Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de tweede voortgangsrapportage Belastingdienst 2019
31 066 Belastingdienst
Nr. 610 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 13 maart 2020
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Financiën over de brief van 30 oktober 2019 inzake de tweede voortgangsrapportage
Belastingdienst 2019 (Kamerstuk 31 066, nr. 533).
De Staatssecretarissen van Financiën hebben deze vragen beantwoord bij brief van 27 februari
2020. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
1.
Kunnen de wervingsopgaven en de wervingsrealisaties voor de laatste jaren gegeven
worden? Wat verklaart het verschil?
6.
Wat zijn de prognoses voor het behalen van de gestelde wervingsopgaven in nieuwe medewerkers
de komende jaren?
Antwoord 1 en 6
In de hierna opgenomen tabel zijn de wervingsopgaven en realisatie vanaf 2016 weergegeven.
De wervingsopgaven voor 2020 tot en met 2022 zijn gebaseerd op de huidige bezetting
en het huidige meerjarige financiële kader en de prognose van de uitstroom. De Belastingdienst
verwacht deze wervingsopgaven te kunnen realiseren.
Tabel 1. Wervingsopgaven en realisatie (in fte)
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
Wervingsopgave1
700
1.250
1.700
34.500
1.850–2.150
230
750
Realisatie
1.100
900
1.500
31.000
–
–
–
X Noot
1
De werving is gebaseerd op het financiële kader, de bezetting en de prognose van de
uitstroom.
De Belastingdienst heeft de afgelopen jaren veel nieuwe medewerkers geworven, met
een piek in de werving in 2019. De afgelopen jaren was de realisatie lager dan de
wervingsopgave. In 2019 is de realisatie van de wervingsopgave circa 3100 fte. In
januari/februari 2020 stromen naar verwachting nog ruim 400 fte in. Om de uitstroom
op te vangen verwacht de Belastingdienst ook de komende jaren grotere aantallen nieuwe
medewerkers te werven. In 2020 komt een eind aan de uitstroom op basis van de vertrekregeling.
Deze uitstroom wordt vanaf 2022 echter gevolgd door uitstroom vanwege het bereiken
van de AOW-gerechtigde leeftijd. Omdat het financiële kader de komende jaren daalt,
is de wervingsopgave in 2021 en 2022 lager dan in de voorgaande jaren.
2.
Waarom is voor een goede sturing goede managementinformatie en risicomanagement nodig?
En hoe komt de Belastingdienst tot de realisatie van een samenhangende aanpak van
risicomanagement en managementinformatie?
Antwoord 2
Goede managementinformatie en integraal risicomanagement zijn nodig om keuzes te maken
in de sturing op de Belastingdienst en daarmee op een effectieve en efficiënte manier
de strategische doelen van de Belastingdienst te bereiken. De samenhangende aanpak
van de verbetering van managementinformatie en risicomanagement wordt geborgd door
de uitvoering van deze verbeteringen onder regie van één programma, dat de Belastingdienst
ondersteunt in de ontwikkeling van zowel managementinformatie als risicomanagement.
Zoals aangekondigd in de brief van de Minister van Financiën van 11 januari zal het
programma Managementinformatie en risicomanagement verder geïntensiveerd worden.
3.
Waarom heeft de Belastingdienst gekozen voor een termijn van vijf jaar waarin de aanslagen
inkomstenbelasting en online aangiften digitaal opvraagbaar zijn?
Antwoord 3
De Belastingdienst draagt er zorg voor dat kopieën van online aangiften en aanslagen
inkomstenbelasting voor vijf jaar digitaal opvraagbaar en downloadbaar zijn via het
correspondentieoverzicht op MijnBelastingdienst. De termijn van vijf jaar sluit aan
bij de meest gebruikelijke termijnen die wettelijk gelden voor bezwaar, beroep, navordering
of andere procedures die aan de orde kunnen zijn. Hierover is uw Kamer op 6 september
2017 geïnformeerd.
4.
Wanneer hebben alle ondernemers naar verwachting hun nieuwe btw-nummer? Waarom heeft
dit zolang moeten duren? Welke lessen kunnen hier uit getrokken worden?
Antwoord 4
De Belastingdienst heeft geprobeerd alle eenmanszaken zo snel mogelijk van een nieuw
btw-nummer te voorzien. Alle eenmanszaken die op 1 oktober 2019 in de btw-administratie
van de Belastingdienst voorkwamen per brief een nieuw btw-identificatienummer gestuurd.
Het gaat om bijna 1,3 miljoen eenmanszaken. Ook alle eenmanszaken die na 1 oktober
2019 zijn gestart en die zich als nieuwe ondernemer bij de Belastingdienst of bij
de Kamer van Koophandel hebben ingeschreven, krijgen of hebben een nieuw btw-identificatienummer
gekregen.
Nieuwe ondernemers krijgen in de regel enkele dagen nadat zij in de administratie
van de Belastingdienst zijn geregistreerd een nieuw btw-identificatienummer.
Het nieuwe btw-identificatienummer gaat in per 1 januari 2020 en moet dan worden gebruikt
in de facturering, voor de Mini One Stop Shop (MOSS) en op websites. Hiermee realiseert
de Belastingdienst de factuurvariant waarbij alle eenmanszaken een nieuw (bsn-loos)
btw-identificatienummer hebben voor hun externe contacten, facturering en voor MOSS,
en hun omzetbelastingnummer houden voor contact met de Belastingdienst. De realisatie
van de factuurvariant heeft binnen het tijdsbestek van een jaar plaatsgevonden. Dat
is snel voor een belangrijke en betrekkelijk omvangrijke vernieuwing waarbij nieuwe
IT-functionaliteiten moesten worden ontworpen en gebouwd en waarbij nieuwe werkprocessen
ontstonden of bestaande werkprocessen moesten worden aangepast. Wij herkennen ons
dan ook niet in het beeld dat het lang zou hebben geduurd.
Voor de realisatie van de factuurvariant is gekozen voor de vorm van een programma
in aanvulling op de topstructuur van de Belastingdienst. Conform een advies van de
ADR zal in 2020 de aansluiting van programmamanagement en de behoeften van de uitvoerende
directies (de business) enerzijds en de SAFe/Agile IV-voortbrenging van IV anderzijds
worden geëvalueerd. De lessen die hieruit worden getrokken, zullen worden meegenomen
in andere trajecten waarin de SAFe/Agile IV-voortbrenging wordt gebruikt.
5.
Wat wordt verstaan onder het terugbrengen van de technische schuld?
Antwoord 5
De term technische schuld wordt gebruikt voor het aangeven van wat ook wel wordt aangeduid
als achterstallig onderhoud van de ICT-applicaties. Elke reguliere applicatie in het
IV-landschap wordt voorzien van een score voor de technische waarde van die applicatie.
Deze score geeft de technische kwaliteit van de applicatie weer. Als deze score onder
een zeker niveau komt – vastgesteld op 50% – dan heeft deze applicatie technische
schuld. Dit is bijvoorbeeld een oude maar stabiele applicatie die weinig veranderingen
aankan. Ook kunnen applicaties op een zogenoemd incourant platform worden uitgevoerd.
Met een incourant platform wordt een omgeving bedoeld, waar de Belastingdienst afscheid
van moet nemen, bijvoorbeeld omdat de leverancier dit platform (op termijn) niet meer
ondersteunt. Als applicaties op een incourant onderliggend platform worden uitgevoerd
dan hebben die applicaties ook technische schuld. De technische schuld van het totale
IV-landschap is het percentage applicaties dat een technische schuld heeft.
In 2017 had meer dan 50% van de applicaties in het landschap een technische schuld.
De doelstelling is om dat terug te brengen naar 30% in 2022. Dit laatste wordt bedoeld
met het terugbrengen van de technische schuld.
7.
Welke correspondentie wordt er vanaf november 2019 niet meer zichtbaar op Mijnbelastingdienst?
Geldt dit ook voor de aangiften en de beschikkingen? Blijft deze correspondentie wel
bewaard en terug te vinden voor de Belastingdienst? Wat als een belastingplichtige
kwade trouw verweten wordt?
Antwoord 7
Alle correspondentie over het belastingjaar 2013 die op Mijnbelastingdienst werd getoond,
is niet meer zichtbaar. De Belastingdienst bewaart correspondentie conform de termijnen
die gelden op basis van de Archiefwet. Na de termijn van vijf jaar kunnen burgers
papieren documenten op schriftelijk verzoek toegezonden krijgen. Burgers kunnen hun
beschikkingen ook nog inzien via de Berichtenbox. Het gaat dan om beschikkingen voor
de inkomstenbelasting vanaf het moment dat de Belastingdienst deze naar de Berichtenbox
is gaan sturen.
8.
