Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Helvert over het bericht dat Turkije Syrische rebellen inzet in de strijd in Libië
Vragen van het lid Van Helvert (CDA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat Turkije Syrische rebellen inzet in de strijd in Libië (ingezonden 7 februari 2020).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 2 maart 2020).
Vraag 1, 2, 3 en 4
Hoe beoordeelt u de berichtgeving dat Turkije Syrische rebellen inzet in de strijd
in Libië, waaronder extremisten van Al Qaeda en ISIS?1
Acht u de inschatting van het Syrisch Observatorium voor Mensenrechten betrouwbaar
dat er al minstens 130 ex-strijders van ISIS en Al Qaeda van in totaal 4.700 Syrische
rebellen door Turkije naar Libië zijn gestuurd?
Bent u bereid zich aan te sluiten bij de Franse president Macron, die stelt dat Frankrijk
Turkse oorlogsschepen gezien heeft die Syrische huurlingen aan land zetten in Libië?2 Vindt u dit ook een ernstige schending van wat afgesproken is op de conferentie in
Berlijn, namelijk strikte handhaving van het wapenembargo en geen buitenlandse militaire
inmenging? Bent u het met president Macron eens dat Turkije, dat zich ook aan deze
afspraken heeft gecommitteerd, een belofte gebroken heeft?
Hoe beoordeelt u het in november vorig jaar verschenen VN-rapport waaruit blijkt dat
diverse landen, waaronder Turkije, Jordanië en de Verenigde Arabische Emiraten wapens
leveren aan strijdende partijen in Libië, in strijd met het VN-wapenembargo?3 Bent u bereid deze schendingen aan de orde te stellen? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord 1, 2, 3 en 4
Het kabinet is bekend met berichten over de aanwezigheid van Syrische oppositiestrijders
in Libië. Het is op dit moment onduidelijk om welke strijders of groepen het gaat,
wat hun achtergrond is en op welke wijze of door wie zij geworven en ingezet zouden
worden. De toevoer van militaire middelen aan de Libische partijen komt een politieke
oplossing niet ten goede en druist in tegen de op 19 januari jl. gemaakte afspraken
in Berlijn en het al langer geldende wapenembargo voor Libië.
Het kabinet benadrukt, zowel in EU-verband als bij verschillende regionale actoren,
het belang van volledige implementatie van de Berlijn uitkomsten, met in de eerste
plaats een duurzaam staakt-het-vuren, volledige naleving van het VN wapenembargo en
geloofwaardige stappen op het politieke spoor. Het kabinet verwelkomt de voorzichtige
stappen die op deze drie sporen worden genomen, dringt er al langere tijd in EU-verband
aan op dat de EU een actieve rol speelt in de implementatie van Berlijn, maar constateert
ook dat er nog veel uitdagingen zijn.
Het kabinet heeft met zorg geconstateerd dat het conflict in Libië meer dan ooit onderhevig
is aan buitenlandse inmenging. Dit draagt op geen enkele manier bij aan een politieke
oplossing. Nederland draagt dit ook uit. Ik deed dit recentelijk nog tijdens mijn
contacten met mijn counterparts uit Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten. Ook
benadrukt het kabinet in de daartoe geëigende gremia in Brussel het belang van de
volledige implementatie van de uitkomsten van de Berlijn conferentie en meer specifiek
volledige naleving van het wapenembargo.
Vraag 5
Deelt u de oproep van de Speciaal VN-Gezant voor Libië, Ghassan Salamé, om alle buitenlandse
gewapende bemoeienis met Libië te beëindigen, ook in de richting van Turkije?4
Antwoord 5
Ja, zie antwoord op vraag 1, 2, 3 en 4.
Vraag 6
Deelt u bovendien de opvatting van Salamé dat door de instroom van milities uit Syrië
en Soedan de voedingsbodem voor terrorisme in Libië toeneemt?5
Antwoord 6
Voortdurende instabiliteit in Libië zorgt er voor dat terroristische groeperingen
en georganiseerde misdaad voet aan de grond krijgen. Het kabinet acht daarom een sterk
en verenigd optreden van de EU in Libië van groot belang.
Vraag 7
Is het bovendien waar dat Turkije onder meer de Sultan Murad brigade inzet of in wil
zetten in Libië?6
Antwoord 7
Zie het antwoord op vraag 1, 2 en 3.
Vraag 8
Herinnert u zich de rapporten van Amnesty International7 en de onafhankelijke internationale VN-onderzoekscommissie voor de Arabische Republiek
Syrië,8 waarin door Turkije gesteunde rebellengroeperingen, waaronder de Sultan Murad brigade,
beschuldigd worden van ernstige mensenrechtenschendingen en zelfs oorlogsmisdaden?
Antwoord 8
Ja.
Vraag 9
Hoe beoordeelt u de beschuldigingen van Amnesty International dat er harde bewijzen
zijn dat Turkse strijdkrachten en een coalitie van door Turkije gesteunde Syrische
gewapende groeperingen oorlogsmisdaden hebben gepleegd, waaronder het doden en verwonden
van burgers tijdens het offensief in het noordoosten van Syrië?9
Antwoord 9
Nederland heeft zoals bekend het Turkse optreden in Noordoost-Syrië in duidelijke
bewoordingen veroordeeld en heeft zich binnen de Europese Unie met succes hard gemaakt
voor een scherpe lijn richting Turkije. De Nederlandse opstelling heeft er mede toe
geleid dat de Europese Raad de Turkse militaire actie in Noordoost-Syrië heeft veroordeeld.
Ook besloten lidstaten tot een strikte interpretatie van criterium 4 van het EU gemeenschappelijk
Standpunt inzake wapenexportbeleid (2008/944/GBVB), wat neerkomt op een de facto wapenembargo. Nederland heeft daarnaast benadrukt dat Turkije een verantwoordelijkheid
heeft om maatregelen te treffen om schendingen van mensenrechten en het humanitair
oorlogsrecht te stoppen. Nederland blijft deze boodschap, ook in bilaterale contacten,
herhalen.
Vraag 10
Bent u bereid inzet van Syrische rebellengroeperingen door Turkije in Libië krachtig
te veroordelen, dit kenbaar te maken richting Turkije en aan de orde te stellen binnen
de EU en NAVO? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Zoals hierboven bij vraag 1, 2 en 3 al is aangegeven, is het op dit moment onduidelijk
welke Syrische strijders of groepen actief zijn in Libië, wat hun achtergrond is en
op welke wijze of door wie zij geworven en ingezet zouden worden.
En marge van de veiligheidsconferentie in München op 15 februari jl., heb ik met de
Turkse Minister van Buitenlandse Zaken gesproken over de situatie in Libië. Hierbij
is het belang van naleving van het wapenembargo aan de orde gekomen en de wenselijkheid
dat alle partijen afzien van inmenging in het conflict in Libië. Ook is gesproken
over de noodzaak van een staakt het vuren en een politieke oplossing voor het conflict.
Vraag 11
Bent u expliciet bereid inzet van de Sultan Murad brigade in Libië te veroordelen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Aangezien het op dit moment onduidelijk is om welke strijders of groepen het gaat,
wat hun achtergrond is en op welke wijze of door wie zij geworven en ingezet zouden
worden, treedt het kabinet niet in de veroordeling van de inzet van specifieke groepen.
Vraag 12
Behoren tot de in de berichtgeving genoemde Syrische rebellengroeperingen die ingezet
zouden worden in Libië, ook groeperingen die in het verleden Non-lethal assistance
(NLA) ontvangen hebben van Nederland?10
Antwoord 12
Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over de groepen die al-dan-niet NLA-steun
hebben ontvangen van Nederland.
Vraag 13
Vindt u mogelijke inzet van door Nederland aan Syrische rebellengroeperingen geleverde
spullen, zoals pickup trucks, mitrailleurvesten, laptops en uniformen, in Libië wenselijk?
Antwoord 13
Zie het antwoord op vraag 1, 2 en 3.
Vraag 14
Bent u bereid er bij Turkije op aan te dringen dat er geen door Nederland geleverde
NLA-spullen ingezet zullen worden in Libië? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Het is op dit moment onduidelijk om welke strijders of groepen het gaat, wat hun achtergrond
is en op welke wijze of door wie zij geworven en ingezet zouden worden.
Daarnaast, zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is het NLA-programma in het voorjaar
van 2018 beëindigd (Kamerstuk 32 623, nr. 229). De door Nederland geleverde goederen waren aan gebruik onderhevig. In eerdere beantwoording
van Kamervragen is aangegeven dat goederen als voedselpakketten en medicijnen al grotendeels
geconsumeerd zijn en de gemiddelde levensduur van een geleverd voertuig in de Syrische
context naar schatting zes tot acht maanden was (Kamerstuk 32 623, nr. 229). Maar het is ook mogelijk dat sommige (onderdelen van) voertuigen die Nederland
leverde nog wel in gebruik zijn. Met de beëindiging van het programma, eindigde echter
ook de constante monitoring van voorheen gesteunde groepen en geleverde goederen.
Zodoende is de status van door Nederland geleverde goederen ruim anderhalf jaar na
beëindiging van het programma moeilijk traceerbaar.
Vraag 15
In hoeverre heeft Nederland, ook na de beëindiging van het NLA-programma, nog een
verantwoordelijkheid om oorlogshandelingen en mensenrechtenschendingen met door Nederland
in het kader van NLA geleverde spullen te voorkomen, zoals recent bij de illegale
Turkse invasie van noord-oost Syrië? Acht u zich nog gehouden aan een vorm van diplomatieke
inspanningsverplichting?
Antwoord 15
Nederland zet zich in voor het tegengaan van straffeloosheid voor alle misdaden begaan
in het kader van het Syrische conflict en ondersteunt daartoe ook initiatieven om
vervolging te faciliteren. Zo steunt Nederland organisaties zoals het IIIM, zodat
op enig moment vervolging kan plaatsvinden, ongeacht door wie die misdaden zijn begaan.
Aan uw Kamer is eerder gemeld dat er na onderzoek geen indicatie is gevonden dat door
Nederland geleverde goederen zijn ingezet in de strijd tijdens de Turkse militaire
operatie Peace Spring (Kamerstuk 32 623, nr. 294). Voorts beschikt het kabinet niet over informatie die erop wijst dat de in het verleden
door Nederland geleverde goederen elders voor oorlogshandelingen of mensenrechtenschendingen
gebruikt worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.