Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de initiatiefnota van de leden Bromet en Futselaar over Nationaal Bomenplan (Kamerstuk 35309-2)
2020D06970 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de initiatiefnemers over de Initiatiefnota van de leden
Bromet en Futselaar over een Nationaal Bomenplan (Kamerstuk 35 309, nr. 2).
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Inhoudsopgave
Blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
5
II
Antwoord / Reactie van de initiatiefnemers
8
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
over een Nationaal Bomenplan van de leden Bromet en Futselaar. Graag willen deze leden
de initiatiefnemers enkele vragen stellen. Allereerst hechten zij er waarde aan de
stelling te onderstrepen dat bomen, bos en groenvoorziening een belangrijk publiek
belang dienen. Een initiatief dat tot doel stelt om meer bomen in Nederland te planten
is dan ook in principe prijzenswaardig.
Wel hebben de leden van de VVD-fractie enkele kritische vragen. Allereerst ten aanzien
van de financiering. De initiatiefnota stelt een bijzonder ambitieus doel, maar in
de financiële paragraaf wordt maar summier ingegaan op de geschatte kosten van een
dergelijk voorstel en de wijze van financiering. Deze leden vragen de initiatiefnemers
dan ook of zij hier een uitgebreidere toelichting op kunnen geven.
De leden van de VVD-fractie merken daarnaast op dat bij het maken van de afweging
of bomenplant op een locatie langs een weg haalbaar is, de verkeersveiligheid te allen
tijde voorop zou moeten staan. Concessies aan verkeersveiligheid ten behoeve van het
planten van bomen zouden wat deze leden betreft uitgesloten moeten blijven. Zijn de
initiatiefnemers dit met hen eens?
Voorts vernemen de leden van de VVD-fractie graag van de initiatiefnemers welke impact
het voorstel om bij het onderhoud of aanleg van nieuwe wegen, dijken of spoorlijnen
eerst te kijken waar dit mogelijk is zonder de kap van bomen, zou kunnen hebben op
de tijd die noodzakelijk is om dergelijke projecten af te ronden. Kunnen de initiatiefnemers
dit toelichten? In dit verband wijzen de initiatiefnemers op de mogelijkheid tot «het
gebruik van nieuwe soorten asfalt». Deze verwijzing behoeft een toelichting. Kunnen
de initiatiefnemers deze mogelijkheid verder toelichten? Welke «nieuwe soorten asfalt»
worden hier bedoeld en wat zijn hiervan de gevolgen voor kosten, onderhoud en verkeersveiligheid?
De leden van de VVD-fractie prijzen de intentie van de initiatiefnemers om de Nationale
Boomfeestdag te stimuleren. De initiatiefnemers wijzen op het feit dat 25% van de
gemeenten in Nederland nu nog niet meedoet aan de Boomfeestdag. Hebben de initiatiefnemers
verkend welke oorzaken hieraan ten grondslag liggen?
Verder stellen de initiatiefnemers voor om «financiering beschikbaar te stellen om
mensen op te leiden om hun tuin in te richten als een inheems bos». Dit voorstel wordt
weliswaar gedaan in het kader van de voorstellen voor het bevorderen van zogeheten
«tiny forests», maar roept desondanks vragen op over de mate waarin het inrichten
van een gemiddelde tuin als een «inheems bos» een bijdrage kan leveren aan de doelstellingen
die de initiatiefnemers zich stellen met dit voorstel. Kunnen zij dit toelichten?
Hoe ziet deze financiering voor particulieren er uit? Welke entiteit zal deze cursussen
gaan verzorgen in het voorstel van de initiatiefnemers?
Tot slot vernemen de leden van de VVD-fractie graag welke rol de initiatiefnemers
weggelegd zien voor de Nederlandse boeren, tuinders en bosbouwers in hun voorstel.
Hoe kunnen zij volgens de initiatiefnemers profiteren van een versterkte inzet op
het planten van bomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota van de leden
Bromet en Futselaar over een Nationaal Bomenplan en willen de initiatiefnemers enkele
vragen voorleggen.
Druk op landbouwgrond
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat moet worden voorkomen dat er als gevolg
van een Nationaal Bomenplan weer onnodig druk komt te staan op landbouwgrond. Tussen
1950 en 2016 is immers al zo’n 550.000 hectare grond aan de landbouw onttrokken. Deze
leden zijn daarom van mening dat zowel bij de Bossenstrategie als het Nationaal Bomenplan
in eerste instantie moet worden gekeken naar grond die in eigendom van overheden is,
met name in het stedelijk gebied. Deze leden vragen de initiatiefnemers of zij deze
mening delen en hoe zij hieraan invulling geven in hun plannen.
