten we dus gewoon stoppen en kunnen we überhaupt niet meer om de tafel gaan zitten.
U wil met niemand meer praten. Althans, u wil wel praten, maar u wil helemaal, honderd
procent, uw gelijk hebben. En als u dat niet krijgt, komt er geen deal.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Er zijn twee varianten: óf ik was onduidelijk óf de heer Bouali heeft niet goed geluisterd.
Ik was namelijk juist niet per se negatief over het verdrag met Vietnam. Maar het
kan ook aan mij liggen. Ik ben een mevrouw, dus ik kijk altijd naar mijn eigen handelen.
Het zou kunnen dat dat er iets mee te maken heeft. Ik heb juist heel nadrukkelijk
aangegeven dat wij grote zorgen hebben over de mensenrechtensituatie in Vietnam. Dat
staat buiten kijf. Ik heb net uitgedrukt en uitgeduid wat wij daaronder verstaan.
Maar wij geven ook aan dat we zien dat een handelsakkoord met Vietnam ook positieve
effecten zou kunnen hebben. Ik wil alleen graag van de Minister horen hoe zij die
positieve effecten op de verbetering van de mensenrechtensituatie gaat monitoren en
wat ze gaat doen in Europa op het moment dat Vietnam niet gaat voldoen. Stel dat Vietnam
die ILO-conventies niet gaat ratificeren, dat niet van plan is en gaat vertragen.
Welke tools hebben wij dan in Nederland of in Europa in handen om Vietnam tot het
goede te bewegen?
De heer Bouali (D66):
Dat was eigenlijk precies mijn vraag. Als Vietnam meebeweegt met de Europese Unie,
zegt u dus: zo'n verdrag gaan we gewoon goedkeuren?
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ja, dat zou kunnen. Maar dan moet er natuurlijk wel van alles en nog wat gaan gebeuren.
Ik heb net een hele opsomming gegeven en mijn collega's meermaals gevraagd om kort
te reageren, dus dat zal ik zelf in dit geval ook doen.
De voorzitter:
Zet u uw betoog voort.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Ik kom op de handelsdeal tussen de Verenigde Staten en de EU. De Minister merkt op
dat er geen mandaat ligt voor een deal op het terrein van toegang van landbouwproducten,
en dat klopt.
De voorzitter:
Mag ik vragen om een beetje orde, meneer Van Haga en meneer Weverling? We hebben maar
één vergadering. Mevrouw Diks.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dank u wel. Ik snap dat mensen helemaal overstuur zijn van mijn reactie.
De vraag is dan wel waar Commissaris Hogan over aan het onderhandelen is. In de Financial
Times zegt Hogan dat hij een minideal aan het voorbereiden is waarvoor de deadline
18 maart zou zijn. Hoe kan het dat de Europese Commissie onderhandelt over een deal
zonder dat er een duidelijk mandaat ligt? Is de Minister überhaupt op de hoogte van
waar deze minideal over gaat? En hoe past dit in het nieuwe transparantiepakket dat
Commissaris Hogan heeft gepresenteerd om het onderhandelingsproces van de Unie ten
aanzien van de handelsafspraken juist beter inzichtelijk en controleerbaar te maken?
Voorzitter. Tot slot, kort, over de onderhandeling met China over een investeringsakkoord.
De onderhandelingen over dit akkoord zijn al gestart in 2013. We gaan binnenkort de
27ste onderhandelingsronde in. Dat doet de vraag rijzen hoelang onderhandelingen mogen
lopen en hoelang het mandaat van de Commissie feitelijk geldig blijft. Tegelijkertijd
is dit trage traject een voordeel omdat de Europese Unie nu nog op tijd is om verbetering
van de verschrikkelijke omstandigheden van de Oeigoeren hierin voorwaardelijk te maken.
Kan de Minister daarop reflecteren?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Diks. Dan geef ik het voorzitterschap aan u terug.
Voorzitter: Diks
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik kijk even naar rechts, naar de Minister. We schorsen tien minuten,
tot 11.20 uur.
De vergadering wordt van 11.11 uur tot 11.21 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan beginnen met de beantwoording van de Minister. Nog niet iedereen is terug,
maar we hadden genoegzaam aangegeven dat we om 11.20 uur verder zouden gaan en dat
is al verstreken. Het woord is aan de Minister. Ga uw gang.
Minister Kaag:
Dank aan u, mevrouw de voorzitter, en aan de leden. Ik zal even mijn blokjes weergeven.
Ik zal beginnen met de WTO, want dat stond op de agenda. Dan China en daaraan gerelateerd
het coronavirus. Alle kwesties EU-VS. Handhaving internationale handelsregels. De
categorie overig is dan eigenlijk de langste en daar vallen Vietnam en allerlei vragen
over dat mogelijke akkoord onder. Er zijn heel veel vragen die vallen onder de categorie
overig, vrees ik.
Ik zal beginnen met het eerste blok: de komende conferentie van de Wereldhandelsorganisatie.
U heeft gezien wat de inzet is van het kabinet. De verwachtingen zijn eerlijk gezegd
helaas laaggespannen voor de vergadering in Kazachstan. Het wordt ook een belangrijke
politieke kwestie om uit de komende ronde nog iets te halen wat kan aantonen dat de
Wereldhandelsorganisatie nog steeds levend is, dat er nog steeds multilateraal op
hoog niveau onderhandeld kan worden en dat we tot afspraken komen.
U heeft in mijn brief gezien waar de inzet op gericht is: visserijsubsidies zullen
een belangrijk punt zijn, net als binnenlandse regulering van de dienstensector, waar
ik straks op terugkom, de investeringsfacilitering en e-commerce. We verwachten eerlijk
gezegd meer een opsomming dan substantiële veranderingen. Ik heb gisteren ook in een
verslag van onze missie in Genève gelezen dat de directeur-generaal zelf een oproep
doet aan de lidstaten om politieke verantwoordelijkheid te nemen en ervoor te zorgen
dat we verder kunnen komen.
Het beeld is somber, maar dat maakt dat de onderhandelingen in plurilaterale context
best spannend kunnen worden en dat we er op een andere manier voor moeten zorgen dat
de organisatie de facto blijft functioneren. Een voorbeeld is dat de EU een concept
heeft opgesteld van hoe we een tijdelijk alternatief voor het beroepslichaam van de
WTO kunnen instellen. We werken daaraan met zestien andere landen, maar het blijft
een noodoplossing.
De heer Van Haga heeft in zijn interventie gesteld dat het de voorkeur heeft om een
langetermijnoplossing te vinden die acceptabel is voor alle leden van de Wereldhandelsorganisatie,
inclusief de Verenigde Staten. Wij blijven aandringen op een dialoog met de VS, ook
over de verschillende opties. Ik kan niet zeggen dat wij berichten hebben dat de VS
zijn ingegaan op de ideeën en de dialoog daarover. De kwestie is dus niet dat de EU
onwillig is, maar meer dat wij nog geen signalen van de VS hebben ontvangen. Dat kan
misschien nog komen, maar dat is tot nu toe nog niet het geval.
In deze context stelde de heer Alkaya de vraag of er verdergaande afspraken worden
gemaakt dan de huidige EU-Dienstenrichtlijn. Nee, de onderhandelingen over de binnenlandse
regulering van de dienstensector zien op het versimpelen en de transparantie van vergunningsprocedures
en technische standaarden, bijvoorbeeld diploma's. De kwestie is meer om andere landen
bij te trekken. Wij hoeven niet te veranderen, want wij voldoen al ruimschoots aan
die regelgeving en de regels die nu worden opgesteld. De inzet van de EU is zeker
niet om tot een verslapping te komen. Komen tot een uitkomst is mooi, maar niet ten
koste van de uitgangspunten.
De heer Bouali vroeg om in te gaan op de stand van zaken wat betreft verlamming van
het beroepslichaam. Ik heb dit net al heel kort geschetst. Wij blijven hopen op aansluiting
van nog meer landen. Rusland en Japan overwegen nu ook mee te doen. Uiteindelijk gaat
het natuurlijk om de VS in heel veel situaties. Het blijft een pleister op een bloedende
wonde.
