Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Snels en Diks over de over recente berichtgeving omtrent het Marginal da Corimba-project in Angola
Vragen van de leden Snels en Diks (GroenLinks) aan de Ministers van Financiën en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over recente berichtgeving omtrent het Marginal da Corimba-project in Angola (ingezonden 24 januari 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën), mede namens de Ministers van
Financiën en van Buitenlandse Zaken (ontvangen 3 maart 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–2020, nr. 1670.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Veel vraagtekens bij Angolees project van Van Oord»1 en «De Prijs van een Miljoenenproject»2?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u van mening dat het gegeven dat commerciële prijsstelling geen onderdeel is
van de due diligence van exportkredietverzekeraar Atradius het risico met zich meebrengt
dat corrupte geldstromen van directe zakenpartners van klanten van Atradius uit het
zicht blijven van Atradius?
Antwoord 2
De staat verzekert enkel het Van Oord-deel van het contract. Een onderzoek naar commerciële
prijsstelling maakt geen onderdeel uit van de due diligence. Wel is gekeken naar andere zaken binnen de contractprijs zoals: het lokaal bestanddeel,
de Nederlandse content en de verhoudingen van de uit te voeren werkzaamheden binnen
het consortium. Over de verhoudingen van de uit te voeren werkzaamheden binnen het
consortium, is Atradius DSB toentertijd geïnformeerd dat de werkelijke kosten van
Urbinvest naar verwachting 30–31 miljoen USD zouden bedragen. Hiervan moesten onder
andere de werkzaamheden voor gerenommeerde advies- en consultancybureaus, die door
Urbinvest waren ingehuurd, betaald worden, alsmede de lokale belastingen. Dit bedrag
en de verklaring over de aanwending daarvan is meegewogen in de beoordeling en gaf
geen aanleiding om de aanvraag niet in verzekering te nemen.
Vraag 3
Kunt u van Atradius eisen onderzoek te doen naar commerciële prijsstelling als onderdeel
van het due diligence beleid op het moment dat zij voor rekening en naam van de Nederlandse
Staat exportkredieten verzekert?
Antwoord 3
Bij contracten die verzekerd worden is het niet goed mogelijk om prijsstelling diepgaand
te onderzoeken; prijzen komen immers op een markt tot stand en het is niet aan mij
als verzekeraar om een oordeel te hebben over bijvoorbeeld een winstmarge.
In de besluitvorming over het al dan niet verzekeren van transacties moeten alle relevante
risico’s in beeld zijn alvorens de staat een besluit kan nemen. In de regel komen
die allemaal aan bod in de adviezen van Atradius DSB.
Vraag 4
Welke transparantie wilt u voortaan afdwingen in de integriteit van commerciële prijsstellingen
als Atradius voor rekening en naam van de Nederlandse Staat handelt?
Antwoord 4
Zie de antwoorden op de vragen 2 en 3. Contractbedragen worden overigens niet openbaar
gemaakt omdat dit concurrentiegevoelige informatie betreft.
Vraag 5
Bent u van mening dat Atradius, naast ING en Van Oord, een verantwoordelijkheid heeft
in het compenseren van de slachtoffers van het Marginal da Corimba-project? Waarom
wel of waarom niet? Op welke manier wilt u uw invloed op dit punt aanwenden?
Antwoord 5
Laat ik voorop stellen dat de berichtgeving mij zorgen baart.
Op basis van eigen onderzoek is niet gebleken dat de Nederlandse staat via Atradius
DSB rechtstreeks betrokken is bij de vermeende mensenrechtenschendingen in juni 2013
in Luanda. Gebleken is dat de gedwongen verhuizingen hebben plaatsgevonden in een
ander deelproject op bestaand land binnen hetzelfde gebied (Areia Branca) dan het
landaanwinningsproject waar Van Oord, ING en Atradius DSB bij betrokken waren. Bij
geen van de Nederlandse partijen was er bekend dat er in dit gebied gedwongen verhuizingen
hebben plaatsgevonden. In de milieu- en sociale beoordelingen die in 2015–2016 in
het kader van het project van Van Oord zijn uitgevoerd is niet gebleken van gedwongen
verhuizingen, ook niet in het verleden.
