Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sienot over het artikel ‘Nederland zal veel eerder en veel meer gas moeten importeren dan tot nu werd gedacht’
Vragen van het lid Sienot (D66) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het artikel «Nederland zal veel eerder en veel meer gas moeten importeren dan tot nu werd gedacht» (ingezonden 30 januari 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 19 februari
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Nederland zal veel eerder en veel meer gas moeten importeren
dan tot nu werd gedacht»?1
Antwoord 1
Ja. Het artikel heeft betrekking op een recente studie van The Hague Centre for Strategic
Studies over verslechterende vooruitzichten voor gaswinning uit de kleine velden.
Vraag 2
Herkent u de conclusie van de onderzoekers dat de opbrengsten van de kleine gasvelden
lager zijn dan geraamd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
De studie beschrijft verschillende scenario’s voor het tempo waarmee gasproductie
uit de kleine velden kan afnemen.2 Volgens de onderzoekers zijn de voornaamste invloedfactoren niet het technisch of
geologisch potentieel, maar het investeringsklimaat voor gaswinning in Nederland en
de gasprijs. Op 30 mei 2018 heb ik de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de
prognose van gasproductie uit de kleine velden.3 Bij deze inschatting is middels een bandbreedte rekening gehouden met het investeringsklimaat,
welke deels samenhangt met de gasprijs, en daarom herken ik de conclusie van de onderzoekers
dat toekomstige gasproductie mogelijk lager kan uitvallen dan voorheen verwacht. Voor
aanvullende informatie over gasproductie uit de kleine velden verwijs ik u naar het
jaarverslag «Delfstoffen en aardwarmte in Nederland» van TNO.4
Vraag 3 en 4
Deelt u de mening dat de stijgende vraag naar gas uit kleine gasvelden niet mag leiden
tot concessies in het beschermen van omliggende natuur en de veiligheid van de omwonenden?
Zo nee, waarom niet?
Hoe garandeert u dat de groeiende vraag naar gaswinning uit kleine gasvelden, niet
leidt tot onzorgvuldige procedures voor natuur, leefomgeving en draagvlak?
Antwoord 3 en 4
Voor opsporing en winning van delfstoffen is een vergunning vereist krachtens de Mijnbouwwet.
In de procedure van verlening wordt een zorgvuldige afweging gemaakt over de veiligheid
en risico’s voor omwonenden, gebouwen en infrastructuur, en de nadelige effecten voor
milieu en natuur. Alleen wanneer deze risico’s en nadelige effecten aanvaardbaar zijn,
wordt een vergunning verleend. De gasvraag heeft geen invloed op de hierboven geschetste
afwegingen.
Een groot deel van het primaire energieverbruik in Nederland is aardgas. De sluiting
van het Groningengasveld en de gestage daling van gaswinning uit de kleine velden
heeft tot gevolg dat de import van aardgas snel toeneemt. Het PBL5 verwacht voor het jaar 2030 een binnenlandse gasvraag van 30 miljard Nm3 waarvan mogelijk 11 miljard Nm3 uit eigen land komt. Tot 2050 blijft aardgas een onderdeel van de Nederlandse energiemix.
Tegelijkertijd neemt het kabinet maatregelen om het verbruik van aardgas terug te
dringen. In het Klimaatakkoord is bijvoorbeeld de ambitie gesteld om 1,5 miljoen bestaande
woningen aardgasvrij te maken. In totaal verbruiken deze huishoudens ongeveer 2 miljard
Nm3 aardgas per jaar.6 Dit staat wat betreft de hoeveelheid energie gelijk aan de productie van zes windparken
zo groot als Borssele 1 en 2. Vervanging van aardgas is een ingewikkelde en omvangrijke
opgave.
Tijdens de transitie naar duurzame energiebronnen geeft het kabinet de voorkeur aan
gaswinning in eigen land (boven import van aardgas), wanneer dit veilig kan. Dit is
namelijk beter voor klimaat, werkgelegenheid, economie, behoud van kennis van de diepe
ondergrond en aanwezige gasinfrastructuur, en leidt tevens tot minder afhankelijkheid
van import uit andere landen. Ook in het Onderhandelaarsakkoord voor de Noordzee onderschrijven
de betrokken partijen het belang van de winning van eigen aardgas.7 Daarmee kom ik tot de slotsom dat de gasproductie uit kleine velden ook de komende
jaren moet worden gestimuleerd, teneinde de daling af te remmen.8 Dit wil ik onder meer bereiken via een voorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet
waarin de generieke investeringsaftrek op de Noordzee wordt vastgelegd, teneinde economisch
perspectief voor gaswinning op de Noordzee te behouden.
Vraag 5
Indien de vijf kuub gas in 2030 klopt, wat betekent dit voor de verwachte CO2-uitstoot in Nederland in 2030?
Antwoord 5
Er is geen invloed op de verwachte CO2-uitstoot in Nederland om dat de emissie van de verbranding van aardgas wordt toegerekend
aan het land waar die verbranding plaatsvindt, namelijk Nederland. Het maakt vanuit
die invalshoek niet uit of het gas in Nederland gewonnen is of niet. Wel leidt de
import van aardgas, mede als gevolg van het noodzakelijke transport, tot een hogere
CO2-uitstoot mondiaal. Deze extra CO2-uitstoot is 20–30% hoger dan bij gasproductie in eigen land.