Waarom is er nog geen indicatorenmodel toeslaggerechtigden? Op welke wijze zou zo'n
model kunnen bijdragen aan een beoordeling van het handelen van de Belastingdienst
inzake het terugvorderen van toeslagen?
11.
Waarom kan nog geen toelichting worden gegeven op het uitblijven van uitleg over het
hernieuwde uitstel van het indicatorenmodel toeslagen? Valt dit samen met de politieke
afwikkeling van de toeslagenaffaire?
Antwoord 8 en 11
Het indicatorenmodel is een samenstel van cijfermatige indicatoren die uitsluitend
gericht zijn op rechtmatigheid en efficiency. Het indicatorenmodel geeft daarom geen
inzicht in het handelen van de Belastingdienst inzake het terugvorderen van toeslagen.
Een toeslag die rechtmatig en efficiënt wordt vastgesteld, kan immers nog altijd leiden
tot een terugvordering. Daarom is besloten dit indicatorenmodel niet meer te actualiseren.
Het verminderen van terugvorderingen is een belangrijk doel van Toeslagen. Over de
realisatie van dit doel wordt gerapporteerd in de Voortgangsrapportage.
9.
Welke verbeteringen kunnen wat de Auditdienst Rijk (ADR) betreft worden aangebracht
in de voortgangsrapportages om deze inzichtelijker te maken?
10.
Welke informatietechnische verbeteringen zijn te benoemen ten opzichte van de vorige
voortgangsrapportage en welke zijn niet verbeterd?
Antwoord 9 en 10
De ADR heeft zowel bij deze Voortgangsrapportage als bij de vorige Voortgangsrapportage
(Kamerstuk 31 066, nr. 500) geen specifiek onderzoek gedaan naar de inzichtelijkheid van de rapportage. Doel
van het onderzoek van de ADR naar de onderbouwing van de voortgangsrapportages was
de opdrachtgever, de directeur-generaal Belastingdienst, de Staatssecretaris en uw
Kamer te informeren of de onderwerpen van het Jaarplan 2019 Belastingdienst (Kamerstuk
31 066, nr. 523) worden geraakt in de Voortgangsrapportage en zo ja, in hoeverre de gerapporteerde
gegevens in overeenstemming zijn met de onderliggende documentatie. De vraag of er
informatie-technische verbeteringen zouden kunnen worden aangebracht in de rapportage
ligt buiten de scope van het onderzoek. Deze vraag kan ook niet zonder meer worden
beantwoord, zonder nader inzicht te hebben in de behoefte van uw Kamer.
12.
Op welke manier wordt uitvoering gegeven aan het advies om de definities met betrekking
tot de prestatie-indicatoren goed op elkaar af te stemmen?
Antwoord 12
In de jaarcontracten van de verschillende dienstonderdelen van de Belastingdienst
worden de prestatie-indicatoren van de begroting IX opgenomen. Voor de exacte definitie
van deze indicatoren is het kaderdocument «Begrippen en definities Begroting IX» bepalend.
Een aantal dienstonderdelen heeft in een specifiek informatiecontract een nadere uitwerking
gemaakt van de op hun onderdeel betrekking hebbende prestatie-indicatoren. Er vindt
momenteel een controle plaats op de daarin gehanteerde definities. Daar waar definities
afwijken, worden deze aangepast conform het kaderdocument.
13.
Wat verandert er aan de mate van horizontaal toezicht in het jaarplan 2020 ten opzichte
van de voortgangsrapportage/jaarplan 2019?
Antwoord 13
De uitvoerings- en toezichtstrategie van de Belastingdienst is erop gericht dat burgers
en bedrijven bereid zijn uit zichzelf fiscale regels na te leven, zonder dwingende
en veelal kostbare acties van de zijde van de Belastingdienst. Horizontaal toezicht
is een belangrijk onderdeel van het toezicht op bedrijven.
In het Jaarplan 2020 Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nr. 539) zijn verbetervoorstellen en wijzigingen in de werkwijze van het horizontaal toezicht
nader uitgewerkt en toegelicht. Wat ondernemers en fiscaal dienstverleners die willen
deelnemen in horizontaal toezicht kunnen verwachten van de Belastingdienst en omgekeerd,
is verduidelijkt en soms aangescherpt. Zo zien wijzigingen in het horizontaal toezicht
via de fiscaal dienstverleners op hoofdlijnen op een beperking van de looptijd van
het convenant naar vijf jaar, verbeteringen in het proces van vooroverleg en het differentiëren
van het toezicht aan de hand van de verrichte werkzaamheden door de fiscaal dienstverleners.
Verder komt bij de circa honderd grootste en meest complexe ondernemingen het huidige
convenant te vervallen en zal het horizontaal toezicht via een individueel toezichtplan
worden vormgegeven. Een andere verbetering van de werkwijze van het horizontaal toezicht
ziet op de groep grote ondernemingen die qua omvang voldoen aan de criteria van artikel
397, lid 1, Boek 2 BW. Daarvoor gaat een gemoderniseerd en aangescherpt convenant
gelden met een beperkte looptijd van drie jaar. Voor de uitwerking van de wijzigingen
zoeken we de samenwerking met belanghebbenden. Over de gevolgen die deze wijzigingen
hebben op de mate van het horizontaal toezicht, zoals bijvoorbeeld het aantal deelnemers,
informeren wij uw Kamer in de reguliere Voortgangsrapportages van de Belastingdienst.
14.
Hoeveel mensen hebben niet voor 1 juli bericht gehad over hun aangifte en wat was
de oorzaak?
Antwoord 14
Aangiften die worden ingediend vanaf 1 maart tot 1 april van het jaar volgend op het
aangiftejaar vallen in de zogenoemde garantieperiode. De Belastingdienst garandeert
belastingplichtigen die in deze periode aangifte doen, dat zij vóór 1 juli van datzelfde
jaar in reactie op deze aangifte een bericht ontvangen. Meestal is dit bericht direct
een voorlopige of definitieve aanslag. Voor aangiften ingediend vanaf 1 april tot
1 mei geldt heeft de Belastingdienst een inspanningsverplichting om belastingplichtigen
vóór 1 juli een reactie op de aangifte te geven.
In 2019 heeft de Belastingdienst binnen de garantieperiode ruim 6 miljoen aangiften
ontvangen. Alle hierbij betrokken belastingplichtigen hebben voor 1 juli 2019 bericht
gekregen. In circa 6500 gevallen was dit bericht geen aanslag maar een brief waarin
werd medegedeeld dat de aanslag op een later moment zou worden opgelegd.
15.
Welke maatregelen zijn er genomen om achterstanden in de bezwaarschriften tijdig af
te handelen?
16.
Waarom gaan de zwaardere inspanningen op het gebied van bezwaarschriften ten koste
van ander werk? En voor welke werkzaamheden geldt dit?
Antwoord 15 en 16
De Belastingdienst heeft verschillende maatregelen genomen om de achterstanden in
de bezwaar-behandeling terug te dringen. In de brief over de achterstanden in de bezwaarbehandeling2 en in de eerste en tweede voortgangsrapportage zijn deze maatregelen toegelicht.
Allereerst is meer capaciteit beschikbaar gemaakt voor de bezwaarbehandeling.3 Het gaat daarbij voor een deel om extra capaciteit en voor een deel om de inzet van
medewerkers die andere taken vervulden, zoals toezichtwerkzaamheden en fraudebestrijding.
Omdat zowel de financiële middelen, de mogelijkheden voor werving als het absorptievermogen
van de Belastingdienst niet onbeperkt zijn, moet de Belastingdienst keuzes maken ten
aanzien van de inzet van de beschikbare capaciteit. Vanwege het belang dat burgers
binnen de beschikbare termijn een reactie krijgt op een bezwaar, heeft de Belastingdienst
de keuze gemaakt om hier deels medewerkers uit het toezicht en de fraudebestrijding
voor in te zetten en deels zelfs tijdelijk extra medewerkers voor aan te trekken.
Daarnaast verbetert de Belastingdienst de bezwaarbehandeling door hier meer aandacht
aan te geven in de aansturing, door het werk beter te organiseren en door procesvernieuwingen.
Voorbeelden van dergelijke procesvernieuwingen zijn de online bezwaarvoorziening en
het behandelen van digitale wijzigingen van de aangifte als verzoek in plaats van
bezwaar. Over deze vernieuwingen heeft de Belastingdienst in de voortgangsrapportages
gerapporteerd.
17.
Is voldoende geschikt personeel voorhanden om het achterstallige ICT-onderhoud uit
te voeren of zal aanspraak moeten worden gemaakt op externe inhuur?
Antwoord 17
Daar waar nodig wordt gebruikgemaakt van externe inhuur. De werving voor ICT-functies
is geïntensiveerd; het lukt de Belastingdienst steeds beter nieuwe medewerkers aan
te trekken. De Belastingdienst wil de komende jaren de capaciteit eigen personeel
uitbreiden en de capaciteit externe inhuur afbouwen.