De Nederlandse staat als verzekeraar zal zelfstandig en via Atradius DSB als uitvoerder
van de exportkredietverzekering (ekv) Van Oord en ING ondersteunen bij het invloed
uitoefenen op de Angolese autoriteiten om een passende oplossing en mogelijke compensatie
te verlenen.
Vraag 6
Heeft de Nederlandse Staat weet gehad van en goedkeuring moeten geven voor het eenmalig
ophogen van de financieringsdrempel door Atradius in Angola van 190 miljoen euro tot
750 miljoen euro? Zo nee, waarom heeft de Nederlandse Staat geen zicht gehad op de
verhoging van de drempelwaarde op het moment dat Atradius voor naam en rekening van
de Nederlandse Staat handelt? Zo ja, waarom heeft de Nederlandse Staat geen aanleiding
gezien het Marginal da Corimba-project nader te onderzoeken?
Antwoord 6
De zogeheten landenplafonds zijn onderdeel van het landenbeleid ten aanzien van de
exportkredietverzekering (ekv) dat door mij en de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking wordt vastgesteld. Het landenbeleid voor alle landen
wordt periodiek herzien. De aanleiding kan zijn dat het beleid verouderd is, maar
ook grote belangstelling voor verzekeringen op een bepaald land of het op de agenda
staan van een handelsmissie met een bewindspersoon kan aanleiding zijn het landenbeleid
opnieuw te beoordelen. In de Commissie Advisering Risicobeheer wordt dan het advies
van Atradius DSB besproken met vertegenwoordigers van de Ministeries van Financiën
en Buitenlandse Zaken, waarna de staat het beleid vaststelt.
De economische omstandigheden en de betalingscapaciteit van Angola gaven in 2015 aanleiding
het landenplafond te verhogen, waarmee voldoende ruimte ontstond voor de transactie
van Van Oord en voor een aantal andere transacties.
Sinds een beleidswijziging eind 2017 worden landenplafonds mechanisch vastgesteld
op basis van OESO-landenklasse en omvang van de economie; voor Angola is dit 900 miljoen euro
(zie de website van Atradius DSB). Naast de hoogte van het landenplafond omvat het landenbeleid ook een status (zoals
open zonder of met beperkingen, dekking bij uitzondering) en de eventuele beperkingen.
Daarnaast worden alle transacties altijd individueel getoetst aan het overige beleid
en op alle relevante risico’s.
Vraag 7
Ziet u aanleiding om voortaan grondiger due diligence onderzoek te doen naar projecten
op het moment dat Atradius de drempelwaarde voor financieringen verhoogt en voor rekening
en naam van de Nederlandse Staat handelt? Waarom wel of waarom niet?
Antwoord 7
Zoals in het antwoord op vraag 6 uitgelegd stelt de staat het landenbeleid vast, niet
Atradius DSB. Alle verzekeringsaanvragen worden altijd getoetst (due diligence) en voor grote transacties zoals de Van Oord-transactie neemt de staat het besluit
tot verzekeren. Deze toetsing staat los van de hoogte van het landenplafond waardoor
ik geen reden zie om tot een grondiger due diligence proces over te gaan.
Vraag 8
Heeft de Nederlandse Staat, vanuit het gegeven dat Atradius voor naam en rekening
van de Staat betrokken was bij het Marginal da Corimba-project, op enig moment weet
gehad van de betaling van de Angolese overheid aan Banco BIC, waar Van Oord een centrale
rol in gespeeld heeft?
Antwoord 8
Nee, niet voor de berichtgeving in het FD en Trouw. Tevens wil ik u erop wijzen dat
de staat als verzekeraar optreedt en dat deze transactie een aanbetaling betreft.
Hoewel aanbetalingen in principe buiten de dekking van de verzekeringspolis vallen,
dient de betreffende exporteur zich wel aan de geldende wet- en regelgeving te houden.
