Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Beckerman en Futselaar over het bericht dat de overheid nog steeds miljarden aan investeringen in de fossiele industrie dekt
Vragen van leden Beckerman en Futselaar (beiden SP) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht dat de overheid nog steeds miljarden aan investeringen in de fossiele industrie dekt (ingezonden 21 november 2019).
Antwoord van StaatssecretarisVijlbrief (Financiën), mede namens de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 5 maart 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–2020, nr. 1234.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Overheid dekt nog steeds miljarden aan investeringen
in de fossiele industrie»?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Vraag 2
Hoe verklaart u dat de overheid via de exportkredietverzekering (EKV) nog steeds 36
keer meer dekking verstrekt aan fossiele brandstoffen dan duurzame energie? Hoe verhoudt
zich dat tot het Klimaatakkoord van Parijs?2
Antwoord 2
De cijfers die in het vermelde bericht worden gepresenteerd herken ik niet. Zoals
eerder aan de Kamer is gemeld was per ultimo 2018 31% van de bestaande verplichtingen
gerelateerd aan de olie- en gassector. Op dit moment – per eind oktober 2019 – is
4,6 miljard euro van de totale netto-verplichtingen van 15,2 miljard euro, oftewel
30%, fossiel-gerelateerd.
Ten aanzien van de samenstelling van de ekv-portefeuille is van belang te noemen dat
de ekv, een vraaggestuurd en generiek instrument dat niet specifiek gericht is op
energieprojecten, een weerspiegeling is van een aantal sectoren waarin het Nederlandse
bedrijfsleven een sterke exportpositie heeft, waarvan aannemerij voor offshore werkzaamheden
en levering van schepen de belangrijkste zijn. Bij de ekv gaat het meestal om verzekeringen
van substantiële transacties met een lange looptijd. Wijzigingen in een ekv-portefeuille,
die over vele jaren is opgebouwd, vinden geleidelijk plaats. Naar de toekomst kijkend
is het positief dat het Nederlandse bedrijfsleven, ook het bedrijfsleven dat historisch
sterk is in de olie- en gasindustrie, ook op het terrein van duurzame(re) energievormen
een sterke marktpositie ontwikkelt en dit vertaalt zich in een geleidelijke toename
van het aantal transacties voor deze sector. Zo is onlangs een polis afgegeven voor
een offshore wind-op-zee-project in Taiwan en het beleid is erop gericht om meer van
dergelijke transacties in verzekering te nemen.
Vraag 3
Hoe verklaart u dat van de totale kredietverstrekking van 17,7 miljard euro in de
periode 2012–2018 ongeveer 11 miljard euro ging naar dekking voor aan fossielgerelateerde
bedrijven?
Antwoord 3
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Bent u bereid te onderzoeken wat het effect is van de indirecte steun via de EKV voor
de fossiele industrie met een bedrag van ongeveer 1 miljard euro op de resultaten
van het Nederlandse internationale klimaatbeleid? Bent u bereid dit te onderzoeken?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 4
De inzet van het kabinet is gericht op vergroening van de ekv-portefeuille. Dit is
onder meer toegelicht in de aanbiedingsbrief van de meest recente Monitor Exportkredietverzekeringen
(Kamerstuk 26 485, nr.314) en recent toegelicht tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer
(Kamerstuk EK 2019/2020, nr. 7, item 8. Het beleid beoogt het aantal groene transacties binnen de portefeuille te vergroten.
Hiervoor is een sterke internationale concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven
op het terrein van duurzame energie noodzakelijk en deze wordt vanuit de overheid
actief ondersteund met de ekv en door de ondersteuning van het postennetwerk in het
buitenland. Daarnaast is het van belang om de huidige ekv-portefeuille beter te gaan
meten: in welke mate kan een transactie meer of minder als groen worden gekwalificeerd?
