Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over Chun; de man die niet bestaat
Vragen van het lid Jasper vanDijk (SP) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over Chun; de man die niet bestaat (ingezonden 10 januari 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 3 maart
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1534.
Vraag 1, 2 en 6
Wat is uw reactie op het bericht «Het verhaal van Chun de man die niet bestaat»?1
Erkent u dat de heer Chun geen humaan leven kan leiden zolang China hem niet terugneemt
en Nederland hem geen recht geeft op verblijf?
Bent u bereid ervoor te zorgen dat de heer Chun een verblijfsvergunning krijgt, zodat
hij kan gaan werken en een bestaan kan opbouwen in Nederland?
Antwoord 1, 2 en 6
Zoals uw Kamer bekend is, kan ik in de beantwoording van Kamervragen niet ingaan op
individuele zaken.
Vraag 3
Bent u van mening dat het Nederlands vreemdelingenbeleid niet bedoeld is om dit soort
onmenselijke situaties jarenlang te laten voortduren?
Antwoord 3
Indien wordt gedoeld op situaties waarin vreemdelingen niet kunnen terugkeren naar
een land van herkomst of van een eerder verblijf, terwijl zij ook niet in Nederland
mogen verblijven, luidt het antwoord bevestigend. Het buitenschuldbeleid is in 2001
ingevoerd met het oogmerk een oplossing te vinden voor dit soort situaties.
Ik voeg hier in algemene zin aan toe dat een veel voorkomende reden waarom een vreemdeling
er niet in slaagt terug te keren is dat de autoriteiten van het aangezochte land twijfels
hebben over de gestelde nationaliteit of identiteit van de vreemdeling. Dit kan het
gevolg zijn van het ontbreken van bepaalde (kopieën van) documenten uit het land van
herkomst, waaruit de nationaliteit en de identiteit van betrokken vreemdeling zou
moeten blijken. Ook kan de twijfel gebaseerd zijn op een gesprek tussen de vreemdeling
en de vertegenwoordiger van het betreffende land.
Voordat een buitenschuldvergunning in beeld komt, is het van belang dat de vreemdeling
serieuze pogingen heeft ondernomen om Nederland te verlaten naar het land van herkomst
of naar een derde land waarvan op basis van het geheel aan feiten en omstandigheden
kan worden aangenomen dat hem aldaar toegang zal worden verleend. De vreemdeling dient
alle stappen te zetten die redelijkerwijs verlangd kunnen worden.
Vraag 4
Hoeveel mensen bevinden zich in Nederland in een soortgelijke situatie?
Antwoord 4
Ik ga ervan uit dat hiermee gedoeld wordt op de gestelde situatie waarin vreemdelingen
niet kunnen terugkeren naar een land van herkomst of van een eerder verblijf, terwijl
zij ook niet in Nederland mogen verblijven. Een indicatie hiervoor is te vinden in
het aantal aangevraagde en verleende buitenschuldvergunningen. 2
Aanvragen
Verleningen
2017
50
10
2018
50
20
2019
70
30
Voor een goed begrip merk ik op dat indien een vreemdeling in aanmerking komt voor
een buitenschuldvergunning, deze veelal ambtshalve wordt verleend aan het eind van
een bemiddelingstraject, zonder dat daar een daartoe strekkende aanvraag aan voorafgaat.
Onder «verleningen» zijn zowel de verleningen op aanvraag als de ambtshalve verleningen
ondergebracht.
Vraag 5
Hoe rijmt u een dergelijke gang van zaken met de mensenrechten en het Europees Verdrag
van de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden?
Antwoord 5
Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden (hierna: EVRM) en andere internationale verdragen kennen een breed spectrum
aan rechten die fundamenteel zijn voor de Nederlandse samenleving. Het Nederlandse
rechtsstelsel, inclusief het vreemdelingenrecht, is gebaseerd op deze internationale
verplichtingen. Het internationale recht staat toe dat nationale overheden sommige
rechten voorbehouden aan eigen onderdanen of aan vreemdelingen die rechtmatig verblijf
hebben. Het staat overheden eveneens toe om, met inachtneming van de internationale
verplichtingen, een nationaal beleid te voeren met betrekking tot het verblijfsrecht
van personen die niet de nationaliteit van het land hebben. Het verplicht er niet
toe om in gevallen als hier bedoeld een verblijfsvergunning te verstrekken. Desalniettemin
heeft Nederland in 2001 het buitenschuldbeleid ingevoerd om situaties zoals bedoeld
in het antwoord op vraag 3 tegen te gaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.