18.
Welke ethische aspecten van het werk worden in de opleiding van nieuwe medewerkers
nu sterker benadrukt ten opzichte van vorig jaar in het licht van de toeslagenaffaire?
Antwoord 18
Geloofwaardigheid, zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid zijn de centrale normen
voor het functioneren van de Belastingdienst. In het centrale «onboardingprogramma»
voor nieuwe medewerkers, waarbij deze een uitgebreide introductie krijgen in het werken
bij de Belastingdienst, wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan integriteit, rechtstatelijk
handelen en oog voor de menselijke maat. Een half jaar na instroom wordt een terugkomdag
georganiseerd, die in het teken staat van integriteit en morele oordeelsvorming. Daarbij
worden praktijkvoorbeelden besproken aan de hand van de actualiteit.
19.
Welke voorwaarden worden er gesteld aan het bureau dat het onderzoek moet gaan doen
naar de cultuur binnen de Belastingdienst?
Antwoord 19
De opdracht richt zich op het onderzoeken van de huidige en de gewenste cultuur, hoe
tot de gewenste cultuur te komen en op mijlpalen om tussentijds te sturen en te rapporteren
op de voortgang. De onderzoeksopdracht voor het cultuuronderzoek is als bijlage bij
de brief van 20 september 2019 aan uw Kamer verstrekt (Kamerstuk 31 066, nr. 524). Na de offerte-uitvraag onder de Rijksbrede mantelovereenkomst zijn de verschillende
onderzoeksvoorstellen beoordeeld in relatie tot de opdracht. Het voorstel van Deloitte
sluit het beste aan bij de opdracht en daarin benoemde onderwerpen. Zij presenteerden
de meest gedegen onderzoeksaanpak waarbij aandacht is voor concrete handelingsperspectieven
om de opgedane inzichten op een concrete manier in de praktijk te brengen.
20.
Op welke manier wordt geborgd dat de externe klankbordgroep onafhankelijk kan opereren?
Antwoord 20
De externe klankbordgroep bestaat uit externe, onafhankelijke, gezaghebbende deskundigen
en geeft gevraagd en ongevraagd advies. De klankbordgroep houdt de Belastingdienst
gedurende de looptijd van het programma een spiegel voor. De eerste bijeenkomst vindt
in het eerste kwartaal van dit jaar plaats. Na instelling van de klankbordgroep wordt
de Kamer hierover geïnformeerd.
21.
Kunt u de personeelsmonitor van de Belastingdienst naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 21
Het tweejaarlijkse medewerker onderzoek over de periode 2017–2019 is afgerond. Momenteel
vindt er een interne gespreksronde met medewerkers en leidinggevenden plaats. Zodra
deze is afgerond worden de uitkomsten van de Belastingdienst met uw Kamer gedeeld,
als bijlage bij de eerstvolgende Voortgangsrapportage over het Jaarplan 2019.
22.
Hoe heeft het aantal fte zich over de jaren heen ontwikkeld? Welke afdelingen hebben
significant meer mensen aan het werk gekregen en welke zijn juist afgeslankt?
23.
Hoe kan de teruggang in medewerkers van 29.650 in 2019 naar 29.450 in 2020 worden
verklaard gezien de constatering dat de Belastingdienst het wervingsproces intensiveert?
Antwoord 22 en 23
Conform het huidige meerjarige financiële kader daalt de personele capaciteit van
de Belastingdienst de komende jaren stapsgewijs. Dit verklaart de in vraag 23 bedoelde
teruggang in medewerkers. Daar tegenover staat dat de afgelopen jaren aanvullende
middelen beschikbaar zijn gekomen voor activiteiten zoals Brexit, de aanpak van witwassen,
de uitvoering van nieuwe wetgeving en het sturen op een andere verhouding vast/flex.
De directies die door de aanvullende activiteiten zijn gegroeid zijn de directie Klantinteractie
& Services, Toeslagen en Douane. De directies Centrale Administratieve Processen,
Particulieren en Informatievoorziening zijn juist in omvang afgenomen. Het wervingsproces
is geïntensiveerd om de uitstroom van medewerkers op te vangen.
24.
Kunt u het minder goede verloop van het bestrijden van systeemfraude toelichten?
Antwoord 24
Het statusoverzicht activiteiten Jaarplan 2019 in de voortgangsrapportage biedt in
één oogopslag inzicht in de stand van zaken voor alle activiteiten zoals opgenomen
in het Jaarplan Belastingdienst 2019. Het statusoverzicht is grafisch en geeft niet
direct inzicht in de reden(en) dat activiteiten goed of juist minder goed verlopen.
De Belastingdienst licht daarom een aantal activiteiten uit (gemarkeerd met een sterretje)
en geeft daarover nadere toelichting in de voortgangsrapportage onder uitgelicht/aandachtspunt.
Dat geldt in ieder geval voor alle continue processen die minder goed verlopen.
Voor het bestrijden van systeemfraude specifiek geldt dat de Belastingdienst hier
minder capaciteit op heeft kunnen inzetten dan we hadden gehoopt. De beschikbare capaciteit
is tijdens de rapportageperiode namelijk gedeeltelijk ingezet voor het verminderen
van de achterstanden in de bezwaarbehandeling. Om deze reden is in het statusoverzicht
aangegeven dat het bestrijden van systeemfraude in deze rapportageperiode minder goed
is verlopen.
25.
Welke knelpunten bestaan in telefonische beantwoording? Zijn er groepen vragen die
structureel niet of niet snel worden behandeld en hoe wordt hiernaar gehandeld om
dit te verbeteren?
Antwoord 25
Vanaf medio 2017 waren er twee significante knelpunten, te weten de bereikbaarheid
van de Belastingtelefoon en de kwaliteit van de antwoorden op complexe en niet veel
voorkomende vragen over wet- en regelgeving. Naar aanleiding van de mindere prestaties
op het gebied van bereikbaarheid, is capaciteit toegevoegd aan de Belastingtelefoon
om te zorgen voor een betere bereikbaarheid. Het gaat echter nog niet goed genoeg.
Wij zullen daarom, zoals in de brief van de Minister van Financiën van 11 januari
jl. aangekondigd (Kamerstuk 31 066, nr. 588), een externe partij vragen te adviseren hoe deze fundamentele transformatie van
de dienstverlenende processen van de Belastingdienst, waaronder die bij de Belastingtelefoon
tot stand kan komen teneinde burgers en bedrijven beter en effectiever te woord te
kunnen staan.
26.
Hoe verhoudt de uitstroom zich tot de instroom en is nieuwe uitstroom een belemmering
voor goede opleiding van instroom van nieuwe medewerkers? Wat wordt gedaan om uitstroom
van ervaren medewerkers te voorkomen?
65.
Om welke redenen vindt uitstroom van personeel hoofdzakelijk plaats?
Antwoord 26 en 65
In 2019 stroomde circa 1750 fte uit. De uitstroom bestaat voor een groot deel uit
ervaren medewerkers die uitstromen met de vertrekregeling en medewerkers die uitstromen
vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Deze uitstroom is niet beïnvloedbaar.
Investeren in de ontwikkeling en doorgroeimogelijkheden van medewerkers is een belangrijk
instrument om uitstroom om overige redenen zoveel mogelijk te beperken. In 2019 stroomde
circa 3100 fte in bij de Belastingdienst. Het vraagt veel van de organisatie om deze
nieuwe medewerkers goed te kunnen opleiden en inwerken. Het opleiden en ontwikkelen
van alle medewerkers is de komende tijd dan ook één van de speerpunten op personeelsgebied.
27.
Hoeveel aangiften van particulieren zijn er «uitgeworpen» na de automatische selectie?
Antwoord 27
Bij de Inkomensheffingen (IH) wordt gewerkt met risicoselectie. Alle ontvangen aangiften
Inkomensheffingen worden door het systeem gecontroleerd en krijgen een bepaalde risico-classificatie.
De uitvoerings- en toezichtstrategie van de Belastingdienst is primair gericht op
het voorkomen fouten in plaats van achteraf herstellen daarvan. Afhankelijk van de
effectiviteit van de andere handhavingsinstrumenten, de uitkomsten van de risicoclassificatie
en op basis van de beschikbare kwalitatieve en kwantitatieve capaciteit wordt bepaald
welke aangiften handmatig worden gecontroleerd. De hierna opgenomen tabel geeft het
aantal ontvangen aangiften Inkomensheffingen per kalenderjaar van 2015 tot en met
8 december 2019 weer. Het aantal «traditioneel IH» geeft de aantallen aangiften weer,
die handmatig door vaktechnische medewerkers worden behandeld. Het aantal «Massaal
automatische correctie» geeft de aangiften weer die automatisch door het systeem worden
gecorrigeerd. Ten slotte wordt het totaal aantal behandelde aangiften Inkomensheffingen
weergegeven voor de kalenderjaren 2015 tot en met 8 december 2019. Het gaat om alle
aangiften IH, dus van alle dienstonderdelen tezamen.