Vraag 9
Bent u bekend met het bericht «Minister wil opheldering van Van Oord over ontruimde
woonwijk in Angola»3?
Antwoord 9
Ja.
Vraag 10
Bent u bekend met het bericht «Demolições ilegais em Luanda fizeram dez mortos diz
SOS Habitat»4 van 24 juli 2013?
Antwoord 10
Niet op het moment van het verschijnen van dit artikel; ik ben inmiddels bekend met
de inhoud van dit bericht
Vraag 11
Hoe kan het dat uit het due diligence beleid van ING, Van Oord en Atradius niets naar
voren is gekomen over gedwongen verhuizingen in het kader van het Marginal da Corimba-project,
terwijl dit, zoals uit de in vraag 10 genoemde berichtgeving blijkt, in Angola zelf
algemeen bekend was?
Antwoord 11
Het mvo-beleid voor de exportkredietverzekering is erop gericht om de projectgerelateerde
risico’s voor mens, dier en milieu in kaart te brengen. Hiertoe doorloopt Atradius
DSB een zorgvuldige due diligence, waarbij gebruik wordt gemaakt van diverse informatiebronnen. Wanneer uit dit proces
blijkt dat er onaanvaardbare risico’s zijn op milieu en sociaal gebied, verstrekt
de staat geen verzekering.
Uit de voor ons destijds beschikbare bronnen, zijn er geen signalen naar voren gekomen
die wezen op gedwongen herhuisvesting. Noch in het onderzoek van de ambassade en noch
in de door de Angolese overheid opgestelde Environmental and Social Impact Analysis (ESIA) was er sprake van dergelijke signalen. Als extra waarborg hebben ING en Atradius
DSB een gerenommeerde consultant ingeschakeld die ter plekke onderzoek heeft gedaan.
Ook uit dit onderzoek zijn dergelijke signalen niet naar voren gekomen.
Vraag 12
Hoe kan het dat de Nederlandse Staat niets wist over de in Angola uitgebreid in het
nieuws besproken misstanden, terwijl Atradius voor naam en rekening van de Nederlandse
Staat voor honderden miljoenen aan financiering verzekerde die direct in verband stond
met deze misstanden?
Antwoord 12
Zie de antwoorden op de vragen 5 en 11.
Vraag 13
Hoe kan het dat de Nederlandse ambassadeur en het ambassadepersoneel aangegeven hebben
niets geweten te hebben van de gedwongen verhuizing van mensen in het kader van het
Marginal da Corimba-project, terwijl dit, zoals uit de in vraag 10 genoemde berichtgeving
blijkt, algemeen bekend was in Angola?
Antwoord 13
De grootschalige urbanisatie en stadsvernieuwingsplannen van de Angolese overheid
voor de stad Luanda dateren van het begin van deze eeuw. Plannen om de vele sloppenwijken
te ontruimen en delen van de bevolking te hervestigen in nieuwe of nieuw te bouwen
wijken waren in het algemeen bekend, ook bij de Nederlandse ambassade.
In de loop van de projectontwikkeling was er contact tussen Van Oord en de Nederlandse
ambassade in Luanda. In dit contact is een link tussen de genoemde ontruimingen op
Areia Branca in juni 2013 en het landaanwinningsproject, waar Van Oord middels contractverlening
bij betrokken zou raken, niet gelegd.
Vraag 14
Is het gebruikelijk dat de Nederlandse ambassade niet betrokken wordt bij due diligence
onderzoek op het moment dat Atradius voor rekening en naam van de Nederlandse Staat
handelt?
Antwoord 14
Het is wel gebruikelijk dat de ambassade betrokken wordt. De verantwoordelijkheid
voor het uitvoeren van het due diligence proces ligt bij Atradius DSB. Hierbij maakt Atradius DSB in de praktijk gebruik van
een verscheidenheid aan informatiebronnen, waaronder mogelijke informatie van en via
de desbetreffende Nederlandse ambassade. In het kader van onderhavig project is dit
ook het geval geweest.
