Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Krol over straatgeweld en het toenemend aantal steekincidenten
Vragen van het lid Krol (50PLUS) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over straatgeweld en het toenemend aantal steekincidenten (ingezonden 2 januari 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 3 maart 2020). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1469.
Vraag 1
Kent u het bericht «Slachtoffer (16) steekpartij Drachten overleden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u een overzicht geven van het aantal steekincidenten van de afgelopen tien jaar
en de ontwikkelingen van een analyse voorzien? Kunt u dit ook geven voor straatgeweld
in het algemeen?
Antwoord 2
Steekincidenten en straatgeweld worden niet als zodanig geregistreerd in de politiesystemen.
Dergelijke incidenten worden overeenkomstig het strafrecht geregistreerd als openlijke
geweldpleging, zware mishandeling, moord/doodslag of anderszins, ongeacht of en zo
ja, van welk middel (b.v. een mes) daarbij gebruik is gemaakt. Om toch meer inzicht
te verschaffen, voert de politie een aantal gerichte analyses uit om een overzicht
van steekincidenten te krijgen die zich het afgelopen jaar hebben voorgedaan in de
eenheden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Deze analyse is naar verwachting medio
2020 gereed. Op basis hiervan wordt een nadere duiding gedaan. Over de uitkomst van
deze duiding zal ik uw Kamer informeren.
Vraag 3
Wat is het beleid bij de politie ten aanzien van het opnemen van aangiftes door slachtoffers
van straatgeweld? Worden slachtoffers soms ontmoedigd door de politie om aangifte
te doen? Zo ja, bent u het met de mening eens dat dit ontoelaatbaar is? Wat gaat u
daaraan doen?
Antwoord 3
De politie is erop gericht om bij een delict, en wanneer een burger dit wenst, zo
snel en zo laagdrempelig mogelijk een melding of aangifte op te nemen. Hiervoor staan
verschillende kanalen open waarbij rekening wordt gehouden met de betreffende omstandigheden,
zoals de ernst van het delict en het slachtoffer. De politie streeft er altijd naar
om zo goed als mogelijk opvolging te kunnen geven aan de behoeften van de burger.
Vraag 4
Kunt u een inschatting maken van de omvang van niet-geregistreerd straatgeweld?
Antwoord 4
Nee, een dergelijke inschatting is helaas niet goed te maken.
Vraag 5
Klopt het dat vergeleken met tien jaar geleden het straatgeweld toeneemt en verhardt?
Antwoord 5
De politie heeft het beeld dat dit niet toeneemt. Wat echter wel merkbaar is, is een
verharding en verruwing in het straatgeweld. Recentelijk zijn er regelmatig ook ernstige
incidenten geweest. Mij bereiken signalen van gemeenten en politie dat het erop lijkt
dat in de straatcultuur vaak sprake is van wapenbezit. Dit zijn zorgwekkende signalen.
Het is van het grootste belang om te voorkomen dat jongeren overgaan tot het bezitten
en gebruiken van wapens. Ik geef dan ook urgentie aan de nodige activiteiten om deze
problematiek tegen te gaan.
Vraag 6
Klopt het dat bij straatgeweld een verschuiving is te constateren in soort wapen,
in de leeftijd van de daders en in de kwetsbaarheid van de slachtoffers?
Antwoord 6
Zoals in antwoord 2 aangegeven registreert de politie feiten overeenkomstig delicten
in het strafrecht. Hierbij worden de omstandigheden van de zaak opgenomen, zoals of
bij het strafrechtelijke feit gebruik is gemaakt van een mes. Er is derhalve geen
categorisering steekincidenten. Daarom zijn er op dit moment niet direct overstijgende
beelden te genereren van steekincidenten, zoals bijvoorbeeld over de leeftijd van
de verdachten. Daarnaast is het zo dat bij dergelijke incidenten vaak meerdere personen
van verschillende leeftijden zijn betrokken, waarbij in de registratiesystemen over
het geheel van de incidenten niet direct is op te maken wat de leeftijd is van degene
die het geweld heeft aangewend. De politie voert momenteel in de eenheden Amsterdam,
Rotterdam en Den Haag een aantal gerichte analyses uit om een beeld te genereren van
het aantal steekincidenten van het afgelopen jaar.
Vraag 7
Bent u het met de mening eens dat op straat lopen, bijvoorbeeld met je hondje of hand
in hand met een partner van hetzelfde geslacht niet vanzelfsprekend veilig meer is?
Antwoord 7
Zo algemeen gesteld deel ik deze mening niet. Hoewel er misschien hier en daar gebieden
zijn waar iemand zich, om welke reden dan ook, niet geheel veilig voelt of zich situaties
kunnen voordoen die niet als geheel veilig aan te merken zijn, is Nederland over het
geheel genomen een veilig land om over straat te lopen. Diverse partijen, zoals onder
andere de politie, zetten zich dagelijks in om deze veiligheid te bewerkstelligen.
Vraag 8
Is er sprake van een trend in de ons omringende landen, gezien het feit dat in Duitsland
het aantal steekincidenten toeneemt? Zo ja, hoe kan deze trend verklaard worden? Welke
maatregelen nemen onze buurlanden?
Antwoord 8
Voor zover ik kan overzien is er geen sprake van een trend in de ons omringende landen
met een toenemend aantal steekincidenten. In het Verenigd Koninkrijk is veel ervaring
opgedaan met de aanpak van geweld en steekincidenten. Het belang van preventie wordt
daarbij benadrukt. Daarnaast is er een Europees rapport beschikbaar over de preventie
van geweld en steekincidenten onder jongeren met adviezen en effectieve maatregelen.2 Bij de te ontwikkelen aanpak zoals aangekondigd in mijn brief van 3 februari 20203 zal ik gebruik maken van deze ervaringen en adviezen.
Vraag 9
In hoeverre speelt een veranderende jeugdcultuur een rol bij het toenemend straatgeweld?
Antwoord 9
Onder een specifieke groep jongeren speelt geweld en het verheerlijken daarvan een
belangrijke rol. Dit wordt versterkt door diverse onlinevideo’s waarin bezit van wapens
– zowel vuurwapens als steekwapens – wordt verheerlijkt. Het lijkt lokaal bepaald
en we zien deze ontwikkeling in diverse steden.
Vraag 10
Wordt er op scholen aandacht besteed aan weerbaarheid bij bedreigingen?
Antwoord 10
Scholen in Nederland zijn niet (wettelijk) verplicht om aandacht te besteden aan weerbaarheid
bij bedreigingen. Wel zijn scholen in het primair-, voortgezet- en speciaal onderwijs
verplicht zorg te dragen voor een veilige school. Dit is vastgelegd in de wet «Veiligheid
op school». Ook mbo-instellingen zijn verplicht om een sociaal veiligheidsbeleid te
voeren. Scholen besteden daarnaast aandacht aan burgerschap dat een bijdrage kan leveren
aan het verhogen van de weerbaarheid. OCW werkt momenteel aan de versterking van de
kwaliteit van burgerschapsonderwijs op het mbo. Voor het funderend onderwijs wordt
de wettelijke opdracht aangescherpt, waarna ook het burgerschapscurriculum wordt aangepast.
Lokaal kunnen scholen ook betrokken worden bij convenanten of afspraken met bijvoorbeeld
de gemeente en/of veiligheidspartners om aandacht te besteden aan een specifiek veiligheidsprobleem.
In een aantal gemeenten in Nederland wordt op lokaal niveau al met een convenant schoolveiligheid
gewerkt. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) heeft hiervoor,
samen met de Stichting School en Veiligheid (SSV), een «convenant schoolveiligheid»
opgesteld.4
Daarnaast speelt onderwijs een rol in het offensief tegen georganiseerde criminaliteit.
Op 18 oktober 2019 heb ik uw Kamer hier per brief over geïnformeerd. Specifiek heeft
onderwijs een rol bij de op preventie gerichte wijkaanpak, die een van de pijlers
van dit offensief is. De Motie van het lid Kuik5, die oproept weerbaarheidslessen op scholen onderdeel te laten zijn van de strategie
om ondermijning te voorkomen, zal in deze aanpak meegenomen worden.
Vraag 11
Bent u het met de mening eens dat potentiële daders veel meer vrijheden hebben dan
potentiële slachtoffers? Waarom mag je in Nederland wel een mes dragen (enkele uitzonderingen
als stiletto en vlindermes daargelaten) en geen pepperspray? Is de tijd rijp om dat
om te draaien?
Antwoord 11
Nee, zo gesteld deel ik die mening niet. De regels voor het dragen van een wapen,
of het nu een mes, pepperspray of enig ander voorwerp betreft, zijn voor alle ingezetenen
van Nederland hetzelfde. Ik zie op dit moment geen aanleiding om de regelgeving te
wijzigen ten aanzien van specifiek deze voorwerpen.
Vraag 12
In hoeverre zijn slimme camera’s die straatgeweld herkennen, die onder meer in Arnhem
werden ingezet, inzetbaar bij de opsporing? Klopt het dat de automatische detectie
van straatgeweld de opsporing met een factor 100 effectiever zou maken?6
Antwoord 12
De inzet van slimme camera’s zou een bijdrage kunnen leveren aan de snelheid van opsporing
of handhaving, met name door het real-time geautomatiseerd signaleren van relevante
incidenten, zodat de (menselijke) opvolging direct kan starten.
In samenwerking met TNO heeft de politie in verschillende experimenten uitgetest in
hoeverre software voor beeldherkenning te trainen is. Deze experimenten zijn tot dusverre
vanwege gebrek aan resultaat niet verder gekomen dan experimenten. Over de effectiviteit
daarvan ten behoeve van de opsporing van straatgeweld is derhalve nog niets te zeggen.
In Arnhem zijn uitsluitend camerabeelden uit een database gebruikt om in een experiment
te onderzoeken of herkenning van uitgaansgeweld via camera’s van gemeentelijk cameratoezicht
mogelijk is. In Arnhem zijn geen slimme camera’s operationeel. Deze test, en alle
bij de politie bekende testen, hebben tot nog toe niet een niveau van geautomatiseerde
herkenning van geweld bewezen, zodanig dat die de huidige menselijke waarneming bij
cameratoezicht kan vervangen.
Vraag 13
Bent u bereid een plan van aanpak straatgeweld naar de Tweede Kamer te sturen met
daarin oorzaken en effectieve oplossingen aan de hand van de gehele veiligheids- en
justitiële keten, van preventie tot en met nazorg?
Antwoord 13
Er zijn recentelijk meerdere ernstige incidenten geweest. Dit zijn zorgwekkende signalen.
Het is van het grootste belang om te voorkomen dat jongeren overgaan tot het bezitten
en gebruiken van wapens. Ik geef dan ook urgentie aan de nodige activiteiten om deze
problematiek tegen te gaan. Om te kunnen bepalen waar versterking van de aanpak, zoals
ook bedoeld in het antwoord op vraag 8, nodig is, zijn nadere verkenningen vereist
om beter zicht te krijgen op de aard en de omvang van de problematiek en de achtergronden
ervan beter te doorgronden. Zoals toegezegd tijdens het vragenuur op 14 januari 2020
en in de brief van 3 februari 20207 zal ik uw Kamer in het voorjaar informeren over de inzichten uit deze nadere probleemverkenning
en de gesprekken met burgemeesters en politie over straatgeweld en steekincidenten.
Daarnaast ben ik, naar aanleiding van het AO Politie van 19 december 2019, reeds in
gesprek met burgemeesters over het bestuurlijke instrumentarium om straatgeweld aan
te pakken. Ik heb uw Kamer hierover recent per brief over geïnformeerd.8
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.