Tabel 2. Aantallen aangiften inkomensheffing (IH)
Kalenderjaar
2015
2016
2017
2018
2019
Ontvangen aangiften IH (x 1.000)
11.503
11.705
11.796
12.079
12.676
Traditioneel IH
677.600
567.400
430.300
413.700
378.600
Massaal automatische correctie
334.000
271.900
327.500
142.800
145.000
Totaal behandeld IH
1.011.600
839.400
757.800
556.600
523.600
Het toezicht op aangiften inkomensheffingen kent voor de niet-winstonderdelen een
ander karakter dan het toezicht op bijvoorbeeld winstaspecten. Bij het toezicht op
de IH niet-winst wordt bij vrijwel elke aangifte gebruikgemaakt van de ingevulde informatieregels
in de Vooraf Ingevulde Aangifte (VIA). De VIA biedt ruime mogelijkheden om het doen
van aangifte te vergemakkelijken en het maken van fouten aan de voorkant te voorkomen.
Waar de VIA voor de aangifte inkomstenbelasting over 2015 nog ruim 7,7 miljoen keer
werd gedownload, liep het aantal downloads voor de aangifte inkomstenbelasting over
2018 op naar ruim 9 miljoen. De informatiestroom uit de VIA is de afgelopen jaren
steeds verbeterd, zowel kwantitatief als kwalitatief. Het percentage vooringevulde
loongegevens is gestegen van 97,2% ten behoeve van de aangifte inkomstenbelasting
2016 naar 98,3% ten behoeve van de aangifte inkomstenbelasting 2018. Hoe beter (kwalitatief
en kwantitatief) de invulling van de VIA, hoe beter de kwaliteit van de ingediende
aangiften. De kans op potentiële fouten die correctie noodzakelijk maken neemt daardoor
navenant af. Deze kwaliteitsslag vertaalt zich in een dalend aantal massaal automatisch
opgelegde correcties. Door een effectieve beïnvloeding van het aangiftegedrag aan
de voorkant daalt het correctiepotentieel. De in de tabel waarneembare dalende trend
in het jaarlijkse aantal behandelde aangiften wordt enerzijds veroorzaakt door de
betere kwaliteit van de aangiften door de VIA en beïnvloeding vooraf. Ook dalende
kaders en de voorrang die wordt gegeven aan de inzet op burgergeïnitieerde processen
zoals bezwaar zijn van invloed op het aantal behandelde aangiften. De voorzichtige
inschatting is dat het totaal aantal behandelde aangiften IH in 2019 zal uitkomen
op iets boven de 500.000.
28.
Hoeveel aangiften van particulieren zijn er materieel onderzocht na uitwerping?
Antwoord 28
In het kalenderjaar 2019 zijn tot en met november ruim 500.000 aangiften materieel
behandeld. Onder materiele behandeling wordt verstaan: de aangiften die geautomatiseerd
gecorrigeerd worden, plus de aangiften die handmatig beoordeeld worden.
29.
Hoeveel is er aan naheffing opgelegd en binnengehaald bij particulieren?
Antwoord 29
De Belastingdienst heeft geen informatie over het aantal opgelegde navorderingsaanslagen
en de hoogte van deze aanslagen. Navorderingsaanslagen maken geen standaard deel uit
van het IH-proces. Navorderingsaanslagen worden slechts in een beperkt aantal bijzondere
gevallen opgelegd.
30.
Hoe was de verdeling van de aangiften na de automatische selectie over de verschillende
risicocategorieën?
31.
Hoeveel aangiften van particulieren zijn van categorie 2 naar 1 verplaatst en nog
onderzocht?
Antwoord 30 en 31
Bij de IH wordt gewerkt met risicoselectie, maar de systematiek is anders dan die
bij MKB en kent geen vergelijkbare risicocategorieën. Alle ontvangen aangiften krijgen
een risico-classificatie. Op basis van de beschikbare kwalitatieve en kwantitatieve
capaciteit en de risico-classificatie wordt bepaald welke aangiften handmatig worden
behandeld.
32.
Wat is de reden dat er meer aangiften voor 1 juli zijn ontvangen? Is er minder vaak
uitstel aangevraagd, zijn er meer belastingplichtigen of zijn er ook nog andere redenen?
Antwoord 32
Er is niet onderzocht waardoor er in 2019 meer aangiften zijn ontvangen tijdens de
aangifteperiode (maart en april) dan in het voorgaande jaar. Het gaat om een stijging
van 3,7 procent, van afgerond 9.200.000 aangiften in 2018 naar afgerond 9.500.000
aangiften in 2019. Het aantal belastingplichtigen dat een uitnodiging tot het doen
van aangifte heeft ontvangen is in dezelfde periode gestegen met 1,7 procent. Overigens
lijkt het aantal ontvangen aangiften over het gehele jaar 2019 grosso modo gelijk
te zijn met het voorgaande jaar.
33.
Kunnen de bereikbaarheidscijfers voor de BelastingTelefoon voor elke maand in de laatste
2 jaar gegeven worden, afgezet tegenover het doel?
Antwoord 33
In de hierna opgenomen tabel zijn de percentages van de bereikbaarheid inclusief keuzemenu
opgenomen per maand voor de jaren 2018 en 2019. De bereikbaarheid inclusief keuzemenu
betreft het aantal telefoontjes waarin een beller is geholpen of geïnformeerd afgezet
tegen het totaal aantal binnengekomen telefoontjes. Bellers kunnen worden geholpen
via een belastingtelefoonmedewerker, een bestelautomaat of anderszins via het keuzemenu,
zoals bij voorbeeld aanvraag van uitstel. De bellers die tijdens het keuzemenu ophangen
tellen ook mee in deze bereikbaarheidscijfers.
Tabel 3. Bereikbaarheid inclusief keuzemenu BelastingTelefoon(2018 en 2019)
2018
2019
Januari
78%
84%
Februari
82%
89%
Maart
85%
91%
April
89%
87%
Mei
77%
84%
Juni
76%
85%
Juli
84%
83%
Augustus
84%
84%
September
70%
81%
Oktober
79%
85%
November
88%
85%
December
88%
82%
Gehele jaar
81%
85%
Voor telefonie bestaat er geen streefwaarde per maand. Wel is er een streefwaarde
als gemiddelde voor het kalenderjaar in 2018. Voor 2019 was de streefwaarde in de
eerste twee maanden lager dan in de rest van het jaar. In deze maanden waren de maatregelen
om de bereikbaarheid te verbeteren nog niet volledig doorgevoerd. Hiermee is rekening
behouden in de streefwaarde voor de bereikbaarheid. Als de gerealiseerde cijfers over
de bereikbaarheid inclusief keuzemenu worden afgezet tegenover deze streefwaarden
dan levert dit het volgende beeld op.
Tabel 4. Bereikbaarheid inclusief keuzemenu BelastingTelefoon: streefwaarden en realisaties
(2018 en 2019)
Streefwaarde
Realisatie
2018
> 90%
81%
2019 (periode januari en februari)
> 85%
86%
2019 (periode maart tot en met december)
> 90%
85%
Specifiek was de bereikbaarheid inclusief keuzemenu in de periode die de tweede voortgangsperiode
bestrijkt 84% van mei tot en met augustus 2019.
34.
Hoeveel aangiften van mkb-ondernemers zijn er «uitgeworpen» na de automatische selectie?
35.
Hoeveel aangiften van mkb-ondernemers zijn er materieel onderzocht na uitwerping?
37.
Hoe was de verdeling van de aangiften na de automatische selectie over de verschillende
risicocategorieën?
Antwoord 34, 35 en 37
In de hierna opgenomen tabel is per belastingjaar aangegeven hoeveel aangiften vennootschapsbelasting
de Belastingdienst per belastingjaar van mkb-ondernemers (moet) ontvangen, hoeveel
daarvan in de automatische risicoselectie tot nu toe zijn uitgeworpen, hoeveel zijn
toebedeeld aan categorie 1 en hoeveel uiteindelijk handmatig zijn behandeld. Met name
voor het belastingjaar 2018 is een deel van de aangiften nog niet ontvangen. Daarom
is de uitworp vooralsnog lager dan in voorgaande jaren.
Tabel 5. Aangiften vennootschapsbelasting mkb-ondernemers (2014–2018)
Belastingjaar
2014
2015
2016
2017
2018
(Te) ontvangen aangiften
638.000
656.000
682.000
706.000
733.000
Uitworp
119.000
123.000
121.000
137.000
79.500
Aangiften in categorie 1
80.200
78.400
56.600
63.400
6.350
Handmatig behandelde aangiften
22.600
20.000
14.700
10.600
130
36.