In de brief heb ik al toegelicht wat onze inzet is: visserijsubsidies en een politieke
verklaring van Japan, VS en EU die het startschot kan geven voor bredere onderhandelingen
over strengere WTO-regels over industriële subsidies. We hopen nog steeds op een slotverklaring
van de MC12. Die kijkt ook naar de coherentie van handel en milieubeleid, ook in het
kader van alle klimaatdilemma's en -uitdagingen en een vervolg op de verklaring van
Buenos Aires over handel en gender uit 2017. Gender moet nog meer centraal gesteld
worden bij alles wat internationale handel is. Eerlijk gezegd is de Nederlandse agenda
een mooi voorbeeld, denk ik. Ik meldde al de basisafspraken over binnenlandse regulering,
maar ik zou de verwachtingen laag blijven stellen.
De heer Amhaouch vroeg ook of we nog druk kunnen uitoefenen op de VS wat betreft de
verlamming van het beroepslichaam. Dat heeft tot nu toe niet gewerkt, zoals u weet,
niet op dit terrein en niet op andere. Er zijn ook weinig gesprekken door de Commissie
en de WTO. Naarmate zich meer landen aansluiten, zal de tijdelijke oplossing de facto
effectiever kunnen zijn. Dat is ook een manier om positief druk uit te oefenen op
de VS.
Ik moet eerlijk zeggen dat uit de berichtgeving over de laatste gesprekken in Genève
ook blijkt dat het niet altijd duidelijk is waar de Verenigde Staten op doelt met
de Wereldhandelsorganisatie. Aan de ene kant vinden wij ons in de noodzaak van hervorming.
Wij herkennen ook het belang van de aanpak van China, als het gaat om een gelijk speelveld,
intellectueel eigendom, staatssubsidies en de status van China als ontwikkelingsland.
Dat zijn allemaal thema's en uitgangspunten die de EU zeker deelt met de VS, maar
de EU kiest niet voor een benadering van verlamming van een belangrijk deel van de
Wereldhandelsorganisatie. Daar verschillen we fundamenteel in hoe we denken problemen
te kunnen oplossen. Druk heeft daarbij tot nu toe niet geholpen. Eerlijk gezegd hebben
we ook weinig drukmiddelen. We zijn ook op andere terreinen in dialoog, zoals tarieven
en deelthema's.
Dan ga ik door met het tweede kopje, de handelsrelaties van EU en VS, want dat is
eraan gerelateerd. Ik hoef u niet te vertellen wat er allemaal gebeurt in de VS. Ik
wil meteen door met de vragen. Er was heel veel speculatie naar aanleiding van uitspraken
van Phil Hogan. Ik heb hem zelf ook een paar keer gesproken in Brussel en in Davos.
Wat is de achtergrond van de mogelijke minideal van EU en VS? De gesprekken die gevoerd
worden door Phil Hogan en voorzitter Von der Leyen vinden plaats op basis van twee
mandaten voor onderhandelingen met de VS. Dat is het kader. Er wordt gekeken naar
een beperkt handelsakkoord over industriële goederen, inclusief visserij, en de conformiteitsbeoordelingen.
Binnen dat kader wordt er gekeken of er iets is wat resultaat kan geven. Dat is niet
alleen voor onszelf nodig, maar het is ook belangrijk voor het Amerikaanse politieke
spectrum dat je de geloofwaardigheid terug kunt krijgen dat er wel afspraken kunnen
worden gemaakt met de EU. Zoals u weet wil deze regering idealiter bilaterale afspraken
maken met EU-landen, oftewel helemaal niet binnen een EU-formaat.
Het is dus ontzettend belangrijk om tot een paar afspraken te komen op basis van het
gegeven mandaat. Daarbuiten is er geen sprake van. We hebben het dan bijvoorbeeld
over technische barrières voor specifieke Amerikaanse producten die geen afbreuk mogen
doen aan EU-standaarden of -regelgeving. Ik ga niet het CETA-debat herhalen, maar
wij zijn 100% conform EU-regelgeving wat betreft fytosanitaire normen, kwaliteitsnormen
en bescherming van de consument. Er zijn ook momenten waarop de reguliere dialoog
over sanitaire of fytosanitaire maatregelen plaatsvindt. De EU kijkt naar appels en
peren.
Ondanks de uitspraken is het helemaal niet zeker of er wel een minideal zal komen.
Ik zet het woord «minideal» echt tussen aanhalingstekens. Ik ben het met u eens dat
POLITICO een hele belangrijke bron is, maar het is een publieke bron. Het enige resultaat
dat telt is als Hogan terugkomt bij de Raad met wat de conceptafspraken zouden zijn.
Dan is er een mogelijke deal waar we naar kunnen kijken en een oordeel over kunnen
vellen. Hogan refereerde in zijn uitspraken en in het overleg, waar we naar hebben
gekeken, naar knelpunten op het gebied van non-tarifaire handelsbelemmeringen over
bijvoorbeeld noten, schaaldieren, talg en inderdaad de appels en peren die ik al noemde.
Dit is waar eventueel over gesproken wordt.
Hoe beoordelen wij dan die uitlatingen? Wij bekijken alles op zijn merites, zoals
ik al zei, wanneer het voorligt. Het zou een heel mooi signaal zijn als er in het
kader van het gedeelde, afgesproken mandaat een beetje voortgang geboekt kan worden.
Laten we wel wezen: dat was in juli 2018, dus zelfs over dit minimandaat, dat veel
sneller afgerond had moeten worden, wordt al bijna twee jaar gesproken. Het is dus
geen makkelijk proces.
De heer Weverling vroeg of ik het ermee eens ben dat er snel afspraken moeten komen
met de VS, bijvoorbeeld over landbouwexport. Dat is niet aan de orde, laat ik daarmee
beginnen. Er is ook weinig draagvlak binnen de bredere EU om juist over landbouw te
beginnen, want dan zitten we in een oude, onopgeloste discussie. Ik zie dat zelf niet
snel gebeuren. Wij stellen dat zelf ook niet voor. Ik denk dat er heel veel winst
te behalen is in het verbeteren van het wederzijds vertrouwen, de toegang tot markten
en het voorkomen van onnodige, niet-WTO-conforme tarieven als reactie. Tarieven en
sancties worden heel snel ingezet in het huidige buitenlands beleid.
De heer Van Wassenberg vroeg of er met de VS is gesproken over de instelling van een
SPS-comité. Dat was toch uw vraag, meneer Van Wassenberg? Er zijn gesprekken over
sanitaire of fytosanitaire standaarden die plaatsvinden op basis van de regels van
de Wereldhandelsorganisatie. Wederzijdse knelpunten worden structureel in zo'n comité
besproken. De Europese Commissie ziet mogelijkheden om een paar administratieve knelpunten
op te lossen, zoals ik al meldde; wellicht over pinda's, appels en peren en schaaldieren.
Dan hebben we het over administratieve knelpunten.
De heer Van Wassenberg vroeg ook of we tegen een minideal met de VS gaan stemmen in
het licht van het mandaat. Ik heb net al gezegd dat wij zoeken naar oplossingen en
een verbetering van het klimaat in bredere zin. Mocht er daadwerkelijk sprake zijn
van een minideal, dan is dat een vertrouwenwekkende maatregel, op basis van alle standaarden,
alle normen en waarden, alle mechanismes die de EU al heeft. Daar moet geen afbreuk
aan gedaan worden. We gaan kijken, als er een mogelijke minideal ligt of – dat is
een veel besproken woord – een mini-afspraak, zou ik zeggen. Uw vraag was ook of er
een mini-afspraak in de maak is. Ik heb net al gezegd wat er eventueel besproken wordt.
Nogmaals: alles moet voldoen aan de standaarden.
Mevrouw Diks vroeg hoe deze gesprekken of onderhandelingen passen in het nieuwe transparantiestreven
van de Commissie. Het is onderdeel van de onderhandelingen. We kunnen niet van de
Commissie verwachten dat zij zich als een soort buikspreker houdt aan de afgesproken
tekst. Ze zijn aan het onderhandelen, maar binnen de kaders van het mandaat en er
is altijd terugkoppeling. Dat heeft niets te maken met transparantie, maar het doet
er niet aan af.
Vormt landbouw toch onderdeel van de onderhandelingen? Nee, niet voor zover wij dat
begrijpen.