De leden van de CDA-fractie merken daarnaast op dat met name weidevogels gebaat zijn
bij een open landschap. Deze leden vragen de initiatiefnemers wat meer bomen planten
uiteindelijk zal betekenen voor de weidevogelstand.
Rol landbouw
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat boeren en tuinders een belangrijke
rol spelen op het gebied van landschaps- en natuurbeheer en dat deze bijdrage gepaard
dient te gaan met een verdienmodel. Deze leden vragen de initiatiefnemers hoe zij
de rol van boeren en tuinders als beheerders van het landelijke gebied zien en hoe
deze onderdeel uitmaakt van hun plan. Tevens vragen zij hoe er middels dit plan invulling
kan worden gegeven aan een verdienmodel voor boeren op het gebied van landschaps-
en natuurbeheer en aan de daarvoor benodigde meetbaarheid van resultaten, bijvoorbeeld
als het gaat om een meet- en monitoringssysteem met betrekking tot CO2-vastlegging.
Bomen in steden en dorpen
De leden van de CDA-fractie delen de mening van de initiatiefnemers dat het van groot
belang dat er ook in de stad meer groen komt. In zowel de Bossenstrategie als het
Nationaal Bomenplan is een extra stimulans voor meer bomen in steden en dorpen volgens
deze leden daarom wenselijk.
De leden van de CDA-fractie merken op dat het CDA in dit kader eerder een programma
voor natuurinclusieve steden heeft voorgesteld, waarin natuurvrijwilligers, het Ministerie
van Binnenlandse Zaken, provincies en gemeenten samen werken aan meer groen in de
stad (motie-Geurts, Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 32). Ook wijzen deze leden erop dat de regering in reactie op de Europese Green Deal
tevens heeft aangegeven graag meer nadruk te zien op natuurinclusiviteit bij duurzame
stedelijke ontwikkeling. Zij trekken hieruit de conclusie dat zowel de initiatiefnemers
als de Minister het belang van natuurinclusieve steden en meer bomen in steden en
dorpen onderkennen. Zij vragen daarom de initiatiefnemers te omschrijven hoe zij met
hun Nationaal Bomenplan concreet een extra stimulans zullen geven aan natuurinclusieve
steden en op welke wijze zij daarmee zullen zorgen voor meer bomen in steden en dorpen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de ambitie voor meer bomen in steden en
dorpen al geruime tijd wordt uitgedragen door onder andere Stichting De Groene Stad.
Zij vragen de initiatiefnemers welke rol zij zien voor deze stichting en andere vergelijkbare
organisaties in het verwezenlijken van de doelen uit het Nationaal Bomenplan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderhavige
initiatiefnota van de leden Bromet en Futselaar over een Nationaal Bomenplan. Deze
leden juichen het toe dat leden gebruikmaken van het recht op initiatief. De leden
zijn het eens met de initiatiefnemers dat bos en bomen een belangrijk onderdeel kunnen
vormen van de aanpak van klimaatverandering, belangrijk voor biodiversiteit en ecosystemen,
naast dat hout een duurzame en circulaire grondstof is. Ook zijn zij het ermee eens
dat de bescherming van bos en van oude monumentale bomen meer aandacht verdient. Zij
willen hier ook bij benoemen dat dit voor iedere soort natuur geldt in Nederland,
Europa en de wereld. Zij hebben nog enkele vragen.
Bescherming en beheer van bossen vanuit het Rijk
De leden van de D66-fractie lezen in de initiatiefnota dat het belang van uitbreiding
van bos duidelijk naar voren komt. Een uitbreiding van het bosareaal zien ook deze
leden als belangrijk, maar tegelijkertijd zien zij ook dat andere natuur, zoals open
landschappen (moeras, duinen, heide en graslanden) in Nederland onder druk staan.
Zijn de initiatiefnemers het eens met de leden dat nieuw bos niet ten koste mag gaan
van waardevolle open landschappen? Voor Rode Lijstsoorten als de tapuit zijn open
landschappen cruciaal. Op welke manier houden de initiatiefnemers rekening met de
deze diersoorten? Zijn er daarnaast al specifieke locaties in gedachten voor de bosaanplant?
Zijn de initiatiefnemers het met de leden van de D66-fractie eens dat naast klimaatslim
bosbeheer ook de diversiteit van het bos centraal moet komen te staan in de subsidieregelingen?