Hoeveel is er aan naheffing opgelegd en binnengehaald bij mkb-ondernemers?
Antwoord 36
De directie MKB heeft tot en met november voor de inkomensheffing € 935 miljoen aan
bruto correctieopbrengst gerealiseerd. Voor de vennootschapsbelasting gaat het om
€ 1.785 miljoen aan bruto correctieopbrengst.
38.
Hoeveel aangiften van mkb-bedrijven zijn van categorie 2 naar 1 verplaatst en nog
onderzocht?
Antwoord 38
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer op 1 februari 2019 uitgebreid geïnformeerd over
de toezichtstrategie voor Vpb-aangiften van het mkb.4 De Belastingdienst maakt aan de hand van de uitvoerings- en toezichtstrategie voortdurend
operationele keuzes over waar de beschikbare capaciteit op wordt ingezet. Om dat zo
goed mogelijk te doen, wordt de beschikbare capaciteit ingezet op de aangiften met
de hoogste risico’s (het zogenoemde risicogerichte toezicht). De risico’s van de aangiften
van mkb-ondernemingen in categorie 2 vragen een nadere beoordeling en op basis van
deze beoordeling worden de aangiften toebedeeld aan categorie 1 of 3. Dit is een dynamisch
proces dat gedurende het jaar voortdurend plaatsvindt. Eind 2019 hebben we ruim 98%
van de ontvangen aangiften beoordeeld, en waar nodig, in behandeling genomen. Op dat
moment waren er nog circa 17.000 aangiften Vpb van mkb-ondernemers in categorie 2
die wachten op een beoordeling. Na weging van het fiscaal belang en de risico’s van
de aangiften Vpb in categorie 2 zijn circa 15.000 aangiften conform aangifte afgedaan.
De overige aangiften wachten nog op een nadere analyse. Hiermee wordt bereikt dat
in het algemeen spoedig duidelijkheid wordt gegeven aan belastingplichtigen. Verder
wordt met dergelijke keuzes geborgd dat de Belastingdienst de beoordeling en behandeling
kan starten van de aangiften voor het belastingjaar Vpb 2018. Zoals uw Kamer weet,
hoeft een aangifte die wordt uitgeworpen in categorie 2 niet onjuist te zijn. Bij
de aangiften in categorie 2 heeft het systeem bij de eerste selectie geen hoge risico’s
geconstateerd, maar is nadere analyse nodig voor de verdere risicokwalificatie. De
aangiften in deze categorie worden minimaal twee keer gewogen: op basis van de selectieregels
en later middels een algemene analyse op het risiconiveau.
39.
Hoeveel aangiften van grote ondernemingen zijn er «uitgeworpen» na de automatische
selectie?
40.
Hoeveel aangiften van grote ondernemingen zijn er materieel onderzocht na uitwerping?
41.
Hoeveel is er aan naheffing opgelegd en binnengehaald bij grote ondernemingen?
42.
Hoe was de verdeling van de aangiften na de automatische selectie over de verschillende
risicocategorieën?
43.
Hoeveel aangiften van grote ondernemingen zijn van categorie 2 naar 1 verplaatst en
nog onderzocht?
Antwoorden vragen 39, 40, 41, 42, 43
De uitworp van de aangiften vindt bij de directie Grote Ondernemingen plaats op basis
van de generieke risicoselectie. Deze systematiek is anders dan die van MKB en kent
niet dezelfde risicocategorieën. Ruim 60% van de aangiften wordt door deze risicoselectie
uitgeworpen en vervolgens door de vaktechnische experts (geoefend oog) bezien en doorgeselecteerd.
De doorselectie vindt mede plaats op basis van klantspecifieke informatie die niet
in het selectiesysteem is ingebouwd. Indien de vaktechnische expert tot het oordeel
komt dat geen sprake is van een (relevant) risico, dan worden deze aangiften op dat
moment versneld of geautomatiseerd afgedaan. Ongeveer 8000 tot 10.000 aangiften van
grote ondernemingen worden jaarlijks intensief behandeld. Voor grote ondernemingen
ziet het beeld met betrekking tot het aantal ontvangen aangiften per belastingjaar,
de uitworp en de traditioneel behandelde aangiften er als volgt uit.
Tabel 6. Aantal aangiften vennootschapsbelasting grote ondernemingen
Belastingjaar
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Ontvangen aangiften1
52.900
55.400
59.000
58.400
28.4002
Uitworp
36.300
38.400
40.800
39.900
16.000
Traditioneel geregeld3
8.600
10.300
10.500
10.400
8.000
8.500
Correctie in belastbare winst (x € miljoen)****
3.548
4.451
3.148
4.649
6.789
7.259
X Noot
1
Betreft het aantal ontvangen aangiften 2018 per 1 december 2019.
X Noot
2
Het aantal verzonden uitnodigingen tot het doen van aangifte voor 2018 bedraagt 64.300.
X Noot
3
Betreft aantal traditioneel geregelde aangiften per kalenderjaar en kan zien op aangiften
uit verschillende belastingjaren.
44.
Wat zijn de meest gehoorde klachten over de (dienstverlening van de) Belastingdienst
voor mkb’ers? Kan een top tien gegeven worden? Welke stappen worden gezet om deze
klachten weg te nemen?
Antwoord 44
Klachten worden door de Belastingdienst niet geregistreerd op basis van doelgroep,
maar op basis van onder meer het belastingmiddel. Klachten van mkb'ers worden dan
ook niet als zodanig geregistreerd. Omdat mkb'ers voor een groot deel de doelgroep
vormen van de belastingmiddelen omzetbelasting en vennootschapsbelasting hebben wij
in dit antwoord informatie over deze specifieke belastingmiddelen opgenomen.
Klachten worden geregistreerd per categorie. De categorieën waarover in 2019 de meeste
klachten zijn ontvangen binnen de hiervoor genoemde groep zijn in volgorde van hoeveelheid
klachten: «onzorgvuldigheid», «informatieverstrekking», «tijdigheid», «automatisering»
en «digitale dienstverlening». Binnen één categorie kunnen de ingediende klachten
variëren. Binnen de categorie «onzorgvuldigheid» zien de klachten bijvoorbeeld zowel
op de gedragingen van de medewerkers van Belastingdienst, als de verstrekte informatie.
Klachten zijn een belangrijk signaal voor de Belastingdienst en om die reden worden
ze continu centraal gemonitord. Concrete signalen worden maandelijks met de diverse
onderdelen van de Belastingdienst gedeeld. Hierbij kan worden gedacht aan klachten
over het feit dat een bepaald proces niet goed functioneert. Daarnaast maakt de Belastingdienst
ieder kwartaal een meer uitgebreide administratie van klachten op. Dit wordt gedeeld
met de desbetreffende dienstonderdelen. Ieder dienstonderdeel werkt op een andere
manier aan het wegnemen van de aanleiding van deze klachten. Verbeteracties worden
niet centraal bijgehouden.
45.
Hoeveel klantcontacten hebben er plaatsgevonden tussen de Belastingdienst en ondernemers
en tussen de Belastingdienst en tussenpersonen (graag uitgesplitst naar het mkb en
het grote bedrijfsleven)?
Antwoord 45
De Belastingdienst onderhoudt met ondernemers en hun vertegenwoordigers contact in
diverse vormen over diverse onderwerpen. Dit gaat om miljoenen contacten, waarbij
kan worden gedacht aan:
– telefonisch contact;
– brieven, e-mails en berichten die over en weer worden verstuurd;
– het raadplegen door ondernemers van websites en het gebruiken van portals;
– betalingen door en aan ondernemers;
– aanslagen die worden opgelegd;
– ondernemingen die worden bezocht door een medewerker;
– contacten tussen grote ondernemingen en hun klantcoördinator bij de Belastingdienst.
Deze omvangrijke en diverse stromen interactie met ondernemers worden niet allemaal
afzonderlijk geregistreerd. De precieze omvang van de hoeveelheid klantcontacten is
dan ook niette geven. Het aantal telefonisch contacten met de Belastingtelefoon wordt
wel geregistreerd. Dit levert de volgende informatie op:
– In de periode van januari tot en met april 2019 zijn er 620.892 telefonische gesprekken
gevoerd door medewerkers van de BelastingTelefoon op de werkstroom Ondernemingen.