De heer Van Haga vroeg of ik een keer met de vuist op tafel kan slaan – dat is meer
mannelijk dan vrouwelijk taalgebruik – of met mijn schoen, of ik kan dreigen met een
veto; «genoeg is genoeg, Nederland is niet gek», om uit de heer Van Haga's eigen werk
te citeren. De Commissie is gestart met het tweede herzieningsonderzoek van de staalvrijwaringsmaatregelen.
Ik herken de frustratie die de heer Van Haga in zijn uitspraken probeert weer te geven.
Helaas blijft het een traag proces, ik kan het niet mooier maken dan het is.
Er is nu een onderzoek gestart door de Commissie, eerlijk gezegd met name door veelvuldig
aandringen van Nederland, publiek en stilletjes, denk ik. Dat onderzoek wordt voor
30 september 2020 afgerond. Voor een bedrijf is dat natuurlijk veel te lang. Dat kost
geld en banen. Daar hebben wij ook echt oog voor. De bedrijven kunnen echter reageren
in het proces van dit onderzoek. Wij blijven ons hard maken voor een goede balans
bij de vrijwaringsmaatregel voor Europese staalproducenten en staalverwerkers, juist
de Nederlandse staalverwerkende industrie.
Wij vragen nog steeds om een productspecifieke aanpassing van de maatregelen, zodat
de industrie op een faire manier kan concurreren. Er is geen sprake van vetorecht,
dus wij hebben ook heel weinig middelen, behalve misschien de fysieke methodes die
u beschreef. Het is heel frustrerend, dat deel ik helemaal, maar wij gaan gewoon door.
Wij zijn heel consistent en wij benutten elke vergadering, net als onze ambtenaren
in Brussel. De heer Van Haga wil misschien wat zeggen.
De voorzitter:
Ja, ik zag het. De heer Van Haga.
De heer Van Haga (Van Haga):
Dank u wel, voorzitter. De frustratie is duidelijk. Het is bekend dat ik deze Minister
een beetje zie als de Nederlandse Margaret Thatcher. Dan vraag ik mij af wat deze
Minister nog meer kan bedenken. Ik begrijp dat het voor u als oud-diplomaat, binnen
de mogelijkheden die we nu hebben, moeilijk en frustrerend is, maar het moet toch
mogelijk zijn om dit uitermate trage proces iets te versnellen, zodat er in ieder
geval iets gedaan kan worden?
Minister Kaag:
Ik vrees dat het antwoord even teleurstellend zal zijn als het eerdere antwoord: kennelijk
is dat niet mogelijk. Ik kom er in tweede termijn op terug of er nog iets is dat wij
als deus ex machina kunnen gebruiken, maar vertrouw mij: wij willen alle middelen
inzetten die we hebben, maar die zijn heel beperkt. Dit zijn ook wel de regels van
het spel. Soms werkt het tegen ons, soms is het ten faveure van Nederland; zo is op
een gegeven moment ook de uitruil. Maar ik begrijp het helemaal.
De heer Van Wassenberg vroeg of de Minister zich wil uitspreken tegen de aanval op
het voorzorgsbeginsel. Die aanval is er misschien publiekelijk. Dat kan misschien
gepoogd worden. Wij spreken ons continu uit, maar de EU zit op één lijn: het voorzorgsbeginsel
wordt gerespecteerd, gehanteerd en beschermd. Tegenwoordig zitten we in een tijdperk
dat veel ambassadeurs eerder naar de pers gaan dan het diplomatieke gesprek op te
zoeken, maar daar trek ik mij helemaal niets van aan. Uiteindelijk is wat telt de
regel. Men kan heel veel zeggen via de media, maar dat is niet altijd even relevant.
De heer Wassenberg (PvdD):
Allereerst zeg ik dat mijn naam Wassenberg is en niet Van Wassenberg. Dit is mijn
eerste debat met de Minister, dus dat vergeef ik haar, maar dit voor de toekomst.
Ik had mij onder andere ook zorgen gemaakt over genetische manipulatie, omdat dat
expliciet door Shea is genoemd in de media. Kan de Minister mijn zorgen wegnemen dat
er ook onderhandeld wordt over genetische manipulatie, over het gebruik van landbouwgif
en over hormonen, zoals ik het noem? Het worden veterinary drugs genoemd, maar in
principe zijn dat hormoonbehandelingen. Kan de Minister mijn zorgen wegnemen rond
biotechnologie enzovoorts, dat er niet over gesproken wordt om die normen te verlagen?
Minister Kaag:
Ik kan bevestigen dat er niet gesproken wordt over verlaging van welke norm dan ook,
inclusief wetgeving met betrekking tot de goedkeuring van gmo's, pesticiden en het
verbod op hormoonbehandeling voor de vleessector.
Ik kom op China. Zoals u weet werken we toe naar de komende EU-China-top op 29 en
30 maart, als die doorgaat, in verband met het coronavirus. We kijken wat eruit kan
komen als die doorgaat. De realiteit van de onderhandelingen geeft een minder optimistisch
beeld. Het laatste aanbod van Chinese zijde is verbeterd, maar er zijn nog enorme
obstakels op het gebied van staatsbedrijven, subsidies en duurzaamheid, maar dat zal
geen verrassing zijn. Dan heb je de kern waar we tegen aanlopen, ook bij de Wereldhandelsorganisatie.
Het aanbod van China om elkaar halverwege te «ontmoeten» is onvoordelig voor de EU.
Dat zou ik ook niet steunen, want dan ben je al op het verkeerde pad. De interne markt
in de EU is sterker als we als blok blijven onderhandelen, of gaan onderhandelen vanuit
de positie van het optimale bod. We zijn al aanzienlijk opener dan de Chinese markt.
De problemen zijn al benoemd door een aantal van u. Elkaar halverwege ontmoeten zou
betekenen dat we nog meer op gaan geven. Je kunt je bij sommige commentaren ook afvragen
waar je het weer recht kunt trekken, want het is geen slimme onderhandelingszet om
een onvoordelige asymmetrie vast te leggen, zeker niet als je kijkt naar het resultaat
dat we willen bereiken.
Dan de specifieke vragen. De heer Bouali vroeg of ik een dubbele maat zie in het enerzijds
afwijzen van het handelsverdrag met Canada – maar dat is aangenomen door de Tweede
Kamer – en anderzijds China ongestoord toelaten tot de interne markt. We hebben geen
bilateraal handelsverdrag met China. Het wordt gereguleerd via de regels van de WTO,
zoals u weet, en zelfs daarbinnen hebben we enorme zorgen, dus het is al asymmetrisch
in de beste zin van het woord.
We willen China ook niet ongestoord toelaten tot de interne markt. We werken aan nieuwe
handelspolitieke instrumenten, zoals u weet, zoals investeringsscreening, ook met
het oog op strategische veiligheid. Ik kom zo nog terug op het instrument van internationale
aanbesteding en een instrument om het effect van marktverstorende subsidies in derde
landen op de interne markt aan te pakken. We kunnen ook gebruikmaken van antidumpingheffingen
en antisubsidieheffingen, als goederen die geïmporteerd worden, niet marktconform
zijn geproduceerd.
Eigenlijk zijn de verschillen zo groot dat de vergelijking niet opgaat, maar ik herken
de basisboodschap dat je juist met bondgenoten en gelijkgezinden op het gebied van
normen, kwaliteit, mensenrechten et cetera een akkoord moet afsluiten en dat ook moet
omhelzen in een tijd van grote spanningen, maar dat is weer het CETA-debat.
De heer Van Haga vroeg in het bijzonder wat we doen om de eigen winkeliers te redden
van de ondergang en of we de zorgen die we hebben, over kunnen brengen. Natuurlijk
brengen we die over. Ik denk dat die gedeeld worden door het merendeel van de Europese
landen. Binnen de Europese Unie heeft een groot aantal landen ook het Belt and Road
Initiative ondertekend, maar daar gaat eigenlijk een hele tegenstrijdige boodschap
van uit. Wij hebben dat niet gedaan en zullen dat niet doen. Ik ontmoedig al mijn
Europese collega's die nog niet getekend hebben om dat te doen. Tegelijkertijd vraag
ik altijd na bij degenen die wel ondertekend hebben wat ze zagen als hun specifieke
voordeel, behalve bijvoorbeeld de acute redding van een haven of anderszins. De nadelen
zijn volgens mij dusdanig gedocumenteerd en begrepen dat je de geo-economie en geopolitiek
niet van elkaar kunt scheiden, zeker niet voor een land als China.