Vraag 15
Welke rol zouden ambassades kunnen spelen in due diligence beleid op het moment dat
Atradius voor naam en rekening van de Nederlandse Staat handelt? Welke rol wenst u
dat ambassades hierin spelen?
Antwoord 15
Zie het antwoord op vraag 14. Dit is ook de gewenste rol die ambassades spelen.
Vraag 16
Ziet u in algemene zin naar aanleiding van de Marginal da Corimba-casus reden stappen
te zetten om het due diligence beleid van exportkredietverzekeringen voor naam en
rekening van de Nederlandse staat aan te scherpen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe
ziet deze aanscherping eruit?
Antwoord 16
Zoals ik ook bij vraag 11 heb aangegeven, zijn de gedwongen verhuizingen niet tijdens
het due diligence proces naar voren zijn gekomen, ondanks dat het toen vigerende beleid volledig is
doorlopen. Het mvo-beleid is in 2018 vernieuwd. Bovendien beschikt Atradius DSB over
nieuwe instrumenten die ons kunnen helpen bij de beoordeling van de milieu en sociale
impact van projecten. Het gebruik van deze nieuwe instrumenten verbetert de kans dat
mogelijke milieu en sociale effecten worden gesignaleerd in het due diligence proces. Deze casus zal in algemene zin worden meegenomen in de dit jaar geplande
evaluatie van het mvo-beleid voor de ekv. Na deze evaluatie wordt het «mvo-beleidsdocument
voor de exportkredietverzekering» waar nodig aangepast en aan uw Kamer aangeboden.
Vraag 17
Bent u bekend met de berichten «Nederlandse bv’s van schatrijke Isabel dos Santos
onder de radar»5 en «Dubieuze klanten vertrekken bij trustkantoren door strenger toezicht»6?
Antwoord 17
Ja, daar ben ik bekend mee.
Vraag 18
Hoe kan het dat DNB al in 2012 onderzoek deed naar Melbourne Investments BV en deze
brievenbusfirma van Isabel dos Santos nog steeds in Nederland actief is? Waarom is
Melbourne Investments BV nog niet geweerd uit Nederland?
Antwoord 18
DNB houdt toezicht op trustkantoren en de wijze waarop zij hun rol van poortwachter
invullen. Melbourne Investments B.V. is geen trustkantoor. De mediaberichtgeving gaat
onder andere over situaties waarbij Nederlandse trustkantoren geen diensten meer willen
verlenen aan bepaalde cliënten. In zijn algemeenheid wil ik benadrukken dat het de
verantwoordelijkheid van trustkantoren zelf is om goed onderzoek te doen naar de integriteitsrisico’s
van hun cliënten en die risico’s te mitigeren. Indien DNB constateert dat een trustkantoor
de toepasselijke regelgeving overtreedt, kan DNB handhavend optreden. Ook kan er bij
een geconstateerde overtreding strafrechtelijk worden opgetreden. Daarnaast gelden
er algemene regels voor alle bedrijven, ongeacht of zij trustdiensten afnemen. Denk
hierbij o.a. aan regels op zowel strafrechtelijk als fiscaal gebied. Als bedrijven
die regels overtreden kunnen de bevoegde autoriteiten (Belastingdienst, Openbaar Ministerie)
handhavend optreden.
Vraag 19
Ziet u in lijn met de in vraag 17 genoemde berichtgeving dat naast een toename
aan signalen over illegale trustkantoren er mogelijk andere waterbedeffecten
optreden als gevolg van de aanscherping van het toezicht op trustkantoren? Hoe
zien deze waterbedeffecten er volgens u uit?
Antwoord 19
Het aantal trustkantoren neemt al jaren af. Uit het toezichtbeeld van DNB dat ik uw
Kamer op 14 januari jl. heb toegezonden7, blijkt dat onder andere door de strengere eisen van de Wet toezicht trustkantoren
2018 die gelden vanaf januari 2019, meer trustkantoren hun diensten beëindigen. Juist
omdat ik een beeld wil krijgen of er ook dienstverlening in de illegaliteit verdwijnt,
heb ik in mijn brief van 14 januari aangekondigd dat ik onderzoek hiernaar ga doen.