In de periode van mei tot en met augustus 2019 waren dat 558.944 telefoontjes. Dit
betreft goeddeels van mkb-ers en ZZP-ers;
– Telefoontjes van intermediairs naar de BelastingTelefoon worden afzonderlijk geregistreerd,
maar daarbij wordt niet bijgehouden of een intermediair belt namens een particulier
of namens een ondernemer. In de periode van mei t/m augustus 2019 zijn er in totaal
288.704 telefoongesprekken gevoerd met intermediairs. In de vier maanden daarvoor
ging het om in totaal 341.405 telefoongesprekken met intermediairs. Over de hoeveelheid
telefonie specifiek van intermediairs over ondernemingen zijn geen cijfers beschikbaar;
– In de periode van januari tot en met april 2019 is er 8630 maal proactief door medewerkers
van de BelastingTelefoon gebeld (tijdens zogenoemde outboundacties, bijvoorbeeld over
de Brexit en over de momenten van indienen van de loonheffing respectievelijk omzetbelasting)
naar ondernemingen (inclusief hun intermediairs). In de periode van mei tot en met
augustus 2019 is er 11.861 keer proactief gebeld.
46.
Hoeveel bezwaren zijn er door mkb-ondernemers ingediend en hoelang was de gemiddelde
reactietijd?
Antwoord 46
In 2019 zijn met betrekking tot de vier grootste middelen: inkomensheffingen, vennootschapsbelasting,
omzetbelasting en loonheffingen, afgerond 350.000 bezwaarschriften van mkb-ondernemers
ontvangen. De gemiddelde doorlooptijd van de behandelde bezwaarschriften van mkb-ondernemers
was in 2019 tot 1 december 2019 146 dagen. Dat betekent dat mkb-ondernemers waarvan
het bezwaarschrift behandeld is, gemiddeld gezien 146 dagen na indiening van het bezwaarschrift
hierop uitspraak hebben ontvangen.
47.
Bij hoeveel burgers is een terugvordering van toeslagen groter dan € 1.000 noodzakelijk
geweest?
Antwoord 47
Met betrekking tot het berekeningsjaar 2018 hebben in 2019 in totaal 122.268 burgers
een terugvordering ontvangen van toeslagen groter dan € 1.000. De verdeling hiervan
is als volgt:
Kinderopvangtoeslag
12.860
Zorgtoeslag
45.618
Kindgebonden budget
7.494
Huurtoeslag
56.296
Deze terugvorderingen vormen ca. 1,6% van het totaal aantal definitief toegekende
toeslagen in 2019 over het berekeningsjaar 2018.
48.
Hoeveel burgers is in onderzoeken naar onterecht aangevraagde toeslagen opzet of grove
schuld verweten?
Antwoord 48
Voor ongeveer 8500 burgers met een nog openstaande schuld is opzet of grove schuld
gesteld. Bij burgers waar nog een deel van de invordering open staat, is de invordering
gepauzeerd.
49.
In hoeveel gevallen is het strafrecht ingezet bij niet-georganiseerde toeslagfraude?
Antwoord 49
In 2019 is in zes individuele gevallen het strafrecht ingezet.
50.
Hoeveel mensen betalen belastingschuld, of toeslagschuld terug via loonbeslag?
Antwoord 50
In het volledige kalenderjaar 2019 is er voor 44.000 personen met een loonbeslag ten
minste één betaling binnengekomen. Dit kan een betaling zijn via het loonbeslag, maar
het kan ook zijn dat de burger zelf de betaling heeft gedaan.
51.
Hoeveel mensen moeten kinderopvangtoeslag terugbetalen?
Antwoord 51
Per 31 december 2019 zijn er 141.000 mensen met minstens één openstaande terugvordering
kinderopvangtoeslag.
52.
Hoeveel mensen moeten huurtoeslag terugbetalen?
Antwoord 52
Per 31 december 2019 zijn er 337.000 mensen met minstens één openstaande terugvordering
huurtoeslag.
53.
Hoeveel mensen moeten zorgtoeslag terugbetalen?
Antwoord 53
Per 31 december 2019 zijn er 659.000 mensen met minstens één openstaande terugvordering
zorgtoeslag.
54.
Hoeveel mensen maken geen gebruik van huur-, zorg- of kinderopvangtoeslag, terwijl
ze daar wel recht op hebben?
Antwoord 54
In het Interdepartementale Beleidsonderzoek Toeslagen 1 (IBO-toeslagen) dat 11 november
jl. aan uw Kamer is gestuurd is een schatting gemaakt van het niet-gebruik van toeslagen
(Kamerstuk 31 066, nr. 540). Circa 9 procent van de huishoudens die aanspraak kunnen maken op huurtoeslag, maakt
hier geen gebruik van. Bij de zorgtoeslag is dat circa 10 procent en bij de kinderopvangtoeslag
is dat circa 4,5 procent.
55.
Hoeveel mensen hebben bezwaar gemaakt tegen het stopzetten van een toeslag? Hoe snel
kregen zij antwoord? Welk deel van de bezwaren is gegrond verklaard?
Antwoord 55
Het aantal bezwaren tegen een stopzetting van een toeslag wordt niet bijgehouden door
de Belastingdienst.
56.
Hoeveel mensen hebben een betalingsregeling vanwege toeslagenschuld?
Antwoord 56
Per 15 november 2019 zijn er circa 575.000 mensen met minstens één lopende betalingsregeling
voor een toeslagschuld.
57.
Hoeveel mensen krijgen boetes vanwege een toeslagschuld? Hoe wordt de hoogte van de
boete bepaald? Hoe hoog is de boeterente voor hen? Hoeveel mensen krijgen geen persoonlijke
betalingsregeling en is dit allemaal vanwege opzet of grove schuld of bestaan hier
ook andere gronden voor?
Antwoord 57
De Belastingdienst legt geen boetes op voor het hebben van een toeslagschuld. Het
is wel mogelijk dat bij het ontstaan van een toeslagschuld een boete wordt opgelegd.
Bijvoorbeeld wanneer sprake is van een verzuim of een verwijt. Wanneer sprake is van
een verzuim of een verwijt, is vastgelegd in het boetebeleid evenals de hoogte van
de boete. De boeterente bedraagt 4%. In 2019 hebben circa 21.400 personen geen persoonlijke
betalingsregeling gekregen. In de meeste gevallen wordt een persoonlijke betalingsregeling
geweigerd omdat er sprake is van voldoende betalingscapaciteit. In de overige gevallen
is opzet of grove schuld een belangrijke reden voor het weigeren van een persoonlijke
betalingsregeling. Opgemerkt wordt dat geen nieuwe gevallen van opzet of grove schuld
worden gesteld voordat er nieuwe kaders zijn vastgesteld.
58.
Zorgt het alleen naar boven bijstellen van het inkomen door de Belastingdienst en
niet het naar beneden bijstellen er niet voor dat mensen te weinig toeslag ontvangen
dan waar ze recht op hebben?
Antwoord 58
Inkomens worden zowel naar boven als naar beneden bijgesteld. Het doel daarvan is
dat de burger in de voorschotfase de toeslag ontvangt waar de burger recht op heeft.
Zo probeert de Belastingdienst om nabetalingen en terugvorderingen bij het definitief
toekennen zoveel mogelijk te voorkomen of te matigen. Het bijstellen van het inkomen
in de voorschotfase zorgt er dus voor dat de burger zoveel mogelijk ontvangt waar
hij of zij recht op heeft. Overigens heeft de burger ook altijd zelf de mogelijkheid
wijzigingen door te geven.
59.
Door welke afdeling binnen de Belastingdienst zijn de vergrijpboetes aan een mogelijke
facilitator opgelegd?
Antwoord 59
Vergrijpboetes worden opgelegd door de afdeling fraude. In 2019 zijn geen vergrijpboetes
opgelegd aan mogelijke facilitators. Als sprake is van een vermoeden van fraude door
een facilitator wordt het strafrecht ingezet. In 2019 is in drie gevallen het strafrecht
ingezet waarbij vermoedelijk sprake is van fraude door een facilitator.
60.
Hoeveel rulings (in absolute en relatieve zin) zijn tot op heden afgewezen en om welke
redenen?
61.
Hoeveel grote ondernemingen en hoeveel mkb-ondernemingen hebben een ruling aangevraagd?
Antwoorden vragen 60 en 61
In antwoorden op de schriftelijke vragen over de eerste voorgangsrapportage Belastingdienst
2019 heeft de Staatssecretaris van Financiën aangegeven dat er in het eerste half
jaar 2019 622 APA- (inclusief DVL) en ATR-verzoeken afgedaan. Er zijn 506 verzoeken
toegekend. De overige 116 verzoeken zijn afgewezen, ingetrokken of buiten behandeling
gesteld. Er wordt niet geregistreerd of dit een grote onderneming of een mkb-onderneming
is. Conform de toezegging om jaarlijks te rapporteren over de APA-ATR-praktijk zal
de Kamer dit voorjaar worden geïnformeerd door middel van een jaarverslag over alle
rulings met een internationaal karakter over het gehele jaar 2019.
62.
Hoe wordt de effectiviteit van de extra gelden voor de FIOD en het bestrijden van
witwassen gemonitord en geëvalueerd?