We onderhandelen ...
De voorzitter:
Toch nog een korte interruptie van de heer Van Haga.
De heer Van Haga (Van Haga):
Heel kort. Zijn er dan een paar kleine maatregelen die we kunnen nemen om in ieder
geval bijvoorbeeld de verzendkosten te verhogen?
Minister Kaag:
Daar kom ik nog op.
De heer Van Haga (Van Haga):
O, daar komt u nog op. Sorry.
Minister Kaag:
Ja. Dat was mijn volgende zin. Ik was een beetje te uitvoerig in mijn aanzet. Ik weet
dat in de Wereldpostunie is afgesproken dat de Chinese verzendtarieven fors verhoogd
moesten worden per 1 januari 2020. Die worden opnieuw verhoogd per 1 januari 2021.
Dat is heel erg belangrijk, juist als je kijkt naar de verzendkosten bij Alibaba,
et cetera.
We kijken in de WTO ook nog steeds naar gelijke toegang voor Nederlandse bedrijven
tot de e-commercemarkt in China. Dat zal lang duren, vrees ik. In de nieuwe markttoezichtsverordening
van de EU, die medio 2021 in werking treedt, wordt voor een groot aantal producten
bepaald dat de producent van buiten de Europese Unie een vertegenwoordiger in de Europese
Unie moet hebben voor het aanbieden van een product op de Europese markt. Dat lost
niet alles op; die suggestie wil ik niet doen. Maar het zijn een aantal voorbeelden
van de instrumenten. We werken ook aan nieuwe handelspolitieke instrumenten, zoals
de investeringsscreening die ik noemde en de aanbestedingsinstrumenten. Verder brengen
wij continu de zorgen op. Het kan zijn dat we later dit jaar een joint economic investment
committee zullen houden. Ikzelf doe dat met mijn Chinese counterpart. De agenda van
Nederlandse zijde wordt opgesteld op basis van alle grote probleempunten die wij zien.
Dat lost het niet op, maar in ieder geval wordt het consistent benoemd. En ik zal
het weer mee terugnemen naar de Europese Unie.
De heer Weverling vroeg: kan de Minister ophelderen wat de mogelijkheden zijn van
overheden om biedingen van bedrijven buiten de EU die veel staatssteun ontvangen,
uit te sluiten? Hierbij wordt het IPI een heel belangrijk instrument. Maar we hebben
ook de keuze om bedrijven uit landen van buiten de EU die niet zijn aangesloten bij
de internationale Overeenkomst inzake overheidsopdrachten, van de WTO, uit te sluiten
of alleen toe te laten onder bepaalde voorwaarden. Dan is het een kwestie van terugkijken
– dat moet ik aan de ambtenaren vragen, voor een volgend moment – hoe vaak daar gebruik
van is gemaakt, of dat niet proactiever kan en of dat waardevol is. Daar heb ik op
dit moment niet het antwoord op.
Dan een vraag van de heer Bouali.
De voorzitter:
Er is toch een interruptie van de heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Dus de Minister zegt: we kunnen China en andere landen die niet aan de WTO-afspraken
voldoen, uitsluiten van aanbestedingen binnen Europa; dat kunnen overheden zelf proactief
doen. Mocht een Chinese partij in Overijssel meedingen en winnen, dan had Overijssel
dat maar moeten uitsluiten.
Minister Kaag:
Ik begrijp uw voorbeeld helemaal. Zoals u weet, was ik niet alleen erg onder de indruk
van het bezoek aan VDL, maar heb ik ook zeer veel begrip voor de bredere uitdagingen
die ze zien. Ik wil alleen niet vooruitlopen op de schriftelijke beantwoording die
mijn collega, Staatssecretaris mevrouw Keijzer, gaat geven. Dat zou niet verstandig
zijn. Ik heb niet het volle beeld hiervan. Ik beschrijf de generieke instrumenten
en kan niet in casuïstiek treden. Maar het is een hele mooie interventie.
De heer Weverling (VVD):
Dank u, dank u. Ik ben gelijk van slag. Dan krijg ik als VVD'er niet eens iets naar
mijn hoofd geslingerd. Maar dan even los van Overijssel, want ik begrijp dat dat nu
even lastig is: kunnen partijen gewoon proactief worden uitgesloten? Kunnen overheden
dat gewoon zelf doen? En stel dat ze het niet doen, zouden ze dat dan actiever kunnen
doen, als men dat zou willen?
Minister Kaag:
Ik krijg een eenduidig «ja» van mijn ondersteuning te zien. U ziet het ook; daar heeft
u beter zicht op. Ik wil dat even schriftelijk vastleggen en uitleggen hoe dat instrument
dan in z'n werk zou gaan. Dat lijkt me correct. Dat moet ook in overleg met het Ministerie
van Economische Zaken, want dat is hier echt de eerste partij.
De heer Weverling (VVD):
Kunt u dat dan nog in een brief aan ons laten weten, of moeten we de beantwoording
van die vragen afwachten? Of kunt u dit apart nog een keer ...
Minister Kaag:
Ik bevestig dat even in de tweede termijn. Mijn inzet was een brief.
De heer Weverling (VVD):
Oké. Graag.
Minister Kaag:
Het lijkt me dat een brief gebalanceerder en veelomvattender is dan Kamervragen.
Mevrouw de voorzitter. Ik kom op het coronavirus. Zoals u weet, is het een gebeurtenis
die zich dagelijks ontwikkelt. De economische impact is sterk afhankelijk van de verdere
ontwikkeling en de verspreiding van het virus zelf. Op dit moment zien we dat veel
van de initiële reacties voortkomen uit nationale maatregelen genomen door landen
die het meest getroffen zijn, of waar de diagnostiek in ieder geval heeft aangetoond
dat er een groot aantal mensen besmet is. Wij zijn sowieso heel gevoelig voor het
reilen en zeilen elders. Dat zijn we altijd al geweest. De globalisering en de opzet
van waardeketens maken dit natuurlijk nog pregnanter.
Zoals u weet, komt het CBS op 13 maart met nieuwe handelscijfers. Die geven meer inzicht
in de impact van het virus op buitenlandse handel. We weten dat ongeveer 1.000 Nederlandse
bedrijven direct negatieve gevolgen ondervinden van de vertraging van levering van
onderdelen of producten. Sommige bedrijven maken al zelf keuzes daarin en verleggen
bijvoorbeeld hun inkoop. Grotere bedrijven kunnen kiezen waar dingen elders kunnen
worden geproduceerd. En sommige sectoren worden zwaarder getroffen, zoals de haven
van Rotterdam. De voedselexporteurs ondervinden een wereldwijd tekort aan koelcontainers.
Dat heeft weer een impact op de import van medicijnen, vlees, groente en fruit. De
luchtvaart is ook getroffen.
Op dit moment is het heel moeilijk om inzicht te krijgen in de mogelijke maatregelen.
Maar wat betreft de economische gevolgen is het Ministerie van EZK echt leidend. Op
dit moment is er nog niet een pakket aan maatregelen dat bedrijven zou compenseren.
Het gaat ook om precedentwerking. Daar moet over gesproken worden. Maar ik zie niet
zozeer dat de Handelsraad de eerste Raad is waarin dit aangepakt kan worden. Dit is
echt een kwestie voor de interne markt en EZK. Er zijn veel departementen bij betrokken.
Ik zal dit opnemen met mijn collega's van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en mijn
collega's van Economische Zaken, om hier een betere blik op te krijgen. We zijn nog
allemaal een beetje aan het meekijken met de gevolgen. De eerste prioriteit is natuurlijk
volksgezondheid en de veiligheid van toevoer.
De voorzitter:
Even ter interruptie. We kijken allemaal naar de tijd. We willen de Minister goed
laten antwoorden.
Minister Kaag:
Ik zal wat sneller gaan.