Kunnen de initiatiefnemers specificeren wat de precieze bijdrage is aan biodiversiteit
wanneer een bos «met rust wordt gelaten» ten opzichte van een bos waarbij dit niet
zo is? Hoeveel procent en hectare van het bestaande bos wordt als natuurbos beschouwd
in Nederland? Zijn de kwaliteit en kwantiteit van het bos hier beter dan in andere
bossen? Wat is de achterliggende reden dat er in de periode van 2012 tot 2015 jaarlijks
2% is gekapt voor verjonging van het bos? Hoeveel is in de periode hierna gekapt?
Zien de initiatiefnemers ook de voordelen van een bepaalde bomenkap met als doel om
bijzondere biodiversiteit te herstellen, zoals tapuiten, zeldzame vlinders en reptielen
als de zandhagedis op heiden en in duinen? Op welke manier zouden de initiatiefnemers
de negatieve connotatie van bomenkap wegnemen? Kunnen de initiatiefnemers specificeren
welke onderdelen zij graag in de Gedragscode bosbeheer terug zouden willen zien die
nu ontbreken?
Natuureducatie
De leden van de D66-fractie zijn positief over de inzet omtrent «tiny forests». De
ambitie voor meer bomen in steden en dorpen wordt al lange tijd uitgedragen door Stichting
De Groene Stad. Welke punten komen overeen en zijn de initiatiefnemers van mening
dat extra inzet hier nodig is? Deze leden zien ook zeker grote meerwaarde voor grote
robuuste bossen. Op welke manier hebben de initiatiefnemers oog voor het belang van
grote bossen? Binnen bestaande bossen is er ook veel ruimte voor verbetering van biodiversiteit
door veroudering én verjonging. Op welke manier houden de initiatiefnemers rekening
met deze mogelijkheid om zo streekeigen bomen, naast inheemse boomsoorten en gewassen
mee te nemen in de afweging die gemaakt wordt om bestaande bossen robuuster te maken?
Welke rol zien de initiatiefnemers voor boeren en tuinders als beheerders van het
landelijke gebied? Op welke manier zou de inzet meetbaar gemaakt kunnen worden?
Houtwallen en andere landschapselementen en financiële paragraaf
De leden van de D66-fractie zijn blij te lezen dat de initiatiefnemers, net als deze
leden, het belang zien van houtwallen en andere landschapselementen in en rondom agrarische
gebieden. Deze leden hebben eerder moties ingediend over het beter beschermen van
landschapselementen (motie-De Groot, Kamerstuk 33 576, nr. 158). Zij zijn van mening dat in het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) meer
ruimte moet komen voor Pijler 2 en daarmee voor de eco-regelingen. Zij zijn dan ook
blij te lezen dat de initiatiefnemers binnen het GLB ruimte zien voor de eco-regelingen.
De leden van de D66-fractie willen het Europese Meerjarig Financieel Kader (MFK) moderniseren,
waarbij de nadruk wordt gelegd op natuurlijke leefomgeving, klimaat en een duurzame
landbouwsector en plattelandsontwikkeling. Binnen het GLB zullen de omzet naar kringlooplandbouw,
de klimaatopgave en het verbeteren van biodiversiteit speerpunten worden. Verder moet
inkomenssteun sterk gekoppeld worden aan vergroeningsmaatregelen en maatschappelijke
doelen. Inhoudelijke hervormingen binnen het GLB zijn daarom noodzakelijk. Zijn de
initiatiefnemers het daarom met deze leden eens dat een ambitieuze moderniseringsslag
nodig is van het huidige MFK en GLB en dat het, om deze moderniseringsslag en hervormingen
mogelijk te maken noodzakelijk is dat Nederland zich inzet voor een goede Europese
samenwerking? Zijn de initiatiefnemers het derhalve eens dat de nadruk tijdens de
onderhandelingen van het MFK daarom moet liggen bij de hervormingen? Kunnen de initiatiefnemers
dit toelichten? Willen de initiatiefnemers dat in het GLB een verschuiving plaatsvindt
van hectaresteun (Pijler 1) naar de eco-regelingen (Pijler 2)? Zo ja, waarom? Zo nee,
waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie danken de initiatiefnemers voor hun uitgebreide initiatiefnota
over het bosbeheer in Nederland. Deze leden zijn van mening dat het huidige bosbeheer
in Nederland tekortschiet. Zij constateren dat de initiatiefnemers een aantal goede
voorstellen doen om bossen en bomen beter te beschermen en ervoor te zorgen dat er
bomen bij komen. Wel missen zij een grondige analyse van de oorzaken van ontbossing
in Nederland en concrete voorstellen om deze ontbossing te stoppen. Zij hebben hier
nog enkele vragen bij.