Bij dit traject wordt aansluiting gezocht bij de meetmethode van de IFC. Tevens wordt
een methodologie ontwikkeld om de ekv-portefeuille te relateren aan de SDG’s.
Het ontwikkelen van deze nieuwe meetmethodes van de portefeuille is binnen de ekv-wereld
vernieuwend en zal in het komende jaar bruikbaar zijn als inbreng in internationale
fora op het terrein van de ekv. Hiermee kan Nederland mogelijk de basis leggen voor
internationale beleidsvorming over de toekomst van de ekv in relatie tot de doelen
van het Akkoord van Parijs. Aangetekend dient te worden dat vooralsnog het draagvlak
voor een dergelijke beleidsontwikkeling bij autoriteiten die verantwoordelijk zijn
voor de ekv uiterst beperkt is. Ook Europese partners zijn bezorgd dat het nationale
bedrijfsleven en werkgelegenheid het slachtoffer zullen zijn, dat orders zullen worden
overgenomen door bedrijven uit landen die zich niet of minder gebonden achten aan
niet alleen de Parijs-klimaatdoelstellingen, maar ook aan een aantal belangrijke andere
principes op het terrein van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Ook deze legitieme zorgen zullen geadresseerd moeten worden bij een mogelijke internationale
discussie over de ontwikkeling van ekv-portefeuilles in relatie tot het Klimaatakkoord
van Parijs.
Vraag 5
Deelt u met de mening dat het doel internationale handelsbevordering niet los te koppelen
is van internationale afspraken om klimaatopwarming tegen te gaan zoals vastgelegd
in het Klimaatakkoord van Parijs? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
Het Nederlandse beleid met betrekking tot handelsbevordering is gericht op onze welvaart
en ons welzijn veilig te stellen én duurzaam te verbeteren. Het kabinet vergroent
het handelsinstrumentarium om hiermee een bijdrage te kunnen leveren aan het realiseren
van de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs en aan de SDG-agenda.
Vraag 6
Zijn de effecten op klimaatopwarming opgenomen in het Integraal Afwegingskader (IAK)?
Zo ja, moet ook de uitvoeringsinstantie Artradius zich hier aan houden? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
Ja, de gevolgen voor milieu zijn onderdeel van het Integraal Afwegingskader (IAK).
Het IAK is echter een kader dat wordt gehanteerd voor vaststelling en invoering van
nieuw beleid en is hier dus niet aan de orde. Het ekv-beleid, vastgelegd en ingekaderd
door de Kaderwet Financiële Verstrekkingen Financiën, bestaat reeds lange tijd. Het
ekv-beleid wordt overigens bepaald door de Staat (als verzekeraar) en niet door Atradius
(enkel uitvoerder).
Vraag 7
Bent u bereid om steun aan de financiële steun aan de fossiele industrie via EKV uit
te faseren vanaf 2020? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Nee. Het in Nederland uitfaseren van het geven van verzekeringen voor alle investeringen
die te maken hebben met fossiel gaat een brug te ver. Het zou niet effectief zijn,
omdat elk ander buitenlands bedrijf wel exportkredietverzekering kan krijgen voor
fossiele projecten. Het belangrijkste effect zou het verdwijnen van werkgelegenheid
en productie uit Nederland zijn. In de toekomst zal het wellicht lukken om – net als
nu al voor steenkolen is gebeurd – multilaterale afspraken te maken over het afbouwen
van de verzekering van fossiele projecten. Nederland vraagt internationaal aandacht
voor de noodzaak van de vergroening van de ekv en zoals ik bij het antwoord op vraag 2
heb beschreven zet ik nationaal stappen om het beleid zo aan te passen dat er meer
ruimte ontstaat voor transacties die bijdragen aan het Klimaatakkoord van Parijs.
Vraag 8
Bent u bereid in internationale context, zowel via de Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) als in coalitie met andere landen, te pleiten
voor gezamenlijke stappen voor uitfasering van steun aan de fossiele industrie? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 4.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.