De voorzitter:
Nou, in de pauze is net al een beetje besproken of we de tweede termijn eventueel
kunnen overslaan. Er is namelijk al een vooraankondiging geweest voor een VAO. Ik
zie iedereen knikken. Ik denk dat dat goed is. Dan hebben we misschien nog een klein
beetje uitloop; dat kan wel in deze zaal. We willen het niet afraffelen, omdat het
een belangrijk onderwerp is. De heer Alkaya moet wel om 12.00 uur weg. De heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dan wil ik nog even de tweede helft van mijn interruptie afmaken. Ik had net namelijk
een halve interruptie en moest even mijn bronnen erbij pakken. Als we nu even alle
vragen kunnen stellen, hebben we die tweede termijn misschien niet nodig en is het
VAO voldoende. Met uw permissie wil ik nog heel even terug naar mijn vraag over genetische
manipulatie. De Minister zegt: we gaan onze standaards niet verlagen. Prima. Maar
dan haal ik een stuk erbij uit POLITICO van 26 februari. Daarin wordt in een artikel
geschreven hoe de procedure in z'n werk gaat. Een genetisch gemanipuleerd product
komt op de markt. Dan gaat EFSA er vier jaar naar kijken. Daarna gaan lidstaten er
nog drie jaar naar kijken. En dan duurt het een aantal jaar voordat er een besluit
komt. Het volgende zinnetje staat daarbij: «The Commission admits that this process
can be accelerated.» Dat betekent misschien niet dat de standaards omlaaggaan, maar
wel dat het proces versneld wordt. Dat betekent dat er dus sneller genetisch gemanipuleerde
producten op onze markt kunnen komen. Deelt de Minister mijn zorg? Formeel gezien
is dat geen verlaging van de standaards, maar wel een versnelling van de marktintroductie.
Kan de Minister daar nog op reflecteren?
Minister Kaag:
Ja, maar het is wel een hele andere vraag. De vraag was of de product- en kwaliteitsnormen
verlaagd worden. Het antwoord daarop is nee. Als de procedure iets versneld zou moeten
worden en er een jaartje af wordt gehaald van een gemiddelde van zeven tot tien jaar,
vind ik dat geen zorgbarende versnelling. Het is ook gewoon een kwestie van efficiëntere
uitvoering van een genomen besluit, waarin de kwaliteitsnormen nog steeds gehanteerd
worden. Eerlijk gezegd vind ik het aardig wat POLITICO zegt, maar ik zeg u wat wij
bespreken in de Raad en wat formeel door comités wordt gerapporteerd. Dat is uiteindelijk
wat wat mij betreft telt.
De heer Bouali (D66):
Ik hoorde de Minister mijn naam noemen, maar toen kwam collega Weverling tussendoor.
Ik had nog de specifieke vraag of we het onderwerp van de Oeigoeren kunnen agenderen
bij de handelsoverleggen. Is dit voor de Minister een onderwerp om aan te grijpen
om de handelsstromen met China eens in een goed kader te plaatsen?
De voorzitter:
Er is misschien een beetje verwarring – dat zal ongetwijfeld door mij komen – maar
de Minister zat gewoon nog midden in haar beantwoording. Ik stel dus voor dat we die
even afwachten. Deze vraag komt misschien nog aan de orde. Anders heeft u nog even
een reminder gehad, Minister.
Minister Kaag:
Prima.
Ik kom bij het dikste mapje, vrees ik: de categorie overige. Allereerst Vietnam.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik heb nog een vraag over het coronavirus. Ik vind het iets te makkelijk van de Minister
om te zeggen: dat is een interne aangelegenheid; het is de interne markt. Ik zou graag
een proactieve houding van de Minister willen zien. Ik wil dat ze dit sondeert bij
haar collega's in Europa, om echt actief te kijken wat er gebeurt. We weten niet hoe
groot het wordt, maar er gebeurt wel heel veel. Ik zou de Minister willen vragen om
bij haar collega's te sonderen of er een gezamenlijke lijn is in wat wij als Europa
moeten doen. Als het niet nodig is, is het niet nodig. Maar volgens mij is «we gaan
monitoren en we wachten op de CBS-cijfers» niet de goede houding. Mijn verzoek aan
de Minister is dus om dat toch te proberen te bespreken met haar collega's.
Minister Kaag:
Ik had uw vraag niet beantwoord, meneer Amhaouch. Wat betreft houding en dergelijke
zijn we absoluut niet passief. Ik heb een vraag beantwoord over welke maatregelen
we intern ter compensatie kunnen nemen. Ik heb gezegd: daar was het te vroeg voor.
Ik heb de vraag over impact behandeld. Dat staat morgen op de agenda. U kent het kabinet
en u kent mij ook: wij zullen geen steen onberoerd laten als het belangrijk is. Dit
is uiteraard relevant. Maar als we vragen wat anderen doen, is het ook belangrijk
dat we zelf goed inzicht hebben in wat wij eventueel kunnen doen. Voor dit laatste
moet ik wat betreft het interne marktdeel overleg voeren met de twee collega's van
Economische Zaken, zodat ik niet dingen loop te beloven of te suggereren die niet
vanuit het Nederlandse kabinetsstandpunt worden gedragen. Er zijn namelijk heel veel
departementen bij betrokken. Dat is het enige. Het is een zorgvuldigheid, om uiteindelijk
tot een beter resultaat te kunnen komen. Maar het staat op de agenda voor morgen.
Iedereen zal het daarover hebben. Overigens zal iedereen het ook hebben over wat er
met CETA gaat gebeuren.
De heer Amhaouch (CDA):
Dan zitten we weer op dezelfde lijn.
Minister Kaag:
Vietnam. Tijdens de RBZ Handel zal er worden gevraagd om een besluit tot sluiting
van handelsakkoorden vast te stellen. Wij gaan ervan uit dat alle lidstaten hiermee
in zullen stemmen. Het is de verwachting dat het handelsakkoord na goedkeuring door
de Vietnamese Nationale Assemblee in werking zal treden per 1 juni of 1 juli 2020.
Dat is het proces.
De Commissie zelf wijst, en dat delen wij, naar het Vietnamakkoord als een voorbeeld
dat handelsverdragen – dat is mijn startpunt – ook kunnen leiden tot verbeteringen
op het gebied van duurzaamheid. Denk bijvoorbeeld ook aan de ondertekening van een
aantal belangrijke ILO-verdragen. Dat is maar weer hoe je handel kunt inzetten om
de lat omhoog te trekken in plaats van handel te zien als iets waarbij je alleen vanuit
perfectie met elkaar kunt onderhandelen. Wij zien het Vietnamverdrag dan ook als een
mooi startpunt.
Ik begrijp helemaal dat we heel goed moeten meekijken, monitoren en kritisch moeten
blijven bekijken of bijvoorbeeld twee van de uitstaande ILO-conventies op het juiste
tijdstip worden aangenomen en geratificeerd door Vietnam. Dat is belangrijk. Dat zijn
belangrijke ijkpunten. Het is belangrijk om te erkennen dat de twee verdragen die
nog uitstaan geen voorwaarde waren om over te gaan tot ondertekening of akkoord van
het verdrag. Het gaat om een verwachting. Er zijn tijdsmomenten voor. Ik zoek ze even
op. Er zijn nog twee openstaande conventies: nr. 105, over de afschaffing van gedwongen
arbeid, waar de heer Alkaya aan refereerde, en nr. 78, over de vrijheid van vereniging
en de bescherming van het recht zich te organiseren. Die laatste wordt verwacht in
2023, de eerste in 2020. Vietnam heeft de arbeidswet in 2019 aangepast. Maakt dit
alles perfect? Nee. Niemand zal dat suggereren. Is het een enorme kans? Is het een
startpunt? Is het een behoorlijke bodem? Ja. Verder bespreken wij natuurlijk de mensenrechtensituatie
tijdens de mensenrechtendialoog onder de Partnerschap- en samenwerkingsovereenkomst.
Dit akkoord is al in 2012 ondertekend.
De heer Alkaya vroeg of ik bereid ben een appreciatie van het investeringsakkoord
met Vietnam naar de Kamer te sturen. Zoals u weet, kan het investeringsakkoord pas
in werking treden als de 27 lidstaten het verdrag hebben geratificeerd. Het verdrag
wordt voorgelegd aan de Kamer. Uiteraard komt er een appreciatie en een memorie van
toelichting. Het is vergelijkbaar met investeringsbescherming onder CETA. Waar relevant
kan ik een vergelijking maken. Maar het kabinet weegt natuurlijk af waar wijzelf de
vergelijking willen trekken.
De heer Alkaya (SP):
Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik heb nog even een vraag over het handelsdeel.
De ratificatie van de arbeidsconventies van ILO was geen randvoorwaarde voor het sluiten
van het akkoord. Dat betekent dus dat wij straks in een situatie zitten waarin producten
die zijn geproduceerd onder omstandigheden waarin er bijvoorbeeld geen sprake is van
vakbondsvrijheid, zonder tarieven op de Nederlandse markt belanden. Gaan wij dat dan
nog op de een of andere manier monitoren? Ik vind het onwenselijk. Ik ga de Minister
er vandaag volgens mij helaas niet van overtuigen om dat ook onwenselijk te vinden;
daar komen we niet uit. Maar gaan we dan op z'n minst monitoren wat het effect daarvan
zal zijn?
Minister Kaag:
Ik moet even de vraag goed helder hebben. U wilt dat wij monitoren wat het effect
is van de situatie in Vietnam op producten die geproduceerd zijn zonder dat de ILO-conventies
zijn geratificeerd?
De heer Alkaya (SP):
Exact.
Minister Kaag:
Ik ben geïnteresseerd in hoe Nederland dat volgens de heer Alkaya gaat doen. Het is
een verdrag tussen de EU en Vietnam. Moet de ambassade daar dan de fabrieken in? Wat
voor monitoring wordt hier verwacht? Ik kan van alles bedenken, maar soms is het niet
uitvoerbaar.
De heer Alkaya (SP):
Ja, ik kan ook van alles bedenken. Ik maak me er zorgen over dat de situatie in Vietnam
niet verbetert, maar dat de producten wel massaal naar Nederland zullen komen. Eigenlijk
willen we het volgende bewerkstelligen. Men gaat ervan uit dat de norm in Vietnam
omhoog gaat, dus dat de salarissen daar omhooggaan en mensen daar dan ook lid kunnen
worden van een vakbond en dergelijke. Dat is wat wij verwachten. We verwachten niet
dat hier in Nederland de normen omlaag zullen gaan door toedoen van dit verdrag. Ik
wil op de een of andere manier kunnen monitoren of dat door de coalitie verwachte
effect daadwerkelijk realiteit wordt.
Minister Kaag:
Ik denk eerlijk gezegd dat uw punt veel generieker is. Bij elk verdrag dat je afsluit,
ga je uit van een verbetering van de situatie. Als er verdragen zijn afgesloten, moet
er inderdaad ook naleving plaatsvinden. Maar niet elk verdrag, niet elke resolutie
of wat dan ook wordt nageleefd; daar ben ik het mee eens. Dit is dus een heel generiek
punt, iets wat we in al dit soort landensituaties zouden moeten bewerkstelligen. Wij
gaan uit van continue monitoring. Dat zal ik morgen ook bij de Commissie benoemen
als het opkomt bij «any other business». We zien graag een verbetering in de manier
waarop de Commissie – de lidstaten kunnen daarbij betrokken zijn – informatie betrekt
om te laten zien hoe een veranderingsproces in het land in z'n werk gaat. Maar dit
valt natuurlijk heel erg onder het partnerschap en het Economisch en Sociaal Comité,
want dit hoort daar ook bij. Het gaat minder over handel. Het gaat meer over de bredere,
sociaal-economische en politieke context van het land. We gaan dus uit van continue
monitoring, maar de tariefliberalisering vindt ook heel gefaseerd plaats. De fasering
is dus niet conditioneel, maar op basis van de resultaten die geboekt worden en de
verandering die wordt bewerkstelligd, kan ook de liberalisering plaatsvinden. Zo hebben
we bijvoorbeeld met Cambodja en andere landen een terugdraaiing gehad. U vraagt dus
eigenlijk om iets wat de facto moet gebeuren, maar we zullen nog eens benoemen dat
het ontzettend belangrijk is.
Ik ga even door op de punten van de heer Alkaya. Voldoet het Vietnamverdrag aan de
meetlat van de SER? Het is aan de SER zelf om dit te bekijken. Wij weten niet of de
SER al een studie heeft gedaan. Wij hebben een positieve grondhouding ten opzichte
van de elementen die het verdrag biedt.
De heer Alkaya heeft ook gevraagd of het verdrag wordt geannuleerd als Vietnam bijvoorbeeld
niet ratificeert. Ze zijn verplicht om te ratificeren. Ik ga nog niet vooruitlopen
op de situatie dat Vietnam het opeens niet doet. Het wordt niet automatisch geannuleerd.
Dan moeten we dus een heel politiek proces doorlopen. Maar ik zou zeggen: laten we
niet meteen uitgaan van een annulering terwijl het nog niet eens geratificeerd is.
Het is wel altijd goed om een safety clause te hebben.
De heer Alkaya vroeg ook of ik bereid ben om van de naleving van een van de core conventions
wat betreft gedwongen arbeid een voorwaarde te maken. Tussen 2020 en 2023 moeten beide
geratificeerd zijn; dat is het plan. Zoals ik al zei, is het geen voorwaarde maar
wel een verplichting. En een verplichting moet heel serieus genomen worden. Dat vormt
natuurlijk een probleem bij veel van die internationale afspraken.
Mevrouw Diks vroeg of we jaarlijks verslag konden doen aan de Kamer over de voortgang
van het hele pakket, dat eigenlijk al benoemd is door de heer Alkaya. Het jaarlijks
verslag komt al naar u toe. Omdat ik niet per land, per verdrag en per onderdeel van
het verdrag een aantal ambtenaren kan inzetten, stel ik voor dat we kijken hoe we
de jaarlijkse rapportage nog kunnen uitbouwen en uitbreiden, om ook aandacht te geven
aan dit soort aspecten. Het lijkt mij effectiever en consistenter als we andere landen
dan meenemen. We kunnen dan nog eens kijken naar alle relevante punten.
Mevrouw Diks vroeg of ik bereid ben om alle besluiten in de comités te publiceren.
Uiteraard.
Welke acties zijn mogelijk om voortgang af te dwingen? We moeten eerst nog beginnen.
Daarna hebben we natuurlijk regelmatig overleg. Het hangt er ook maar van af of je
een handelsverdrag als positief beschouwt of als een groot risico boven de markt.
De heer Van Haga vroeg hoe ik de toekomst zie. Dat was uw beginvraag, maar daar zal
ik mee eindigen. Ik zal namelijk eindigen met het blokje CETA en de toekomst van handelsverdragen.
Ik kijk even of er nog andere zaken zijn. De heer Weverling stelde een vraag over
IPI: kunnen we zelf bepalen of we wel of niet de 20% opslag gaan toerekenen? Zodra
de onderhandelingen in de Raadswerkgroep zijn afgerond, start de triloog tussen de
Commissie, de Raad en het Europees Parlement. Wij willen ervoor zorgen dat IPI werkbaar
is, maar de IPI-verordening zelf zal bepalen onder welke omstandigheden 20% opslag
moet worden berekend. We kunnen het toevoegen aan het juridisch proces. Het is dus
wel een belangrijk punt. Ik moet daarop terugkomen. Ik zal daar morgen na de Raad,
tijdens de lunch aandacht voor vragen.
Kunnen we een voortrekkersrol spelen? Wij steunen nu eindelijk het idee van het instrument,
maar het moet werkbaar zijn, zoals u weet. We kijken naar de onderhandelingen in de
Raadswerkgroep. We willen dat die op korte termijn worden afgerond, maar haast kan
ook de vijand zijn van kwaliteit. Wij zijn constructief, maar wij willen wel dat uiteindelijk
het optimale resultaat wordt bereikt. Ik denk dat de heer Weverling die mening deelt.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de heer Weverling.
De heer Weverling (VVD):
Ik deel uw mening wel. Ik heb ook het idee dat we op één lijn zitten en dat de juiste
intentie er is, maar ik vind het nog een beetje ... «Vaag» klinkt zo vervelend, maar
kan het iets concreter?
Minister Kaag:
Ik kan niet concreter zijn dan het proces zelf is. We zitten aan tafel in de Raadswerkgroep.
