Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Lodders en Nijkerken-de Haan over het bericht 'Gehandicapte mag werkbonus nog steeds niet houden, Kamerleden boos'
Vragen van de leden Lodders en Nijkerken-de Haan (beiden VVD) aan de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Gehandicapte mag werkbonus nog steeds niet houden, Kamerleden boos» (ingezonden 21 januari 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens
de Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 19 februari
2020).
Vraag 1, 2
Herinnert u zich de schriftelijke vragen van de leden Nijkerken-de Haan en Aukje de
Vries d.d. 4 april 2019 over een Facebookbericht dat de heer Van Steenbergen de bonus
van zijn werkgever in verband met zijn 12,5 jarig werkjubileum moest inleveren bij
het UWV omdat deze verrekend moest worden met zijn Wajong-uitkering?1
2
Deelt u de mening dat voor deze specifieke groep mensen heel zuur is dat ze deze bonus
niet mogen houden?
Antwoord 1, 2
Ik heb kennisgenomen van het genoemde bericht en kan mij goed voorstellen dat het
wrang kan overkomen dat iemand een eenmalige beloning na jarenlange inzet voor een
werkgever moet inleveren. Ik begrijp de verontwaardiging die daarover is ontstaan.
Vraag 3
Is het mogelijk de Wet op de loonbelasting 1964 aan te passen voor specifiek deze
doelgroep? Wat zijn de verdere consequenties van deze genoemde wetswijziging?
Antwoord 3
Bij het opstellen van de lagere regelgeving met betrekking tot onder andere het al
dan niet verrekenen van extra’s zoals een bonus of gratificatie (Algemeen inkomensbesluit
en Regeling samenloop) is de keuze gemaakt, mede omwille van eenvoud en uniformiteit,
om voor de uitleg van een aantal begrippen aan te sluiten bij de Wet op de Loonbelasting
1964 (Wet LB 1964). Dit kan als gevolg hebben dat als sprake is van loon volgens de
Wet LB 1964, dit loon gelet op de voornoemde lagere regelgeving wordt verrekend met
de Wajonguitkering. In dat licht ligt het niet voor de hand om de Wet LB 1964 aan
te passen enkel en alleen om deze verrekeningsmethodiek aan te passen. De Wet LB 1964
regelt de heffing van de loonbelasting en is niet het geëigende instrument om een
wijziging te bewerkstelligen op een terrein dat geen betrekking heeft op de loonbelasting.
Vraag 4
Zo nee, bent u bereid om conform motie Nijkerken-de Haan/Peters3 ook voor de Wajongers te inventariseren welke alternatieve stappen er gezet kunnen
worden om deze groep te helpen en de Kamer hierover in het eerste kwartaal te informeren?
Antwoord 4
Naar aanleiding van een soortgelijke casus heb ik in de beantwoording van de vragen
van de leden Nijkerken-de Haan en Aukje de Vries (beiden VVD)4 in het voorjaar van 2019 een verkenning aangekondigd om extra’s (zoals een bonus
of gratificatie) boven het maandinkomen niet te verrekenen met de inkomensondersteuning.
In de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel vereenvoudiging Wajong
heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de verkenning van opties
om extra’s (zoals een bonus of gratificatie) boven het maandinkomen niet te verrekenen
met de inkomensondersteuning5.
In de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten zijn de regels voor
inkomensondersteuning voor mensen in de oWajong, Wajong2010 en Wajong2015 opgenomen.
Als een Wajonger inkomen uit arbeid ontvangt, wordt het inkomen door UWV verrekend
met de uitkering conform de regels voor inkomensondersteuning waar de betrokkene onder
valt. In lagere regelgeving (Algemeen inkomensbesluit en Regeling samenloop) is vastgelegd
welke inkomensbestanddelen UWV moet verrekenen met de uitkering. In de meest voorkomende
gevallen bepaalt het loon in de zin van de Wet LB 1964 het inkomen, omdat voornoemde
lagere regelgeving aansluit bij het loonbegrip zoals opgenomen in de Wet LB 1964.
Een eenmalige verstrekking bij ten minste 12,5 jaar in dienst is loon in de zin van
de Wet LB 1964 en valt daarmee onder het inkomensbegrip zoals dat in het Algemeen
inkomensbesluit en de Regeling samenloop is opgenomen. Dat betekent dat UWV dergelijke
uitkeringen moet verrekenen met de Wajong-uitkering. Om voor de Wajong af te wijken
door extra’s boven het maandinkomen vrij te stellen, moet UWV onder meer kunnen beschikken
over betrouwbare gegevens over de feitelijke hoogte van deze extra’s. Dit is momenteel
niet mogelijk, omdat in de aangifte loonheffingen geen onderscheid wordt gemaakt in
het vaste loon en eventuele extra’s. Dit is ook niet het geval als er op de eenmalige
uitkering de tabel voor bijzondere beloning van toepassing is.
Hierdoor ontbreken bij UWV betrouwbare gegevens over de feitelijke hoogte van de extra’s.
Dergelijke gegevens kunnen alleen verkregen worden door het inrichten van een handmatig
proces waarbij werkgevers en Wajongers informatie aan UWV doorgeven. Een dergelijk
proces brengt handhavings- en frauderisico’s met zich mee, omdat de ontvangen gegevens
niet gecontroleerd kunnen worden.
Met de in het wetsvoorstel vereenvoudiging Wajong voorgestelde geharmoniseerde inkomensregeling
behouden Wajongers bij het ontvangen van extra’s boven het maandinkomen in ieder geval
minimaal 30 procent. Dit geldt voor alle Wajongers die na inwerkingtreding van het
wetsvoorstel vereenvoudiging Wajong te maken krijgen met de nieuwe regels voor inkomensondersteuning.
Voor de Wajongers die in het kader van de garantieregeling een uitkering ontvangen
ter hoogte van het garantiebedrag, geldt dat zij eenmalige beloningen volledig kunnen
behouden. Bij een (tijdelijke) toename van het inkomen door bijvoorbeeld een extra
bovenop het maandinkomen blijft dit garantiebedrag namelijk van toepassing.
Overigens biedt de Wet LB 1964 nu reeds de mogelijkheid om te voorkomen dat vergoedingen
en verstrekkingen van invloed zijn op een Wajong-uitkering. De werkgever heeft namelijk
de keuze om vergoedingen en verstrekkingen aan haar werknemers ten laste van de zogenaamde
vrije ruimte van de werkkostenregeling te brengen, voor zover dat gebruikelijk is.
In dat geval wordt de uitkering niet tot het relevante loon van de Wajonggerechtigde
gerekend en vindt in dit geval geen verrekening met de uitkering plaats. De Belastingdienst
gaat er in ieder geval vanuit dat vergoedingen en verstrekkingen van maximaal € 2.400
per persoon per jaar gebruikelijk zijn.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Palland en
Peters (beiden CDA), ingezonden 21 januari 2020 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2019–2020, nr. 1798).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.