Amendement : Amendement van het lid Van den Berge over stagevergoeding
35 252 Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en een aantal andere wetten in verband met diverse maatregelen gericht op het versterken van de positie van mbo-studenten (Wet versterken positie mbo-studenten)
Nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID VAN DEN BERGE
Ontvangen 2 maart 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I wordt na onderdeel H een onderdeel ingevoegd, luidende:
H0a
Artikel 7.2.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt de laatste zin.
2. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vijfde tot en met negende
lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
3. Het bestuur weigert de erkenning of trekt de erkenning in, indien:
a. de in het tweede lid bedoelde beoordeling ongunstig is; of
b. aan studenten geen passende stagevergoeding wordt of zal worden gegeven.
4. Onder een passende stagevergoeding wordt verstaan een bij algemene maatregel van
bestuur te bepalen minimale financiële vergoeding voor de werkzaamheden die de student
voor het leerbedrijf verricht. De voordracht voor deze algemene maatregel van bestuur
wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp daarvan aan beide Kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door «tweede en derde lid».
4. In het achtste en negende lid (nieuw) vervalt «, eerste volzin».
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. Het leerbedrijf geeft desgevraagd inzage in de persoonsgegevens, benodigd voor het
toezicht op de naleving van de verplichting, genoemd in het derde lid, onder b, aan
de door de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven aangewezen medewerkers.
II
In artikel II wordt na onderdeel G een onderdeel ingevoegd, luidende:
G0a
Aan artikel 7.2.9 worden drie leden toegevoegd, luidende:
5. Een gunstige beoordeling blijft in ieder geval achterwege indien aan studenten geen
passende stagevergoeding wordt of zal worden gegeven.
6. Onder een passende stagevergoeding wordt verstaan een bij algemene maatregel van
bestuur te bepalen minimale financiële vergoeding voor de werkzaamheden die de student
voor het leerbedrijf verricht. De voordracht voor deze algemene maatregel van bestuur
wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp daarvan aan beide Kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
7. Het bedrijf of de organisatie die de beroepspraktijkvorming verzorgt geeft desgevraagd
inzage in de persoonsgegevens, benodigd voor het toezicht op de naleving van de verplichting,
genoemd in het vijfde lid, aan de door de raad aangewezen medewerkers.
Toelichting
Op dit moment kunnen in de cao’s afspraken gemaakt worden over minimale stagevergoedingen.
De praktijk laat zien dat er een grote variatie is in stagevergoedingen. Dit varieert
van leer-werkbedrijven die letterlijk niets betalen tot leer-werkbedrijven die een
eerlijke vergoeding betalen.
Dit amendement geeft de Minister de mogelijkheid om in overleg met JOB, SBB en de
MBO Raad te komen tot minimale stagevergoedingen per sector en deze per algemene maatregel
van bestuur vast te leggen, zodat SBB de afspraken kan handhaven. Het amendement maakt
maatwerk mogelijk. In sectoren waar per cao een minimale stagevergoeding afgesproken
is, kan de Minister die in overleg met JOB, SBB en MBO Raad overnemen in de algemene
maatregel van bestuur. In sectoren waar nog geen afspraken zijn gemaakt, kunnen de
Minister, JOB, SBB en MBO Raad in onderling overleg tot een minimale stagevergoeding
komen.
Dit amendement versterkt de positie van mbo-studenten en zorgt ervoor dat zij de (financiële)
waardering krijgen, die ze verdienen.
Van den Berge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.N. van den Berge, Tweede Kamerlid