Wij willen dat het zo snel mogelijk wordt afgerond. Ik weet even niet of dat de komende
maanden zal gebeuren. Wij zullen eraan trekken, maar wij willen niet dat er zomaar
een instrument uitkomt. Het moet iets zijn wat makkelijk hanteerbaar is en wat iedereen
begrijpt. We moeten kunnen zien wat goed werkt en wat niet goed werkt. Dus in een
concrete zin zou ik zeggen: na de eerste paar vergaderingen van de Raadswerkgroep
kunnen we hierover een korte brief sturen om te laten zien waar het over gaat en in
welke fase de Raadswerkgroep is beland. Dat is geen enkel probleem.
De heer Weverling (VVD):
De Minister zegt dus: die 20% is een goed idee. Maar wat zegt u dan over het idee
dat het EU-breed zal zijn en over de beleidsvrijheid van landen? Bent u er voorstander
van om het EU-breed te doen? Want anders worden landen weer tegen elkaar uitgespeeld.
Minister Kaag:
Het is EU-breed. Daarom wordt het ook door de EU vastgesteld. Je kunt het dus niet
zelf maar gaan bepalen. Anders heb je een protectionistische maatregel binnen de interne
markt.
De heer Weverling stelde ook een vraag over de AP, de Autoriteit Persoonsgegevens.
Het is bekend dat ze problemen hebben bij het verwerken van de binding corporate rules,
de BCR's. De brexit maakt het er natuurlijk niet minder op. Het wordt alleen maar
erger. Er wordt onderzoek gedaan om te kijken wat ze nodig hebben om de taken naar
behoren te vervullen en natuurlijk ook om deze taak op zich te kunnen nemen. Mijn
collega Dekker heeft daar in september 2019 al een Kamerbrief over geschreven. Ik
ken daar eerlijk gezegd de inhoud niet van, maar daar ligt wel het voortouw. Dat zeg
ik niet om te verwijzen naar de heer Dekker, maar ik zal het ministerie erop wijzen
dat het een belangrijke kwestie is die ook hier leeft, ook met het oog op de brexit.
Wij zullen het dus meenemen, ook in het kader van de continue proactieve houding van
de heer Amhaouch.
Ik kom even op de bosbranden. Dat is in een ander werelddeel. Er wordt gevraagd de
bosbranden in de Amazone komende zomer zo veel mogelijk te voorkomen. Kunnen we het
NDCP-voorzitterschap met Costa Rica nog gebruiken? Wij gebruiken ODA-middelen en onze
internationale rol. Het NDC-partnerschap is echter vraaggestuurd, dus Brazilië moet
zelf zich erbij aansluiten. Ik heb geprobeerd ze daartoe aan te moedigen. Het heeft
nog geen resultaat geleverd, maar we zullen aanhouden. Het land moet dus zelf lid
willen worden.
Kunnen we bij de Green Deal verbinden? Ja. Groene diplomatie is natuurlijk een heel
belangrijk element. De EU wil natuurlijk ook haar handels- en ontwikkelingsbeleid
inzetten ten behoeve van de mondiale klimaatdoelen. Wij steunen dat, want eigenlijk
doen wij dat ook via onze SDG- en handelsagenda. Wij willen ook dat de Green Deal
een onderdeel gaat vormen van alle politieke dialogen met derde landen. Daarbij vormen
handelsakkoorden natuurlijk ook weer een belangrijk onderdeel. Samen met Frankrijk
willen wij ook dat elk handelsakkoord voldoet aan de akkoorden van Parijs. Ik denk
ook dat er veel te verwachten valt van de chief trade enforcer, die we ook veel benoemd
hebben tijdens het CETA-debat. Die moet erop toezien – daarmee kom ik ook een beetje
terug op de vraag van de heer Alkaya en mevrouw Diks – dat wat is afgesproken in een
handelsverdrag, ook daadwerkelijk wordt nageleefd. Dus het is denk ik ook op een ander
moment interessant om de Kamer schriftelijk op de hoogte te houden van de rol van
de chief trade enforcer, hoe een en ander nu echt in werking zal treden, wat we kunnen
verwachten en wat we niet kunnen verwachten. Het kost natuurlijk ook capaciteit.
De heer Wassenberg vroeg of ik het ermee eens ben dat de Vietnamdeal tegen kringlooplandbouw
ingaat. Nee. Er is ook helemaal geen contradictie tussen het beleid van mijn collega
mevrouw Schouten en dat van mijzelf. Ik ben overigens medeondertekenaar van haar kringloopnota,
want er is ook een internationale component. Alleen het verschil is dat we kijken
naar een transformatieproces en niet naar een abrupt einde. Dus handel sluit circulaire
landbouw niet uit. Bij handel wordt er van alles verhandeld. We verhandelen diensten.
We verhandelen kennis. We verhandelen kunde. Et cetera, et cetera. In debatten wordt
vaak gedaan alsof we alleen maar landbouwproducten verhandelen, maar dat is helemaal
niet zo. CETA ging ook over 96% non-landbouw. Laten we dus even bij de realiteit blijven.
Het zijn vaak hele andere vormen van diensten en producten die worden geleverd. Het
staat circulair niet in de weg. Het is een transformatieproces. Mijn collega Schouten
en ik trekken nauw met elkaar op.
Hoe wordt het amendement van de heer Bouali (35 300 XVII, nr. 16) inzake 5 miljoen voor het tegengaan van ontbossing verwerkt? Wij zijn bezig met
identificatie van nieuwe activiteiten. U krijgt daar binnenkort een brief over van
mevrouw Schouten en mijzelf. We doen dit samen om juist de internationale inzet op
bosbehoud en bosherstel te bewerkstelligen.
Ik kom op de rol van de Afrikaanse Unie en de Afrikastrategie. U weet dat ik het belang
deel dat de heer Amhaouch hecht aan slim investeren in Afrika, banen creëren, perspectief
bieden en de jeugd hopelijk aan het werk – relevant werk – kunnen krijgen. Dat is
zowel OS als handel. Er wordt gewerkt aan de Afrikastrategie. Ik ben het er ook helemaal
mee eens dat het nauw moet aansluiten bij wat de EU voorstaat. De EU-strategie is
nog niet uit. Die komt er wel binnenkort. Ik zal die dan ook met de Kamer delen, met
een appreciatie erbij. Ik zal aangeven wat wij er eventueel aan waarde in zien. Ik
kan de uitspraak van de heer Bouali niet helemaal duiden. Ik denk inderdaad dat je
de grondoorzaken van armoede, klimaat, veiligheid et cetera niet oplost met beveiliging.
Het zijn vaak symptomen van onveiligheid, structurele uitbuiting, oppressie en slecht
bestuur. Dus de technische veiligheid is belangrijk, maar we moeten investeren in
perspectief. Ik denk dat de 3D-benadering van diplomatie, ontwikkelingssamenwerking
en defensie juist een belangrijke is. Maar ik heb verder de context van de uitspraak
niet gezien.
Dan de rol van de Afrikaanse Unie. De Afrikaanse Unie is een van de meest effectief
functionerende regionale organisaties. Ze hebben een breed bereik en ze hebben politieke
geloofwaardigheid. Ik zie haar rol dus als een belangrijke rol. Het maakt het proces
wel weer een beetje trager, maar dat ervaren wij soms ook met de EU. Het is heel belangrijk
dat wij inzetten op een politieke rol van de Afrikaanse Unie, ook op de sociaal-economische
terreinen. Wij zullen daar dus aan blijven werken. Misschien organiseren we een wederkerig
bezoek aan Ethiopië, waar het hoofdkantoor van de Afrikaanse Unie is.
Wat kunnen we betekenen voor de Afrikaanse infrastructuur? Dat is ook een vraag van
de heer Amhaouch. Mogelijkerwijs kunnen we veel betekenen, ook via EU-investeringssteun,
maar het kan natuurlijk ook bilateraal. Ik denk dat we even moeten kijken wat er in
de strategie staat en wat onze eigen strategie gaat opleveren. Ik denk dat het potentieel
heel veel is. Europa moet ook een tegenwicht vormen tegen de hele makkelijke investeringen
die door China gedaan zijn, die niet per se voldoen aan de kwaliteitsnormen en ook
niet aan de duurzaamheidsnormen. Er is dus een groeiende vraag van de Afrikaanse landen,
maar wij moeten wel durven te komen met groot kapitaal. Dan bedoel ik dus niet «grootkapitaal»
in de marxistische zin. Dan bedoel ik «veel kapitaal». De heer Alkaya is jammer genoeg
weg. «Grootkapitaal» is een term uit mijn studententijd.