Antwoord 62
De effectiviteit van de extra middelen voor onder andere de FIOD in de aanpak van
witwassen wordt in samenhang met het reeds bestaande anti-witwasbeleid doorlopend
geëvalueerd. Hiervoor bestaat een beleidscyclus van beleidsmonitoren en nationale
risicoanalyses. Deze evaluaties worden met uw Kamer gedeeld. Daarnaast wordt het anti-witwasbeleid
van Nederland in 2021 door de Financial Action Task Force (FATF) geëvalueerd. Een
belangrijk onderdeel van deze beoordeling is de effectiviteit van het beleid.
63.
Wat zijn de grootste ervaren knelpunten in het tegengaan van ondermijnende criminaliteit
vanuit de Belastingdienst? Welke stappen worden er gezet om deze knelpunten weg te
nemen?
Antwoord 63
De Belastingdienst ervaart bij het tegengaan van ondermijnende criminaliteit knelpunten
op het gebied van het uitwisselen van gegevens met partners en de opbouw van extra
capaciteit. Dat wordt hierna toegelicht.
Gegevensuitwisseling
Voor het verstrekken van gegevens vanuit de politie en bijzondere opsporingsdiensten
aan toezichthoudende instanties, zoals de Belastingdienst, en vice versa is een wettelijke
grondslag nodig. Daarbij moet tevens rekening gehouden worden met de verschillende
wettelijke regimes.
Opbouw van extra capaciteit
De Belastingdienst heeft zoals bekend extra middelen ter beschikking gekregen ten
behoeve van de aanpak van ondermijnende criminaliteit. De uitbreiding van capaciteit
vraagt een inzet om nieuwe medewerkers te werven, op te leiden en te begeleiden. Een
knelpunt bij het inzetten van extra capaciteit is ten eerste dat in de huidige krappe
arbeidsmarkt (geschikte) kandidaten in veel gevallen niet of onvoldoende beschikbaar
en ten tweede dat zij na instroom vanzelfsprekend niet direct inzetbaar zijn. De duur
van de inwerkperiode en het opleidingstraject is afhankelijk van het type werkzaamheden.
Hier dient rekening mee gehouden te worden bij de te verwachten resultaten.
In nauw overleg met het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) wordt gekeken
welke maatregelen kunnen bijdragen aan het oplossen van de hiervoor benoemde knelpunten.
Zo wordt het wetsvoorstel «gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden» door JenV
gereed gemaakt voor indiening bij uw Kamer. Dit wetsvoorstel moet de gezamenlijke
verwerking van gegevens door partijen in samenwerkingsverbanden van een betere wettelijke
grondslag voorzien en waar nodig vergemakkelijken. Om het hiervoor benoemde knelpunt
bij het inzetten van extra capaciteit weg te nemen, wordt in veel gevallen gebruikgemaakt
van ervaren medewerkers die worden doorgeschoven.
64.
Wat zijn de grootste ervaren knelpunten in het tegengaan van witwassen vanuit de Belastingdienst?
Welke stappen worden er gezet om deze knelpunten weg te nemen?
Antwoord 64
De Belastingdienst ervaart knelpunten in het kunnen delen van informatie en gegevens
met (buitenlandse) partners en de geheimhouderproblematiek. De recente wetgeving rondom
het delen van gegevens met derde (niet-EU) landen maakt de informatie- en gegevensdeling
nog ingewikkelder. In de aanpassing van de Wet politiegegevens (als gevolg van de
implementatie van Richtlijn (EU) 2016/680 gegevensbescherming opsporing en vervolging)
is de informatiedeling binnen de EU gemakkelijker gemaakt. Daar tegenover is de informatie-uitwisseling
met niet EU-landen complexer geworden. De FIOD ervaart daarnaast in haar onderzoeken
knelpunten die te maken hebben met de geheimhoudingsproblematiek (misbruik verschoningsrecht).
Voor het wegnemen van knelpunten vindt overleg plaats tussen de uitvoerende diensten
en de betrokken beleidsdepartementen. In het plan van aanpak witwassen van de Ministers
van Financiën en van JenV is een aantal maatregelen opgenomen dat geconstateerde risico’s
en voorgestelde aanbevelingen bevat om witwassen op een gezamenlijke en effectieve
wijze tegen te gaan. Om informatie- en kennisdeling internationaal mogelijk te maken
is de FIOD gestart met het initiëren van internationale samenwerking in J5 (Joint
Chiefs of Global Tax Enforcement) en FCINet (Financial Criminal Investigation Netwerk)
verband. Nationaal wordt onder meer binnen het FEC (Financieel Expertise Centrum)
de samenwerking met de private sector geïntensiveerd. Inmiddels is gezamenlijk met
de banken een project gestart in de aanpak van Trade Based Money Laundering, wat witwassen
via goederenstromen behelst.
66.
Welke doelen zijn er voor de jaren tot 2025 gesteld in de meerjarige personeelsplanning?
Antwoord 66
Iedere directie van de Belastingdienst heeft een Meerjarig Personeelsplan (MPP), dat
jaarlijks wordt geactualiseerd. Het doel van de MPP is om de opgave van de directies
en de Belastingdienst te vertalen naar een kwantitatief en kwalitatief beeld van het
huidige en toekomstige benodigde personeelsbestand en de investeringen die nodig zijn
om dit personeelsbestand te realiseren. Op basis van de MPP’s worden vervolgens jaarlijks
de wervings- en opleidingsplannen bepaald. Rekening houdend met interne en externe
ontwikkelingen kunnen er per jaar accentverschillen zijn tussen de opeenvolgende MPP’s.
Zo legt het komende MPP 2020–2024 naast instroom ook accent op Leren en Ontwikkelen.
Het formatieve kader is het uitgangspunt voor het MPP.
67.
Wordt het cultuurveranderingsprogramma hoofdzakelijk gericht op de bestuurlijke top
of is het overige personeel hier ook bij betrokken?
68.
Waarom is voor een top-downprincipe als top-200-bijeenkomsten gekozen? Hoe gaat de
wens tot cultuurverandering bij andere werknemers terechtkomen?
Antwoord 67 en 68
Het cultuurprogramma is gericht op alle medewerkers van de dienst, van de bestuurlijke
top tot en met alle medewerkers op de werkvloer. Er is gekozen voor zowel een top-downaanpak
vanuit de bestuurlijke top (de top-200-bijeenkomsten) als een bottom-upaanpak door
gesprekken met medewerkers (rondetafelgesprekken). De top-200-bijeenkomsten hebben
specifiek tot doel de leidinggevenden te activeren en bewust te maken in hun rol in
de cultuurverandering voor de gehele Belastingdienst.
69.
Door welke ervaring en vanwege welke redenen moet de aanpak gewijzigd worden?
Antwoord 69
Door de benoeming van «Cultuur» als vierde pijler van «Beheerst Vernieuwen» wordt
aan de menselijke kant meer aandacht gegeven. Het bestaande traject Leiderschap en
Cultuur van de Belastingdienst is geïntensiveerd. Het cultuurprogramma is stevig en
niet vrijblijvend.
De veranderkundige aanpak wordt niet gewijzigd, maar geïntensiveerd met een aantal
extra acties. In 2020 wordt de aanpak herijkt, naar aanleiding van de uitkomsten van
het externe onderzoek naar de cultuur van de Belastingdienst. Daarbij zal ook de input
uit het medewerkersonderzoek en de FNV-enquête meegenomen worden. Dit kan mogelijk
leiden tot aanvullende wijzigingen in de aanpak om zo uiteindelijk tot een zo goed
mogelijk cultuurprogramma te komen.
70.
Op welke manier wordt de aanpak voor de ontwikkeling van managementinformatie en risicomanagement
gewijzigd?
Antwoord 70
De inventarisatie en impactbepaling bij de eerste drie ketens (Auto, Bezwaar, beroep
& klachten en Inning & betalingsverkeer) is geëvalueerd. We hebben geconstateerd dat
meer maatwerk nodig is bij het ontwikkelen van managementinformatie en risicomanagement,
omdat de ontwikkelstadia van de ketens meer divers zijn dan bij de start van het programma
werd aangenomen. Daarom is eind 2019 een inventarisatie bij de overige ketens uitgevoerd.
Naar aanleiding van deze inventarisatie is de aanpak begin 2020 aangepast, om effectiever
aan te sluiten bij de verschillen in ontwikkelbehoefte. In de Kamerbrief «Versterken
besturing Belastingdienst» van 11 januari 2020 heeft de Minister van Financiën aangekondigd
dat het programma Managementinformatie en Risicomanagement geïntensiveerd zal worden.
Dit betekent een intensievere aanpak, waarin het beschikbaar maken van informatie
ten aanzien van de fiscale processen prioriteit krijgt.
71.
Kunt u een uitgebreide toelichting geven op het programma Leiderschap en Cultuur?