Allereerst willen de leden van de PvdD-fractie benadrukken dat de grootschalige kap
van bomen in ons land zo snel mogelijk gestopt dient te worden. Zij maken zich ernstige
zorgen over het feit dat er in Nederland per jaar gemiddeld 3.000 hectare bos gekapt
wordt, oftewel op een gemiddelde werkdag worden er zo in Nederland 18 voetbalvelden
aan bos gekapt. Bomen worden gekapt om uiteenlopende redenen. Feit is echter wel dat
als we niets doen aan deze ontbossing, het planten van bomen dweilen met de kraan
open zal zijn. Het planten van bomen is erg belangrijk om ook op de lange termijn
een gezonde en robuuste natuur te hebben, maar jonge aanplant kan geen compensatie
zijn voor het kappen van bestaand bos, zowel niet op het gebied van biodiversiteit
als dat van natuurwaarden van oud bos versus nieuwe aanplant. Delen de initiatiefnemers
deze visie?
De leden van de PvdD-fractie missen in de voorliggende nota enkele grondoorzaken van
ontbossing, zoals te hoge stikstofuitstoot. De natuur staat zwaar onder druk door
stikstof afkomstig uit de intensieve landbouw, verkeer en industrie. Hierdoor groeien
heide- en stuifduingebieden dicht. Ruim 38% van de Nederlandse ontbossing in de periode
2013–2017 vond plaats om deze kwetsbare natuur te laten overleven. Bomen kappen om
deze gebieden weer open te maken zonder de stikstofuitstoot omlaag te brengen is dweilen
met de kraan open. Delen de initiatiefnemers deze visie?
Slechts 13% van Nederland bestaat momenteel uit beschermd (Natura 2000) natuurgebied,
waarvan bovendien een groot deel in zee ligt. Het is op zo’n klein oppervlak niet
mogelijk om zowel kwetsbare natuur én bomen te behouden; vandaar de noodzaak tot omvorming.
De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat het grote belang van het uitbreiden
van het bosareaal en het belang van de bescherming van de kwetsbare natuur niet tegen
elkaar uitgespeeld mogen worden, maar allebei de ruimte moeten krijgen die ze verdienen.
Deze leden zijn van mening dat een bossenstrategie alleen succesvol kan zijn als de
oorzaken van ontbossing aangepakt worden en pleiten daarom voor het aanwijzen van
meer natuurgebieden en het onmiddellijk fors reduceren van de stikstofuitstoot. Delen de initiatiefnemers deze visie?
De leden van de PvdD-fractie missen in de voorliggende initiatiefnota concrete voorstellen
om deze vorm van ontbossing te stoppen. De initiatiefnemers doen enkele suggesties,
zoals het realiseren van de biodiversiteitsdoelen buiten de huidige natuurgebieden
en, indien bomen toch gekapt moeten worden, een ruimhartige compensatie. Echter, deze
suggesties komen niet terug in het «overzicht van beslispunten». Waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie pleiten voor het in kaart brengen van mogelijkheden om
de biodiversiteitsdoelstellingen te halen zonder daarvoor bomen te kappen, door expliciet
de mogelijkheden te verkennen om gronden die nu nog een niet-natuurbestemming hebben
bij de natuur te betrekken. Ook pleiten zij voor het invoeren van een compensatieplicht
voor het kappen van bomen in het kader van Natura 2000-maatregelen. Kunnen de initiatiefnemers
hierop reflecteren?
Een andere oorzaak van ontbossing in ons land vindt plaats in het reguliere bosbeheer,
door het creëren van kaalkapvlaktes. De initiatiefnemers stellen terecht voor om over
te stappen van een bosbeheersysteem van kaalkap en herplanten naar kleinschalige bosbeheervormen
zoals natuurvolgend bosbeheer. De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat kaalkap
verboden moet worden en dat dat in de praktijk betekent dat ook «kleine» kapvlaktes
van een halve hectare tot het verleden gaan behoren. Het ecosysteem wordt vernietigd
door kaalkap, ook als het gekapte gebied «slechts» 5.000 m2 groot is, oftewel een klein voetbalveld. Er kunnen geen oude bomen ontstaan en de
aftakelingsfase kan niet optreden, terwijl die fase juist heel waardevol is voor de
biodiversiteit. Bovendien wordt de bodem, vaak zelfs machinaal, omgewoeld. Dat leidt
tot het vrijkomen van in de bodem gebonden CO2 en tot verlaging van de bodemvruchtbaarheid. Kunnen de initiatiefnemers hierop reflecteren?
Hebben de initiatiefnemers een verbod op kaalkap en het omwoelen van de bodem overwogen?