Op dit moment heb ik geen beeld van andere mogelijke waterbedeffecten.
Vraag 20
Ziet u een thematische samenhang tussen de manier waarop invulling gegeven zal worden
aan de aangenomen motie-Snels/Groothuizen (Kamerstuk 31 477, nr. 46) en het onderzoek dat u heeft aangekondigd naar signalen over een mogelijke toename
van illegale trustkantoren?
Antwoord 20
De motie Snels/Groothuizen ziet op de relatie tussen witwassen en belastingontwijking
in Nederland. Het door mij aangekondigde onderzoek naar illegale trustdienstverlening
ziet op partijen die in strijd met de wet zonder vergunning van DNB trustdiensten
verlenen.
Vraag 21
Bent u bereid invulling te geven aan de motie-Snels/Groothuizen door separaat onderzoek
te doen naar de gevolgen van de aanscherping van trustwetgeving, waarbij zowel signalen
over toename aan illegale trustkantoren aan bod komt als de samenhang tussen het Nederlandse
fiscale vestigingsklimaat, het faciliteren van witwassen en terrorismefinanciering,
en manieren waarop brievenbusfirma’s de aangescherpte trustwetgeving ontwijken? Zo
ja, hoe wordt dit onderzoek procesmatig aangepakt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 21
Ik zal de motie betrekken bij de nationale risicobeoordeling voor witwassen in Nederland.
Het genoemde onderzoek naar illegale trustdienstverlening start ik mede naar aanleiding
van signalen van DNB over meldingen van illegale trustdienstverleners. Eerst wil ik
een goed beeld krijgen van de aard en omvang van de illegale trustdienstverlening
in Nederland, alvorens ik besluit of nadere stappen ondernomen moeten worden.
Vraag 22
Welke mogelijkheden heeft u om, anders dan in vraag 20 en 21 gesuggereerd is, actie
te ondernemen naar aanleiding van de in vraag 17 genoemde berichtgeving over waterbedeffecten
als gevolg van aanscherping van wetgeving in de trustsector? Welke van deze mogelijkheden
wilt u benutten? Hoe bent u van plan hier invulling aan te geven?
Antwoord 22
Voor de betrokken bedrijven gelden alle regels zoals voor elk ander bedrijf, denk
hierbij o.a. aan regels op fiscaal en op strafrechtelijk gebied. Zoals aangekondigd
in mijn brief van 18 februari 2018 over de aanpak van belastingontduiking en -ontwijking,
neemt het kabinet maatregelen tegen bedrijven zonder economische activiteit in Nederland.
Eén van de maatregelen die voorgesteld is in de brief is het belasten van dividend-,
rente- en royaltystromen naar zogenoemde low tax jurisdictions om te voorkomen dat Nederland primair wordt gebruikt om de belastinggrondslag van
andere landen uit te hollen. Daarnaast wil ik met het eerdergenoemde onderzoek een
goed beeld krijgen van de aard en omvang van de illegale trustdienstverlening in Nederland.
Vraag 23
Bent u in staat de Kamer voor het zomerreces 2020 te informeren over voortschrijdende
inzichten en concrete acties ten aanzien van het voorkomen van waterbedeffecten als
gevolg van aanscherping van de wetgeving in de trustsector?
Antwoord 23
Ik zal de kamer voor het zomerreces van 2020 informeren over de voortgang van het
onderzoek naar illegale trustdienstverlening. Dit zal een tussenrapportage van het
onderzoek zijn, omdat het onderzoek vermoedelijk nog langer zal doorlopen.
Vraag 24
Hoe verklaart u de lage positie van Nederland op de Exporting Corruption Index 2018?8 Wat is uw appreciatie van het gegeven dat Transparency International op basis van
uitgebreid onderzoek aangeeft dat Nederland slechts zeer beperkt handhaaft bij buitenlandse
omkoping?9
Antwoord 24
Het idee dat in Nederland onvoldoende zou worden gehandhaafd op buitenlandse omkoping
komt voort uit het rapport Exporting Corruption van Transparency International. Deze
conclusie is gebaseerd op het aandeel dat Nederland heeft in de wereldexport en het
aantal buitenlandse omkoping strafzaken uit de jaren 2014–2017. Het aandeel van Nederland
in de wereldexport is relatief hoog. Onze belangrijkste handelspartners zijn landen
met relatief beperkte corruptierisico’s. Het is belangrijk dit op te merken omdat
deze factor in het rapport niet is meegewogen bij het beoordelen van de verhouding
van het aantal buitenlandse omkopingszaken tot het aandeel in de wereldexport.
De afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in de bestrijding van buitenlandse corruptie.
Het betreft onder andere een extra investering in de bestrijding van corruptie in
2016. De FIOD heeft in 2016 een Anti-corruptie Centrum opgericht en het Openbaar Ministerie
kent sinds 2017 een themateam corruptie. Vanaf dat moment is ingezet op het onderzoeken
van nieuwe zaken met betrekking tot buitenlandse corruptie. Het aantal zaken op het
gebied van buitenlandse corruptie dat door de opsporing en het OM is onderzocht sinds
2013 is dan ook toegenomen.
Zaken met betrekking tot buitenlandse corruptie zijn per definitie ingewikkeld en
kosten de nodige tijd. Het resultaat van de genoemde inspanningen zal dus op termijn
zichtbaar worden.
Vraag 25
Welke stappen wilt u zetten om de positie van Nederland op de Exporting Corruption
Index te verbeteren?
Antwoord 25
Het merendeel van de aanbevelingen van Transparency International is reeds uitgevoerd,
in lijn met het huidige kabinetsbeleid. Zie voor maatregelen voor de strafrechtelijke
aanpak van corruptie ook het antwoord op vraag 24.
Voor wat betreft de aanbeveling betreffende bewustmaking bij ondernemingen: Ik wil
graag benadrukken dat het de verantwoordelijkheid van bedrijven zelf is om risico’s,
zoals op het gebied van corruptie, te identificeren, voorkomen of mitigeren en rekenschap
af te leggen over de wijze waarop zij met de geïdentificeerde risico’s omgaan. Het
kabinet stimuleert het Nederlandse bedrijfsleven op een verantwoorde manier zaken
te doen. Het bevorderen van integriteit en bewustzijn bij het internationaal opererende
bedrijfsleven is van groot belang als preventieve maatregel om buitenlandse corruptie
te bestrijden. De overheid helpt bedrijven om deze mogelijke risico’s te identificeren,
bijvoorbeeld door middel van de MVO Risicochecker en via informatieverstrekking door
de Nederlandse ambassades. Verder hebben ICC-Nederland, VNO-NCW, MKB Nederland samen
met de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Klimaat en Justitie
en Veiligheid, de brochure «Eerlijk zakendoen zonder corruptie» gepubliceerd, die
erop is gericht om corruptie in het buitenland tegen te gaan.
Verder, voor wat betreft de andere aanbevelingen, staat er dit voorjaar een evaluatie
gepland van de Wet Huis voor Klokkenluiders. De uitkomsten van de evaluatie worden
meegenomen in het implementatietraject van de nieuwe EU Richtlijn voor Klokkenluidersbescherming.
Deze Richtlijn dient uiterlijk op 17 december 2021 geïmplementeerd te zijn. Ook vinden
in 2020 twee internationale evaluaties plaats van de corruptieverdragen van de Organisatie
voor Economische Samenwerking in Europa (OESO) en de VN Commissie tegen Corruptie
(UNCAC). Hieruit zullen naar verwachting aanbevelingen volgen, op basis waarvan Nederland
kan bezien waar aanscherping of aanvulling van beleid en regelgeving gewenst is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.