Hoe is dit programma vormgegeven? Wat is het doel van het programma? Op basis waarvan
is het programma vormgegeven?
Antwoord 71
Over de invulling van het programma Leiderschap en Cultuur heeft de Staatssecretaris
van Financiën op 20 september 2019 een brief naar uw Kamer gestuurd. De brief van
de Minister van Financiën van 11 januari jl. besteedt hier eveneens aandacht aan.
Het bestaande traject cultuur en leiderschap van de Belastingdienst wordt geïntensiveerd
en met extra acties uitgebreid. Het betreft een stevig en niet vrijblijvend meerjarig
programma. In de beoogde cultuur staan burgers en bedrijven centraal. Uitgangspunten
zijn een Belastingdienst:
• waar leiderschap, rechtstatelijk handelen, oog voor de menselijke maat en eigenaarschap
centraal staan,
• waar heldere en concrete afspraken zorgen voor goed lopende werkprocessen en resultaten,
• waar samenwerken zorgt voor verbinding en het snel oplossen van problemen,
• waar een open en veilig klimaat is waar medewerkers zich veilig voelen, waar dilemma’s
worden besproken en wordt gereflecteerd op wat beter kan,
• met een klimaat waar fouten mogen worden gemaakt, die fouten op het juiste niveau
worden gemeld, en nadrukkelijk van fouten wordt geleerd.
Basis van het programma zijn uitkomsten van diverse onderzoeken naar leiderschap en
cultuur. Het programma richt zich op alle leidinggevenden en medewerkers van de Belastingdienst
en werkt langs de invalshoek van de dagelijkse werkpraktijk, op alle niveaus binnen
de organisatie. Naast de centrale aanpak is ook in elk organisatieonderdeel een aanpak
gestart die specifiek is toegesneden op het werk en de taal van dat onderdeel. De
activiteiten die daarbij horen zijn uitgebreid toegelicht in het Jaarplan Belastingdienst
2020.
72.
Hoe ziet de ontwikkeling in key performance indicators (kpi’s) eruit? Blijft de Belastingdienst
ambitieuze doelen stellen om zo te komen tot een steeds hogere realisatie van kpi’s
wat de strategie en de missie ten goede komt?
Antwoord 72
We hebben geconstateerd dat de huidige set indicatoren niet voldoende aansluit bij
de uitvoerings- en toezichtstrategie van de Belastingdienst en dat de samenhang van
het geheel verbetering behoeft. Bij het herijken van de huidige set indicatoren wordt
gestreefd naar een samenhangend inzicht met meer zeggingskracht en handelingsperspectief.
De Belastingdienst wil met de vernieuwde set van indicatoren zoveel mogelijk inzicht
geven in de effecten van de uitgevoerde activiteiten op het gedrag van burgers en
bedrijven (doeltreffendheid) en de maatschappelijke outcome (compliance). Het ontwikkelen
van een dergelijk samenhangend inzicht is complex. Het vergt heldere doelen en tussendoelen,
inzicht in de (veronderstelde) relatie tussen inzet en beoogde effecten én een uitwerking
van onderliggende meetbare indicatoren. Hieraan is in het afgelopen jaar gewerkt en
wordt in 2020 verder gewerkt.
73.
Hoe kan het grote verschil in percentage worden verklaard in de norm en de realisatie
in het aantal afgehandelde bezwaren binnen de Awb-termijn?
74.
Welke stappen worden gezet om dit te verbeteren?
Antwoord 73 en 74
Bij de bezwaarbehandeling zijn achterstanden ontstaan. Over deze achterstanden en
de aanpak daarvan is uw Kamer geïnformeerd in november 20188 en vervolgens bij de eerste en de tweede voortgangsrapportage.9 Om de achterstanden weg te werken en de Awb-conformiteit te verhogen zet de Belastingdienst
extra capaciteit in, wordt hier meer aandacht aan besteed in de aansturing, wordt
het werk beter georganiseerd en worden procesvernieuwingen doorgevoerd.
75.
Waarom wordt het doel bij «Percentage aangiften inkomensheffingen» en «vennootschapsbelasting
tijdig ontvangen» niet gehaald? Welke stappen worden gezet om dit te verbeteren?
Antwoord 75
De indicator tijdigheid ingediende aangifte inkomensheffingen (IH) en vennootschapsbelasting
(Vpb) ziet op aangiften die binnen de in de aangiftebrief gestelde termijn zijn ingediend.
Daarbij wordt rekening gehouden met verleend uitstel en de uitstelregeling belastingconsulenten
(de zogenoemde Becon-regeling). Ieder jaar zet de Belastingdienst diverse middelen
in om dit percentage zo hoog mogelijk te krijgen. Zo ook in 2019.
Voor de IH zet de Belastingdienst een grote aangiftecampagne in, waarin aangifteplichtigen
via verschillende (media)kanalen worden geïnformeerd over het tijdvlak waarin zij
aangifte moeten doen. De Belastingdienst maakt het aangifteplichtigen – met de inzet
van vooringevulde gegevens – zo gemakkelijk mogelijk om aangifte te doen. Ook wordt
de aangifteplichtige na de aangifteperiode schriftelijk herinnerd aan de aangifteplicht
in het geval de burger nog geen aangifte heeft gedaan. De Belastingdienst gebruikt
aanmaningen en ambtshalve opgelegde aanslagen om burgers te motiveren in navolgende
jaren wel tijdig aangifte te doen.
Voor de Vpb wordt een soortgelijk proces gevolgd. Na de vervaldatum verstuurt de Belastingdienst
binnen één tot anderhalve week een herinnering tot het doen van aangifte aan ondernemingen.
Als de belastingplichtige niet binnen de verlengde termijn alsnog aangifte doet, wordt
een aanmaning verstuurd, inclusief een verzuimboete. Aangifteplichtigen die geen aangifte
indienen ontvangen een ambtshalve aanslag met een verzuimboete. Deze boetes zijn bedoeld
als prikkel om volgend jaar wel tijdig aangifte te doen. Iedere uitgenodigde belastingplichtige
krijgt daarmee uiteindelijk een definitieve aanslag, ongeacht of er (tijdig) aangifte
is gedaan. Het hele proces is erop gericht om aangifteplichtigen te stimuleren om
tijdig aangifte te doen en niet direct na de vervaldatum te confronteren met een ambtshalve
aanslag en/of een verzuimboete.
76.
Waarom is gekozen voor een toeslagschuld van € 500 als indicator voor het succes van
de toekenning van toeslagen? Hoeveel betalingsregelingen worden aangevraagd voor deze
bedragen en geeft dit aanleiding om deze grens lager te stellen?
Antwoord 76
Om (hoge) terugvorderingen te voorkomen, moet het verleende voorschot zo goed mogelijk
aansluiten bij de definitieve toekenning. De indicatoren zijn bedoeld om dit te meten.
De normbedragen van € 500, en voor de kinderopvangtoeslag € 1.000, zijn ontwikkeld
naar aanleiding van het «Effectonderzoek handhaving toeslagen» waarover uw Kamer in
de 15e Halfjaarsrapportage van de Belastingdienst is geïnformeerd. We hebben op dit moment
geen reden om de genoemde normbedragen aan te passen.
77.
Wat is de reden van het hoge aantal ernstige productieverstoringen?
Antwoord 77
In de rapportageperiode waarop de tweede Voortgangsrapportage Belastingdienst 2019
slaat, was het aantal ernstige productieverstoringen iets hoger dan in dezelfde periode
in 2018. Inmiddels blijkt dat over 2019 het totaal aantal ernstige productieverstoringen
iets lager uitkomt dan in 2018. In 2019 kende de Belastingdienst 67 ernstige productieverstoringen
tegen 69 in 2018.
Een verstoring wordt geteld als een ernstige productieverstoring als de verstoring
gevolgen heeft voor meer dan één burger of bedrijf. Van de 67 ernstige productieverstoringen
in 2019 is een aantal veroorzaakt door externe oorzaken. Hierbij kan worden gedacht
aan het niet bezorgen van de post (drie verstoringen), een ddos-aanval die merkbaar
was voor burgers of bedrijven of een verstoring in het telefoonnetwerk waardoor de
BelastingTelefoon deels tijdelijk niet bereikbaar was.
Uit analyse blijkt dat in de afgelopen jaren de oorzaken van de meeste productieverstoringen
intern liggen bij IV (ontwerp) of bij beheer, dat wil zeggen menselijk handelen in
de productiefase. De vele afhankelijkheden tussen de verschillende systemen, het complexe
IV-landschap, de uitstroom van ervaren medewerkers en het niet altijd aanwezig zijn
van (automatische) beheervoorzieningen waardoor er handmatig moet worden ingegrepen
zijn de hoofdoorzaken van het ontstaan van een productieverstoring.
Ondertekenaars
-
, -
, -
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier