Schriftelijke vragen : De betrouwbaarheid en volledigheid van zelfonderzoek door eigen advocaten van bedrijven
Vragen van de leden Van Nispen (SP) en Groothuizen (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de betrouwbaarheid en volledigheid van zelfonderzoek door eigen advocaten van bedrijven (ingezonden 6 maart 2020).
Vraag 1
Kent u het artikel in FD over de zaak van de heer Clawer?1
Vraag 2
Wat zijn op dit moment de kaders van «zelfonderzoek» door eigen advocaten van bedrijven
die ergens van verdacht of beschuldigd worden?
Vraag 3
Wordt inmiddels bijgehouden in hoeveel strafrechtelijke onderzoeken zelfonderzoek
wordt aangedragen en in hoeveel gevallen dit heeft geleid tot strafvermindering? Zo
nee, waarom niet? Hoe kan dan zicht worden gehouden op eventueel onwenselijke effecten
van deze manier van werken door het openbaar ministerie (OM)? Wat zijn de plannen
van het OM op het gebied van het overlaten van feitenonderzoek aan advocaten van bedrijven
zelf?
Vraag 4
Erkent u dat er grote risico’s zitten aan dit soort zelfonderzoek, tenminste het risico
dat de beschuldigde rechtspersoon zichzelf probeert vrij te pleiten middels onderzoek
door eigen advocaten, waarbij mogelijk niet de volledige waarheid op tafel komt, doordat
bijvoorbeeld geen adequate hoor en wederhoor plaatsvindt, en mogelijk zelfs de schuld
in de schoenen van anderen geschoven kan worden?
Vraag 5
Ziet u ook dat, gelet op de omstandigheid dat advocaten een vertrouwensrelatie met
hun cliënten hebben en dan ook per definitie partijdig zijn, dit op gespannen voet
kan staan met waarheidsvinding, omdat bedrijven en hun bestuurders juist schadelijke
publiciteit willen vermijden, en dat het dan ook onwenselijk is dat het OM fraudeonderzoek
overlaat aan de te onderzoeken partij zelf? Zo nee, kunt u uitleggen waarom u dit
wel wenselijk acht?
Vraag 6
Vindt u het niet opzienbarend dat juist de advocaten die in deze kwestie (1) bekritiseerd
worden de aanjagers zijn van de ontwikkeling dat bedrijven juist vaker zelfonderzoek
door eigen advocaten uit zouden moeten laten voeren?2
Vraag 7
Deelt u de mening dat in het geval een feitenonderzoek door de verdachte zelf deel
uitmaakt van het dossier van het OM, de FIOD altijd moet verantwoorden op welke manier
zij dit zelfonderzoek heeft gecontroleerd en op bruikbaarheid heeft beoordeeld? Zo
ja, hoe gaat u dit formeel vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Deelt u de mening dat, daar waar u in antwoord op eerdere vragen van de leden Groothuizen
en Van Nispen leek te bevestigen dat, wanneer iemand meewerkt aan een onderzoek dit
kan leiden tot strafvermindering, er een verschil zit tussen «meewerken aan een onderzoek»
en zelf onderzoek doen en dat onderzoek dan aan het OM presenteren als de waarheid?
Zo ja, kunt u verduidelijken of voor dat laatste ook strafvermindering bedongen kan
worden en waarom u dat dan wenselijk acht?3
Vraag 9
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen Overleg financieel-economische criminaliteit?
Indieners
-
Gericht aan
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Indiener
Michiel van Nispen, Kamerlid -
Medeindiener
M. Groothuizen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.