De initiatiefnemers merken op dat Staatsbosbeheer sinds «het kabinet Rutte I, en Staatssecretaris
Bleker, [...] een verzelfstandigde rijksdienst is geworden [...] flink [is] gekort
op de publieke middelen» maar gaan verder niet in op de gevolgen hiervan. De leden
van de PvdD-fractie vinden het onwenselijk dat Staatsbosbeheer deels afhankelijk is
van inkomsten uit de houtoogst en biomassa om haar natuurgebieden te beheren.1 Het is duidelijk dat de verschillende taken van Staatsbosbeheer, zoals de bescherming
van bossen en de biodiversiteit, het exploiteren van de bosgebieden en houtkap, niet
altijd samengaan en zelfs tegenstrijdige belangen kunnen zijn. Delen de initiatiefnemers
deze visie?
De leden van de PvdD-fractie stellen dat de gevolgen zeer zorgwekkend zijn. Staatsbosbeheer
heeft keiharde financiële belangen bij het kappen van bomen en het afvoeren van biomassa.
Als gevolg is de term «multifunctioneel bos» bedacht. Dat is feitelijk natuurbos waar
bomen gekapt worden en biomassa wordt afgevoerd om geld aan te verdienen. Dit is onwenselijk
omdat de natuur niet gebaat is bij houtoogst en de afvoer van biomassa, zeker wanneer
dit met zwaar materieel of in het broedseizoen gebeurt. Deze leden vinden dat geld
verdienen met houtoogst een perverse prikkel vormt voor een organisatie als Staatsbosbeheer,
die als belangrijke taak heeft bos te beschermen. Zij vinden dan ook dat de bezuinigingen
teruggedraaid moeten worden en Staatbosbeheer weer in dienst van het Rijk moet komen.
Tevens zijn zij van mening dat Staatsbosbeheer moet stoppen met het kappen van bomen
en het afvoeren van biomassa in natuurbos, zeker in het broedseizoen. Zij zijn er
niet van overtuigd dat slechts het vernieuwen van de gedragscode, zoals de initiatiefnemers
voorstellen, tot de gewenste omschakeling in het bosbeheer zal leiden. Een gedragscode
is een vorm van zelfregulering. Het vormt niet voldoende waarborg dat het beschermen
van de natuur écht voorop zal komen te staan. Kunnen de initiatiefnemers hierop reflecteren?
De leden van de PvdD-fractie delen de opvatting van de initiatiefnemers dat hout altijd
in de eerste plaats hoogwaardig gebruikt dient te worden. De initiatiefnemers willen
daarom dat er een duurzaamheidskader voor biomassa wordt gecreëerd om te verankeren
dat hout altijd in de eerste plaats hoogwaardig wordt toegepast en dat kronen en takken
niet in het geheel worden gebruikt voor biomassa. Deze leden vrezen echter dat zo’n
duurzaamheidskader de ruimte biedt om het kappen en stoken van (delen) van bomen duurzaam
te noemen, hoewel de negatieve klimaateffecten van het stoken van hout groter zijn
dan bij het stoken van steenkool. Zeker omdat de Europese Commissie het kappen en
verbranden van bomen voor de energieproductie officieel als CO2-neutraal (en daarmee «duurzaam») heeft gelabeld, met de redenering dat bomen gedurende
hun leven CO2 hebben vastgelegd, zodat hun levenscyclus CO2-neutraal genoemd kan worden zodra de als hout opgeslagen CO2 via verbranding weer vrijkomt. Deze leden constateren dat er bij het stoken van hout
veel CO2 vrijkomt en dat dit bijdraagt aan de klimaatverandering, ongeacht welk label eraan
gehangen wordt. Delen de initiatiefnemers deze opvatting? Welke garantie vragen zij
van de regering om te voorkomen dat er ook in de toekomst bomen gekapt worden voor
de productie van energie, waarbij de uitstoot van CO2 «omgekat» wordt naar duurzaam?
Zijn de initiatiefnemers het met de leden van de PvdD-fractie eens dat tijdens het
verbranden van hout in korte tijd veel CO2 vrijkomt en dat de CO2 die vrijkomt bij de natuurlijke sterfte en het vergaan van bomen in het bos minder
bijdraagt aan de klimaatverandering dan bij verbranding, omdat bij het vergaan van
bomen de opgeslagen CO2 in tientallen jaren vrijkomt en bovendien deels in de bodem blijft opgeslagen in
de vorm van organisch materiaal? Delen de initiatiefnemers bovendien de opvatting
dat het niet opruimen van dood hout veel ander planten- en dierenleven mogelijk maakt
en zo een positieve bijdrage levert aan de biodiversiteit en aan een gezond en robuust
ecosysteem?
II Antwoord / Reactie van de initiatiefnemers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.