Vraag 6
Bent u bereid om in gesprek te gaan met Noorwegen over de mogelijkheden tot de import
van Noors gas?
Antwoord 6
Het is aan marktpartijen om aardgas in te kopen. De overheid sluit hiervoor geen contracten
met landen en kan bedrijven ook geen aanwijzingen geven over waar zij hun gas vandaan
moeten halen. De Nederlandse markt staat open voor eenieder die hier gas wil verkopen.
Dit is geheel in lijn met de regels van de Europese interne markt.
Wel is geregeld contact met Noorwegen over de ontwikkelingen op energiegebied. Afgelopen
zomer is een delegatie van mijn ministerie op bezoek geweest om de (middel)lange termijn
ontwikkelingen, wat betreft gaswinning, te bespreken. Tijdens dit bezoek bleek dat
de Noorse gasproductie de komende jaren constant blijft. Bovendien zal de concurrentie
om het aanwezige Noorse gas toenemen met de aanleg en ingebruikname van de Baltic
Pipe, de nieuwe pijpleiding van Noorwegen naar Denemarken en Polen. Deze pijpleiding
is naar verwachting in 2022 operationeel.
Vraag 7
Hoe voorkomt u dat Nederland na 2030 voor een belangrijk deel in haar energiebehoefte
afhankelijk blijft van (geïmporteerd) gas?
Antwoord 7
Op korte en middellange termijn, en zeker tot 2030, zal de Nederlandse en ook de Europese
import van aardgas stijgen. Voor Nederland komt dit door de uitfasering van het Groningengas
en de gestage daling in gaswinning uit de kleine velden, alsmede door de afnemende
winning in andere landen in Noordwest-Europa. De winning daalt sneller dan de vraag,
zelfs bij de afspraken uit het Klimaatakkoord voor de reductie van CO2-emissies. Aangezien het besluit genomen is om de gasproductie uit het Groningenveld
te stoppen, heb ik verder geen mogelijkheden om te voorkomen dat Nederland in 2030
voor een groot deel van de energievoorziening afhankelijk zal zijn van geïmporteerd
gas. Daarbij voer ik voorwaardenscheppend beleid zodat gas, ook in de vorm van LNG,
vanuit meerdere bronnen kan worden aangevoerd. Over dit beleid heb ik u vorig jaar
geïnformeerd in de Kamerbrief van 20 mei 2019.9 Uiteindelijk is het aan marktpartijen om gas in te kopen.
Voor de periode na 2030 geldt dat (koolstofarm)gas een rol zal spelen voor het energiesysteem
en de industrie. Duurzame moleculen zijn efficiënter, en bovendien goedkoper grootschalig
te transporteren en op te slaan dan elektronen (elektriciteit).10 Ik erken wel de noodzaak om, ook in Europees verband, de CO2-uitstoot van het gassysteem te verminderen. Dit doe ik onder meer door de inzet op
groengas en waterstof. In de kabinetsvisie waterstof, welke ik dit voorjaar aan de
Tweede Kamer zal versturen, ga ik hier nader op in. Daarbij volgt het kabinet de ontwikkelingen
rond de opkomende wereldhandel voor duurzame waterstof nauwlettend. Dit gebeurt zowel
via bilaterale contacten met belangrijke spelers als via multilaterale organisaties,
zoals de EU, de Verenigde Naties, het Internationaal Energie Agentschap (IEA), het
Internationale Hernieuwbare Energie Agentschap (IRENA), de International Partnership
for Hydrogen and Fuel Cells in the Economy (IPHE), de Fuel Cells and Hydrogen Joint
Undertaking (FCHJU), en de Hydrogen Energy Ministerial. Hierbij gaat het om ontwikkelingen
in verschillende delen van de wereld, momenteel met name in Australië, Japan, Zuid-Korea,
de VS maar ook in Europese landen, zoals Portugal en Spanje.
Vraag 8 en 9
Op welke wijze draagt u er zorg voor dat het Klimaatakkoord spoedig wordt uitgevoerd,
zodat met stijging van duurzame energieopwekking in Nederland, de afhankelijkheid
van gaswinning in Nederlandse gasvelden en import van gas kan worden verminderd?
Zijn de uitkomsten van dit onderzoek aanleiding voor u om bij de uitvoering van het
Klimaatakkoord de afhankelijkheid van gas in de industrie sneller terug te brengen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8 en 9
In het Klimaatakkoord gaat het naast het terugdringen van CO2-emissies ook om de betrouwbaarheid en betaalbaarheid van de energievoorziening. Tegen
die achtergrond is te snel afscheid nemen van aardgas een onverstandige keuze. Ik
ben dus niet voornemens om de binnenlandse gasvraag sneller terug te brengen dan nu
in het Klimaatakkoord voorzien. Daarbij is het kabinet voortvarend aan de slag met
de uitvoering van het Klimaatakkoord waardoor in de gehele samenleving het gebruik
van aardgas zal afnemen, zowel bij huishoudens als bij bedrijven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.