Verslag van een bijeenkomst : Verslag van de Zitting 2020 (eerste deel) van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa
20 043 Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa
BN/ nr. 126
VERSLAG VAN DE ZITTING 2020 (EERSTE DEEL)
Vastgesteld 4 maart 2020
1. Inleiding
Tien leden van de Nederlandse delegatie in de Parlementaire Assemblee van de Raad
van Europa namen van 27 tot en met 31 januari 2020 in Straatsburg deel aan de eerste
plenaire zitting van deze organisatie van dit jaar1. Het betrof de Eerste Kamerleden Stienen (D66, delegatieleider), De Bruijn-Wezeman (VVD), Geerdink (VVD), Van Pareren (FvD), Oomen-Ruijten (CDA), De Boer (GL), Koole (PvdA) en Kox (SP) en de Tweede Kamerleden Omtzigt (CDA) en Veldman (VVD).
Leden van de Nederlandse delegatie speelden een hoofdrol in enkele van de belangrijkste
debatten tijdens de sessie. Mede op voorstel van de heer Omtzigt besloot de Assemblee
om een monitoringsprocedure tegen Polen te starten, de eerste keer dat een dergelijke
procedure tegen een EU-lidstaat wordt gestart. Aanleiding hiervoor waren zorgen over
de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de situatie van de Poolse rechtsstaat
na recente hervormingen in dat land. Daarnaast voerde de Assemblee opnieuw een debat
over de geloofsbrieven van de Russische delegatie. Op voorstel van de heer Kox besloot
de Assemblee om, net als in de zomer van 2019, de accreditatie van de Russische collega’s
goed te keuren. Mevrouw De Bruijn-Wezeman presenteerde, tot slot, een rapport over
de handel in menselijk weefsel, dat door de Assemblee werd aangenomen.
De delegatie sprak op twee momenten en marge van de sessie met de plaatsvervangend
Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de Raad van Europa, de heer De Wit.
Voor het gebruikelijke diner op dinsdagavond had hij de Mensenrechtencommissaris van
de Raad van Europa uitgenodigd, mevrouw Dunja Mijatović. De delegatie had met haar
een nuttig gesprek over de stand van de mensenrechten in het verdragsgebied van de
Raad van Europa.
2. Nederlandse interventies in plenaire debatten
Zoals gebruikelijk werd de sessie op maandagochtend geopend met een verslag van het Bureau en het Standing Committee (bestuur) (doc. nr. 15036) over de activiteiten sinds de laatste plenaire sessie.
Ditmaal mocht de heer Kox, als fractievoorzitter van Verenigd Europees Links lid van dit bestuur, het verslag
uitbrengen. Hij stond daarbij stil bij het relatief lage aantal vrouwen dat lid is
van de Assemblee, slechts een derde van het totaal aantal Assembleeleden. Een aantal
delegaties doet het bijzonder slecht in dit opzicht, wat er direct bij aanvang van
de vergadering al toe had geleid dat de geloofsbrieven van onder meer Zweden, Portugal,
Polen, Noord-Macedonië en San Marino aangevochten werden, omdat zij vanuit genderoogpunt
niet evenwichtig waren samengesteld. De heer Kox toonde zich verheugd dat sinds lange
tijd alle delegaties weer aanwezig waren in de Assemblee, naast de Russische delegatie
nu ook de delegaties van Oekraïne en Bosnië-Herzegowina. De Assemblee zou later die
week een debat voeren over het voorstel van de heer Kox om een complementair en gezamenlijk
sanctiemechanisme («complementary joint procedure») in te voeren. Hij was ervan overtuigd
dat dit de positie van de Assemblee binnen de Raad van Europa zou versterken in een
situatie waarin een lidstaat aangesproken moet worden op het niet naleven van zijn
verdragsrechtelijke verplichtingen. In plaats van eenzijdige actie, zoals de Assemblee
in 2014 tegen Rusland had ondernomen, zouden het Comité van Ministers en de Assemblee
voortaan gezamenlijk optreden, wat in de ogen van het Bureau meer effect zou sorteren.
De heer Kox complimenteerde verder de heer Omtzigt, die als rapporteur voor het onderzoek
naar de moord op de Maltese journaliste Daphne Caruana Galizia had bijgedragen aan
een doorbraak op Malta. Dit had recent geleid tot het aftreden van de Minister-President
van het eiland. Tot slot meldde de heer Kox dat er weer schot leek te komen in de
onderhandelingen over de toetreding van de EU tot de Europese Conventie voor de Rechten
van de Mens. De Europese Raad had aanvullende onderhandelingsrichtlijnen aangenomen,
waarmee het ernaar uitzag dat ook op dit dossier een doorbraak kon worden bereikt.
Op dinsdag 28 januari presenteerde de heer Omtzigt, samen met zijn Zweedse collega Gustafsson, een rapport over het functioneren van democratische instituties in Polen (doc. nr. 15025). Hij wees daarin op een aantal recente hervormingen, die een aanzienlijke
verslechtering van de Poolse rechtstaat tot gevolg hadden. Zo is de functie van openbaar
hoofdaanklager samengevoegd met die van de Minister van Justitie. Die Minister kan
daarmee rechtstreeks ingrijpen in individuele rechterlijke beslissingen. Een andere
hervorming was dat de nationale Raad voor de Rechtspraak in Polen voortaan rechtstreeks
door het Poolse parlement wordt gekozen. De uitvoerende macht heeft daarmee de rechterlijke
macht onder haar controle gebracht; van een scheiding der machten is geen sprake meer.
Verder is de vrijheid van meningsuiting van rechters verder ingeperkt, doordat zij
zich voortaan niet over de rechterlijke macht mogen uitlaten. De Venetië Commissie
heeft deze hervormingen bekritiseerd als zijnde in strijd met Artikel 6 en Artikel
10 van de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens. De gevolgen hiervan voor
de EU zijn groot, omdat andere EU-lidstaten de Poolse rechterlijke macht niet langer
als onafhankelijk kunnen zien.
Mevrouw Oomen-Ruijten onderschreef deze analyse. Sinds 2015 brengt de Poolse meerderheidsregering de rechterlijke
macht onder haar controle. Het is politiek op zijn slechts. Zij kwalificeerde dit
als ondemocratisch en onethisch gedrag. Poolse rechters zijn in een onmogelijke positie
gekomen, waarin zij bedreigd worden met disciplinaire maatregelen als zij vonnissen
vellen die in lijn zijn met de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens. Zij
riep de Poolse regering op om terug te komen op deze dramatische hervormingen en de
rechten van de Poolse burgers weer centraal te stellen in de rechtstaat.
Op voorstel van de heer Omtzigt besloot de Assemblee vervolgens met 140 stemmen tegen
37 om een monitoringprocedure tegen Polen te starten. Daarmee kan Polen vanaf nu regelmatig
bezoeken verwachten van rapporteurs van de Raad van Europa, net als tien andere lidstaten
van de organisatie die «onder monitoring» staan, zoals Rusland en Azerbeidzjan. Polen
is hiermee de enige EU-lidstaat die in het kader van monitoring periodiek beoordeeld
wordt op naleving van zijn verplichtingen in de Raad van Europa.
In een debat over de bescherming van vrijheid van religie of geloofsovertuiging op
de werkplek (doc. nr. 15015) sprak mevrouw Stienen op woensdag 29 januari namens de ALDE-fractie. Zij toonde zich kritisch over het
rapport van de Kroatische Christendemocraat Stier, waar dit het concept van «redelijke
accommodatie» introduceerde. Normaal gesproken een concept dat gebruikt wordt in de
Conventie voor de rechten van mensen met beperkingen, vraagt dit om de individuele
situatie van een persoon in ogenschouw te nemen als een werkgever gevraagd wordt aanpassingen
te treffen. In de context van het debat over de vrijheid van geloofsovertuiging kan
dit ertoe leiden dat de rechten van mensen om niet gediscrimineerd te worden op basis
van geslacht, gender of seksuele voorkeur, bedreigd worden. Vrijheid van religie mag
niet betekenen dat je anderen discrimineert op basis van seksuele oriëntatie, betoogde
mevrouw Stienen. Zij riep de Assemblee dan ook namens de ALDE op om tegen de aanbeveling
te stemmen. De Assemblee verwierp uiteindelijk de aanbeveling.
Op dezelfde dag besprak de Assemblee het voorstel voor een complementaire gezamenlijke procedure van het Comité van Ministers en de Parlementaire
Assemblee in antwoord op een serieuze schending door een lidstaat van de statutaire
verplichtingen (doc. nr. 15024). Vorig jaar had de heer Kox dit voorstel gedaan in de context van
de terugkeer van de Russische delegatie in de Assemblee na een afwezigheid van vijf
jaar. Om te voorkomen dat de Raad van Europa ooit weer in een patstelling zou komen,
waarbij het Comité van Ministers en de Assemblee een verschillend standpunt hadden
over het sanctioneren van een lidstaat, moest dit voorstel erin voorzien dat beide
organen gezamenlijk zouden optrekken in dergelijke situaties. De precieze procedure
hiervoor was in de afgelopen maanden uitgewerkt in besprekingen tussen het Comité
en de Assemblee. De heer Kox dankte in het debat dan ook iedereen die zich er hiermee voor had ingezet om de existentiële
crisis in de Raad van Europa te overwinnen. Hij was blij met het uitgewerkte procedurevoorstel.
Voor het eerst stemde het Comité van Ministers ermee in een deel van haar bevoegdheid
aan de Assemblee toe te vertrouwen en te laten delen in haar verantwoordelijkheid.
Hoe dit in de toekomst zal uitpakken, moet nog blijken. Het doel is niet om van bepaalde
lidstaten af te komen, maar juist om die weer op het goede pad te krijgen, zodat zij
hun verplichtingen nakomen. Na het debat nam de Assemblee het uitgewerkte procedurevoorstel
aan met 109 tegen 24 stemmen (30 onthoudingen, waaronder de Russische delegatie).
In haar plenaire sessie in april 2020 bespreekt de Assemblee hoe haar Reglement van
Orde moet worden aangepast op deze nieuwe procedure, waarna deze in werking kan treden.
De heer Kox sprak op 29 januari ook als rapporteur in een debat over de geloofsbrieven van de parlementaire delegatie van de Russische Federatie (doc. nr. 15050). Eerder die week waren de geloofsbrieven, die ieder jaar in januari
door alle delegaties opnieuw moeten worden ingediend, in het geval van de Russische
parlementariërs aangevochten door verschillende leden van de Assemblee vanwege de
Russische annexatie van de Krim en het feit dat een aantal van de Russische parlementariërs
op de EU-sanctielijst was geplaatst. Namens het Monitoring Committee, die de klacht
had onderzocht, bepleitte de heer Kox om de Russische geloofsbrieven te accepteren.
Er was tussen juni 2019, toen de Assemblee besloot om de Russische delegatie na jaren
van afwezigheid weer toe te laten, en januari 2020 immers geen substantiële verandering
in de situatie opgetreden. Alle lidstaten van de Raad van Europa zijn verplicht om
een parlementaire delegatie naar Straatsburg te sturen. De Assemblee had vorig jaar
al besloten dat haar Monitoring Committee een rapport zou schrijven over de vraag
in hoeverre Rusland zijn verplichtingen naleeft. Dat rapport moet nog gemaakt worden
en het zou dan ook ongepast zijn om de Russische collega’s nu al weer de toegang tot
het Assembleewerk te ontzeggen. Specifiek in de relatie met Oekraïne heeft Rusland
zich het afgelopen halfjaar coöperatief opgesteld en zijn er verbeteringen te melden,
bijvoorbeeld de uitruil van gevangenen. Rusland heeft zijn contributie aan de organisatie
weer betaald en functionarissen van de Raad van Europa krijgen naar verwachting snel
weer toegang tot het land. Het voorstel van de heer Kox om de Russische geloofsbrieven
te accepteren werd met 96 tegen 44 stemmen aangenomen (7 onthoudingen). Vanuit de
Nederlandse delegatie stemden de leden Kox en Oomen-Ruijten voor en de leden De Bruijn-Wezeman
en Geerdink tegen.
Op vrijdag 31 januari sprak de heer Kox in een debat over een rapport van de Duitse parlementariër Schmidt met als titel «Democracy hacked? How to respond?» (doc. nr. 15028). De heer Kox erkende dat er serieuze zorgen zijn over «informatievervuiling»
in een digitale en in toenemende mate gepolariseerde wereld. Maar, zo meende hij,
de dreiging voor onze democratie komt veeleer van binnenuit, dan van buitenaf. Het
gaat dan om een verslechtering van democratische standaarden, manipulatie van kieswetten,
beperking van persvrijheid als gevolg van mediaconcentraties en bedreigingen van politieke
tegenstanders. Parlementariërs moeten zich niet verschuilen achter verwijzingen naar
buitenlandse beïnvloeding via internet, maar zelf verantwoordelijkheid nemen.
Tot slot vond op 31 januari een debat plaats over «orgaantoerisme» en de handel in menselijk weefsel en celmateriaal. Over dat laatste onderwerp presenteerde mevrouw De Bruijn-Wezeman een rapport (doc. nr 15022). Zij wees er in dat debat op dat er al wel een solide
juridisch kader bestaat voor orgaantransplantaties, maar dat er veel minder aandacht
is om illegale en onethische activiteiten tegen te gaan met het verkrijgen, verwerken
en gebruiken van menselijk weefsel en celmateriaal. Zij richtte zich met name op de
handel in dit materiaal voor transplantatie en onderzoek. Het gebruik van weefsel en celmateriaal is ook lucratief en kent belangrijke ethische dilemma’s,
maar hier moest een apart rapport aan gewijd worden, vond zij. De snelle ontwikkelingen
in biotechnologie maken het moeilijk om illegale handel in weefsel en celmateriaal
te vervolgen. Hier is een taak weggelegd voor de Raad van Europa, die zowel het mandaat
als de expertise in huis heeft. Hoewel het medisch gebruik van menselijk weefsel en
celmateriaal vaak de gezondheid en kwaliteit van leven verbetert, kunnen er ethische
dilemma’s zijn bij de verkrijging van dit materiaal. Zo zijn er indicaties dat er
handel plaatsvindt in weefsel van zowel overledenen als levenden. Vorig jaar werd
een criminele organisatie in Oost-Europa opgerold, die handelde in eicellen. De handel
in dit materiaal maakt het mogelijk dat kwetsbare mensen worden uitgebuit, zeker zolang
een internationaal geaccepteerde definitie van handel in menselijk weefsel en celmateriaal
nog ontbreekt. Het bestaande internationaal juridisch kader is nog niet helemaal ontwikkeld,
zeker niet daar waar het gaat om implementatie en vervolging. Internationale inkomensverschillen
kunnen winstbejag stimuleren. Binnen de EU zijn de juridische instrumenten inmiddels
wel goed ontwikkeld, maar de lacunes in internationale wetgeving buiten de EU zouden
opgevuld kunnen worden door een juridisch bindend protocol bij de Raad van Europa
Conventie tegen de Handel in Menselijke Organen. Naast een goede definitie van illegale
activiteiten op dit gebied, zou daarin ook een mechanisme opgenomen moeten worden
voor het verzamelen van data en analyses over de handel in weefsel en celmateriaal.
De aanbeveling van mevrouw De Bruijn-Wezeman aan het Comité van Ministers hierover
werd door de Assemblee overgenomen.
3. Nederlandse bijdragen in de commissies
Meerdere delegatieleden waren actief in de vakcommissies van de Assemblee in het kader
van rapporteurschappen. Mevrouw Oomen-Ruijten werd in het Political Committee benoemd als co-rapporteur voor de monitoringsprocedure
tegen Rusland. Mevrouw Stienen werkt aan een rapport over de genderdimensie van buitenland beleid, dat zij later
dit jaar namens de Equality and Non-Discrimination Committee zal presenteren. In dat
kader nam zij deel aan een side event met twee Japanse genderexperts en de Japanse
ambassadeur bij de Raad van Europa over de rol van vrouwen en mannen in het bevorderen
van gendergelijkheid. De heer Omtzigt sprak in de Legal Affairs Committee als rapporteur zowel over de actuele ontwikkelingen
in Malta inzake het onderzoek naar de moord op journaliste Daphne Caruana Galizia
als over buitenlandse IS/Da’esh-strijders.
4. Overige
Zoals gebruikelijk vonden in de januarisessie de verkiezingen plaats voor verschillende
assembleefuncties. Mevrouw Oomen-Ruijten werd gekozen als voorzitter van de sub-committee on External Relations van de Political
Committee. Mevrouw Stienen werd gekozen als vicevoorzitter van de Committee on Equality and Non-Discrimination.
De Belgische senator Rik Daems werd voor de periode van een jaar gekozen als de nieuwe
Voorzitter van de Parlementaire Assemblee. Ook koos de Assemblee na de terugkeer van
de Russische delegatie de heer Tolstoy als één van de 19 vicevoorzitters.
De voorzitter van de delegatie, Stienen
De griffier van de delegatie, Westerhoff
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier