Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over ‘de betrokkenheid van de minister bij een mogelijke megaschikking met Shell voor corruptie in Nigeria’
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de betrokkenheid van de Minister bij een mogelijke megaschikking met Shell voor corruptie in Nigeria (ingezonden 30 januari 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 2 maart 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1807.
Vraag 1
Hoe vaak heeft u, of is er namens u, gesproken met het openbaar ministerie (OM) over
een mogelijke schikking met Shell wegens de corruptiezaak in Nigeria?1 Op welke momenten hebben deze gesprekken plaatsgevonden en wat was op dat moment
de stand van zaken in de strafzaak?
Antwoord 1
Zoals in mijn brief van 30 januari jl.2 aangegeven, is in de zaak Etosha sprake van een lopend strafrechtelijk onderzoek.
Zoals bij u bekend, kan ik geen inhoudelijke mededelingen doen over individuele strafzaken
waarin het strafrechtelijk onderzoek loopt. Wel kan ik u meedelen dat ik – zoals te
doen gebruikelijk in gevoelige strafzaken – door het Openbaar Ministerie ben geïnformeerd
over de stand van zaken in het lopende onderzoek.
Uit de door mij genomen beslissing op een verzoek om informatie op grond van de Wet
openbaarheid van bestuur van 27 januari jl. en daarbij behorende stukken volgt dat
het Openbaar Ministerie mij en mijn ambtsvoorganger(s) zowel mondeling als schriftelijk
diverse malen heeft geïnformeerd over de stand van zaken in het strafrechtelijk onderzoek
genaamd Etosha. Deze stukken zijn, zoals ik uw Kamer op 28 januari jl. berichtte,
gepubliceerd op de website van de rijksoverheid.3
Vraag 2
Op wiens initiatief vonden deze gesprekken plaats?
Antwoord 2
In de onderhavige zaak heeft het Openbaar Ministerie het eerste overleg c.q. presentatie
op 2 juli 2018 – waarin het Openbaar Ministerie mij heeft geïnformeerd over de stand
van zaken in het onderzoek – geïnitieerd. Hierna hebben vervolgoverleggen plaatsgehad.
Uit artikel 129, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie juncto artikel
11, eerste lid, van het Reglement van Orde College van procureurs-generaal volgt dat
het Openbaar Ministerie jegens mij een inlichtingenverplichting heeft. Door mij te
informeren over een gevoelige strafzaak word ik in staat gesteld mijn politieke verantwoordelijkheid
te kunnen nemen voor de gedragingen van het Openbaar Ministerie. Het verstrekken van
inlichtingen kan het Openbaar Ministerie zowel op eigener beweging als op mijn verzoek
doen.
Vraag 3
Wat is daar inhoudelijk besproken? Zijn hier verslagen van?
Antwoord 3
Zoals aangegeven in antwoord op de vragen 1 en 2 heeft het Openbaar Ministerie mij
geïnformeerd over de stand van zaken in het strafrechtelijk onderzoek, dat nog lopende
is. Reeds hierom kan ik geen inhoudelijke mededelingen doen over deze zaak en hetgeen
daarover is besproken. Ten aanzien van de in deze zaak geïnventariseerde documenten
verwijs ik naar het gepubliceerde besluit van 27 januari jl. en de daarbij behorende
stukken.
Vraag 4
Waarom schreef u eerder aan advocaten en de actiegroepen dat het gezien de scheiding
der machten niet gepast is dat u in dit stadium enige bemoeienis hebt of zienswijze
geeft op de zaak, terwijl nu blijkt dat u herhaaldelijk overleg heeft gevoerd met
het OM over deze zaak?
Antwoord 4
Zoals volgt uit het antwoord op de vragen 1 en 2 word ik door het Openbaar Ministerie
geïnformeerd over gevoelige zaken. Daardoor word ik als Minister van Justitie en Veiligheid
in staat gesteld mijn politieke verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor het handelen
van het Openbaar Ministerie.
Vraag 5
Is het gebruikelijk om nog voordat een grote schikking (hoge of bijzondere transactie)
is getroffen hierover overleg te voeren met het OM? In welke zaken heeft u dit nog
meer gedaan?
Antwoord 5
Zoals volgt uit het antwoord op de vragen 1 en 2 is het gebruikelijk dat het Openbaar
Ministerie mij informeert over gevoelige zaken. Dat is niet enkel aan de orde in de
zaak waarop deze vragen zien, maar ook in andere zaken, waarin een bijzondere (al
dan niet potentiële) maatschappelijke, publicitaire of politieke belangstelling voor
het optreden van het Openbaar ministerie kan zijn. Door mij te informeren over dergelijke
zaken word ik als Minister van Justitie en Veiligheid in staat gesteld mijn politieke
verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor het handelen van het Openbaar Ministerie.
Vraag 6
Waarom kan een multinational als Shell, dat het predicaat «Koninklijk» draagt, op
deze behandeling rekenen dat u over deze specifieke lopende zaak overleg heeft met
het OM? Kunnen anderen op een gelijke behandeling rekenen? Zo niet, dan lijkt er toch
sprake van klassenjustitie?
Antwoord 6
Onder verwijzing naar het antwoord op vraag 5 merk ik op dat de onderhavige zaak door
het Openbaar Ministerie als gevoelig is aangemerkt en om die reden heeft het Openbaar
Ministerie mij over de zaak geïnformeerd.
Vraag 7
Deelt u de mening dat u zich, als Minister van Justitie en Veiligheid, vanwege de
scheiding der machten, ver moet houden van lopende strafzaken? Zo ja, waarom heeft
u dat dan niet gedaan?
Antwoord 7
Als Minister van Justitie en Veiligheid dien ik terughoudendheid te betrachten bij
individuele (straf)zaken, omdat beslissingen dienaangaande door de wetgever op grond
van rechtsstatelijke overwegingen aan de officier van justitie zijn toegekend. Tegelijkertijd
draag ik volledige ministeriële verantwoordelijkheid voor het optreden van het Openbaar
Ministerie. In dat verband dien ik door het Openbaar Ministerie geïnformeerd te worden
over zaken die gevoelig (kunnen) zijn en waarover ik verantwoording zou kunnen of
moeten afleggen. Onder verwijzing naar het antwoord op de vragen 2, 5 en 6 merk ik
op dat de onderhavige zaak door het Openbaar Ministerie als gevoelig is aangemerkt
en ik om die reden over de zaak ben geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.