De heer Wassenberg vroeg wanneer ik het handelsbeleid tegen het licht ga houden met
het oog op de kringlooplandbouwvisie. Die vraag heb ik daarnet denk ik al beantwoord.
De heer Amhaouch vroeg naar de opvolging van de scopingstudie, zoals die ook is genoemd
in de brief, voor ondersteuning bij de investeringsarbitrage voor het mkb. Ik ga in
gesprek met MKB-Nederland, want er zijn een aantal mogelijkheden die de studie toelicht.
Ik heb die eerlijk gezegd niet voor me, dus ik kan niet zeggen wat die mogelijkheden
zijn. Maar we gaan in gesprek met het mkb over hoe zij dat zien en hoe we daar uitwerking
aan kunnen geven.
De heer Van Haga had gevraagd of de handelsverdragen goed zijn voor internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat is wel de doelstelling. Het is niet zaligmakend.
Wij hebben ook nog wel een slag te maken, zoals u weet op basis van het imvo-debat
van gisteren. Maar het is een mooie manier om te internationaliseren, zeker als we
dat op Europees niveau kunnen doen.
De heer Bouali vroeg hoe ik ertegen aankijk dat China Oeigoeren verplicht tewerkstelt.
Het staat op de EU-agenda. Mijn collega Stef Blok benoemt dit elke keer, vooral in
de RBZ. Het wordt ook geagendeerd voor de RBZ van 23 maart, waar China in z'n geheel
op de agenda staat. Ik zal het ook benoemen waar mogelijk, natuurlijk ook als wij
een bilateraal overleg hebben. Het wordt zeker niet vergeten.
De heer Bouali (D66):
Ik dank de Minister voor haar antwoord. Is het mogelijk dat we het onderwerp Oeigoeren
formeel als punt op de handelsagenda houden zolang China niet wil inbinden? Is het
mogelijk dat niet alleen uw collega Stef Blok het benoemt, maar we ook bij de handelsoverleggen
zeggen dat dit wel zo'n serieus probleem is dat we het standaard opnemen? Of zegt
u dat we het gewoon laten bij de Minister van Buitenlandse Zaken?
Minister Kaag:
Ik weet niet of dat procesmatig gezien handig is, want dan krijg je een handelsagenda
die op een gegeven moment steeds minder over handel gaat. Dan gaat het steeds meer
over het mandaat van die Raad en over andere heel belangrijke mensenrechtenthema's,
zoals klimaat, salariëring en een leefbaar loon. Dan wordt het zo breed en dan komt
elk land met zijn eigen issue. Ik vrees dat we dan weinig zullen bereiken op de kern
van de handelsagenda. Ik kan zeker toezeggen dat we het meenemen wanneer het relevant
is, maar dat geldt natuurlijk ook voor andere thema's. Noem maar een land en ik vrees
dat we wel een thema kunnen noemen. Dit is heel serieus en ik wil het absoluut niet
wegzetten, maar dit is meer een kwestie van het mandaat van de Raad en de effectiviteit,
want er zitten heel veel collega's die deze thema's absoluut niet verder kunnen behandelen
en dan wordt het een beetje een dialoog van de doven.
Dan nog de vraag van de heer Van Haga over de friet van Colombia. De formele consultaties
tussen de EU en Colombia vonden plaats in de WTO op 15 en 16 januari. Het heeft helaas
nog steeds niet geleid tot een oplossing voor het geschil. Wij hebben via de EU gevraagd
om de instelling van een WTO-panel. Dat is gebeurd op 17 februari. Het gaat nog negen
maanden duren, maar de antidumpingmaatregelen lopen in november 2020 af. We moeten
sowieso de WTO-procedure voortzetten om de verlenging van maatregelen door Colombia
te voorkomen. We gebruiken dus alle middelen. Dit is ook een principieel punt, want
vandaag is het friet en morgen is het een heel ander product.
Dan het laatste meer principiële punt: hoe zie ik de toekomst van handelsverdragen?
Ik denk dat Nederland als land binnen de Unie op de vraag «wie wil je zijn als je
groot wordt?» zou antwoorden: effectief, geloofwaardig, met duurzame handel en met
een stem en een blik op de wereld. We zijn immers een internationaal georiënteerd
land. We kunnen beïnvloeden en sterk zijn als we daadwerkelijk meedraaien en als onze
handtekening en ons woord wat waard zijn. Als we ons terugtrekken achter de dijken,
zoals ik al een paar keer heb gezegd, zullen we daar enorm onder lijden en zal het
systeem niet verbeteren.
Dank.
De voorzitter:
De heer Wassenberg, tot slot.
De heer Wassenberg (PvdD):
Nog één dingetje, voorzitter. Ik had gisteren een vooraankondiging gedaan van een
VAO. We hebben geen tweede termijn, maar volgens de spelregels van dit huis moet ik
nu nog wel eventjes verzoeken om een VAO. Dat doe ik bij dezen.
De voorzitter:
Wij hadden al opgeschreven dat u dit van plan was.
De heer Weverling (VVD):
Ik ben natuurlijk een zeurpiet, maar dan is toch eerst meneer Van Haga aan de beurt
om het te vragen? Meneer Wassenberg is gewoon te gast hier.
De voorzitter:
Knibbel! Nee. De heer Wassenberg heeft gisteren al een vooraankondiging van het VAO
gedaan. In die zin is het niet zo dat hij nu iets afsnoept of iets dergelijks. Dat
is niet aan de orde.
De heer Van Haga (Van Haga):
Ik ben natuurlijk heel blij met de steun van de VVD, maar ik gun het de heer Wassenberg
van harte. Omdat we geen tweede termijn hadden, zou ik het toch leuk vinden als die
ene toezegging over walsdraadstaal in deze termijn nog gedaan zou worden en we dat
punt in ieder geval wel kunnen behandelen.
De voorzitter:
Ik zie dat er nog iets deze kant opkomt.
Minister Kaag:
Gelukkig had ik geen hoge beloftes gedaan. Het blijkt inderdaad dat het nog steeds
lastig is. Ik heb dit al eerder besproken met Phil Hogan, en mijn ambtenaren met zijn
ambtenaren. Er wordt over de aanpassing gestemd met een gekwalificeerde meerderheid
in het vrijwaringscomité. Het grote probleem is, zoals u weet uit uw contacten, dat
een aantal lidstaten staalproducenten hebben die juist sterk lobbyen voor deze restrictieve
maatregelen. Wij blijven ons dus inzetten. Het gaat ook hier echt om puur concurrerende
nationale belangen. Dat voelt niet goed aan. Ik doe de toezegging – daar kom ik op
een ander moment op terug – dat we nog een keer kunnen kijken of er iets is. Dat doe
ik niet schriftelijk. Het is gewoon een morele toezegging. Mijn woord is mijn woord;
ik kom erop terug.
De voorzitter:
Helemaal goed. Dan zijn we aan het eind gekomen van dit AO over de RBZ Handel. We
hadden vroeger altijd tweeënhalf uur de tijd. Nu hebben we het eens geprobeerd om
het in twee uur te doen, maar dat is gewoon te weinig. Ik stel voor dat we voortaan
weer teruggaan naar tweeënhalf uur.
Er is een VAO aangevraagd door de heer Wassenberg.
Ook is er een aantal toezeggingen gedaan.
– De Minister zal schriftelijk terugkomen op mogelijkheden voor overheden om partijen
te weren bij aanbestedingen. Dit was een vraag van de heer Weverling.
– De Minister zal na de eerste paar vergaderingen van de Raadswerkgroep over de IPI-verordening
een korte update naar de Kamer sturen.
– De Minister informeert de Kamer schriftelijk over de rol en verwachtingen van de chief
trade enforcer. Een aantal leden hebben hierom gevraagd.
– De Minister stuurt een appreciatie van de Afrikastrategie naar de Kamer.-
– De Minister geeft aan dat zij misschien een aantal toezeggingen combineert in één
brief. Dat is uiteraard prima.
We besluiten hierbij dit AO RBZ Handel. Hartelijk dank uiteraard aan de Minister en
de ondersteuning voor de beantwoording. Dank aan de Kamerleden voor de inzet.
Sluiting 12.19 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier -
Mede ondertekenaar
H.S. Veldman, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.