Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dik-Faber over het bericht dat bewoners van vakantiepark De Ossenberg eruit worden gezet
Vragen van het lid Dik-Faber (ChristenUnie) aan de Minister voor Milieu en Wonen over het bericht «Bewoners vakantiepark De Ossenberg worden eruit gezet: «Als ik hier niet meer kan wonen, ga ik liever dood»» (ingezonden 18 december 2019).
Antwoord van Minister van Veldhoven-van der Meer (Milieu en Wonen) (ontvangen 9 maart
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1401.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Bewoners vakantiepark De Ossenberg worden eruit gezet:
«Als ik hier niet meer kan wonen, ga ik liever dood»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u tevens bekend met het feit dat ook op bungalowpark De Leijen in Hensbroek een
gezin woont dat op korte termijn (18 januari) uit huis geplaatst wordt? Zo nee, bent
u bereid met de gemeente Koggenland contact op te nemen om u te laten informeren over
de situatie?
Antwoord 2
Ja. De gemeente Koggenland is een handhavingstraject tegen het huishouden gestart
waarbij vanaf 18 januari jl. een dwangsom zou worden opgelegd wegens het permanent
bewonen van bungalow waar een recreatieve bestemming op rust. Volgens informatie van
de gemeente Koggenland heeft het betreffende huishouden zich voor het ingaan van de
dwangsom ingeschreven in een andere gemeente in de regio.
Vraag 3
Erkent u dat permanente bewoning van een recreatiewoning veelal uit nood, en niet
uit luxe, is gedreven, en dat bewoners vaak geen alternatief voor ogen hebben?
Antwoord 3
Zoals uit onderzoek2 naar de bewoning van vakantieparken op de Veluwe bleek, vormen bewoners van recreatiewoningen
(op vakantieparken) een diverse groep mensen die niet onder één noemer kunnen worden
geschaard. Zij zijn te onderscheiden in meerdere groepen die ieder andere beweegredenen
en wensen hebben. Voor een deel van deze groepen biedt het vakantiepark de woon- en
leefvorm met de rust waar zij al lange tijd naar op zoek zijn en die zij niet kunnen
vinden op de reguliere woningmarkt. Voor sommigen is het vakantiepark echter een laatste
uitvalsbasis bij gebrek aan andere woonruimte.
Vraag 4
Deelt u het uitgangspunt dat de begrijpelijke inzet op het opknappen van vakantieparken
er niet toe mag leiden dat mensen daadwerkelijk dakloos worden maar dat altijd gezocht
moet worden naar een oplossing?
Antwoord 4
Ja, dit uitgangspunt deel ik. Zoals mijn ambtsvoorganger reeds benadrukte, verwacht
ik dat partijen passend binnen het gebied en met oog voor de vereisten van een goede
ruimtelijke ordening een weloverwogen keuze maken voor de aanpak van vakantieparken
en zoeken naar integrale maatwerkoplossingen, per park en per bewoner. Daarbij verwacht
ik dat overheden hun verantwoordelijkheid nemen door kwetsbare mensen te ondersteunen
bij het vinden van alternatieve (semi-)structurele huisvesting.
Vraag 5
Is inzichtelijk hoeveel permanente bewoners van recreatiewoningen het afgelopen jaar
uit hun woning zijn gezet? In hoeveel van deze gevallen was geen zicht op alternatieve
huisvesting? In hoeveel van deze gevallen ging het om kwetsbare personen voor wie
geen zicht was op alternatieve huisvesting? Indien deze cijfers niet beschikbaar zijn,
kunt u hier dan een schatting van geven of een inventarisatie doen bij enkele gemeenten?
Antwoord 5
Het ruimtelijk beleid en de handhaving daarop is primair een lokale verantwoordelijkheid.
De uiteindelijke aanpak van vakantieparken blijft een lokale afweging en keuze. Er
is geen landelijk overzicht van hoeveel bewoners als gevolg van een handhavingstraject
hun recreatieobject hebben moeten verlaten. Daarmee is ook niet bekend hoe vaak er
daarbij zicht was op alternatieve huisvesting. Ik verwacht later deze maand uw Kamer
een brief toe te zenden met de stand van zaken van de actie-agenda vakantieparken.
In deze brief zal ik beschrijven hoe meer zicht op de effecten van de actie-agenda
kan worden gekregen.
Vraag 6
Op welke wijze is binnen de uitvoering van de landelijke Actie-agenda vakantieparken
2018–2020 op lokaal niveau oog voor de ondersteuning van kwetsbare inwoners en wordt
er gezocht naar maatwerkoplossingen voor individuele bewoners? Kunt u aangeven in
hoeverre gemeenten hier momenteel in slagen? Op welke wijze worden deze bewoners niet
alleen op papier maar ook echt in de praktijk geholpen bij het vinden van een oplossing?
Antwoord 6
Mijn beeld is dat gemeenten op wisselende wijze en in verschillende mate maatwerkondersteuning
bieden aan huishoudens die onrechtmatig op een vakantiepark wonen. Bij de revitalisering
van vakantieparken wordt vaak door middel van gesprekken een inventarisatie van de
situatie van de bewoners gemaakt, waarna huishoudens die als kwetsbaar worden beoordeeld
hulp of bemiddeling ontvangen bij hun zoektocht naar alternatieve woonruimte en andere
hulp en ondersteuning. Die hulp en ondersteuning kan vele vormen aannemen.
Met de actie-agenda vakantieparken roep ik samen met medeondertekenaars op om de aanpak
van vakantieparken integraal vorm te geven en kwetsbare bewoners vanuit de gemeente
op basis van maatwerk te ondersteunen, bijvoorbeeld bij het vinden van alternatieve
woonruimte. We willen voorkomen dat mensen zich opnieuw onrechtmatig op een ander
vakantiepark vestigen doordat zij niet aan andere woonruimte kunnen komen. Dat vraagt
ook dat de woonbehoefte die op informele wijze op vakantieparken wordt vervuld, wordt
vertaald in lokaal en regionaal woonbeleid.
Vraag 7
Gebeurt dit momenteel afdoende in de twee genoemde situaties? Bent u bereid om gemeenten,
en de gemeenten Koggenland en Utrechtse Heuvelrug in het bijzonder, nadrukkelijk te
wijzen op de opdracht om met individuele bewoners naar maatwerkoplossingen te zoeken?
Antwoord 7
Bij de start actie-agenda vakantieparken heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven te
verwachten dat partijen met oog voor de vereisten van een goede ruimtelijke ordening
een weloverwogen keuze maken voor bij de aanpak van vakantieparkenproblematiek en
zoeken naar integrale maatwerkoplossingen, per park en per bewoner. Bij de integrale
aanpak hoort aandacht voor de situatie van permanente bewoners. De gekozen aanpak
voor een vakantiepark is en blijft een keuze van de gemeenten. Ik constateer dat de
aanpak van de verschillende gemeenten hierbij sterk uiteenloopt. Daarom heb ik aangekondigd
te komen met een kwaliteits- en afwegingskader voor gemeenten, dat hen kan ondersteunen
bij vraagstukken rondom bewoning op vakantieparken. Ik verwacht deze einde van dit
jaar gereed te hebben.
Bij vragen over specifieke gemeenten, doe ik altijd navraag bij de desbetreffende
gemeente. Ik spreek hen daarbij ook aan op hun verantwoordelijkheden.
Vraag 8
Welke mogelijkheid kan het toekennen van een urgentiestatus voor een sociale huurwoning
binnen het maatwerkpakket bieden? Zijn er al gemeenten die met een dergelijke constructie
werken en bent u bereid deze mogelijkheid bij gemeenten die met deze problematiek
te maken hebben onder de aandacht te brengen?
Antwoord 8
Gemeenten beschikken over diverse instrumenten om huishoudens voorrang te verlenen
voor een sociale huurwoning, bijvoorbeeld door het opnemen van deze doelgroep als
een urgentiecategorie in de huisvestingsverordening of ander toewijzingsbeleid, of
op basis van individueel maatwerk (kwetsbare) bewoners voorrang te verlenen. Diverse
gemeenten maken hier gebruik van. In het kwaliteit- en afwegingskader voor gemeenten
dat ik eind van dit jaar met uw Kamer deel zal aandacht worden besteed aan de mogelijkheden
die gemeenten hiertoe hebben.
Vraag 9
Bent u bereid deze vragen op korte termijn te beantwoorden gezien de genoemde uithuisplaatsingstermijn
van 18 januari 2020?
Antwoord 9
Het is helaas niet gelukt om aan uw verzoek te voldoen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.