Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kerstens over mensen met een stoornis in het autistische spectrum die hun plaats in een woonvorm dreigen te verliezen door korte indicaties
Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over mensen met een stoornis in het autistische spectrum die hun plaats in een woonvorm dreigen te verliezen door korte indicaties (ingezonden 28 januari 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 17 februari
2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Hoe de WMO zorg dreigt te slopen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u nog steeds van mening dat het afgeven van een indicatie voor een korte duur
wanneer het een levenslange beperking betreft kan en moet worden voorkomen?2
Antwoord 2
Ja. Het is wenselijk dat de duur van een indicatie zoveel mogelijk aansluit bij de
specifieke situatie van de cliënt. Daar waar sprake is van een beperking die niet
tijdelijk is, ligt de afgifte van een kortdurende indicatie niet voor de hand.
Vraag 3
Wat vindt u van het feit dat indicatiestellingen van drie maanden tot grote problemen
leiden voor zowel cliënten als zorgaanbieders, in acht nemend het feit dat een stoornis
op het autistisch spectrum een «niet-tijdelijke, levensbrede beperking» is en dus
kwalificeert voor een meerjarige indicatie aangezien er geen «steekhoudende argumenten
zijn die tot een andere afweging moeten leiden»?3
Antwoord 3
In algemene zin verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2, waarbij ik eraan hecht op
te merken dat er in individuele gevallen steekhoudende argumenten kunnen zijn tot
een andere afweging te komen. Een steekhoudend argument kan bijvoorbeeld zijn dat
de cliënt een zodanige ontwikkeling heeft doorgemaakt dat ondersteuning op basis van
de bestaande indicatie niet meer passend is.
Vraag 4
Wat is de status van de samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG)
en cliëntenorganisaties omtrent een plan hiervoor, waarnaar u in augustus 2019 zei
te streven? Wanneer zal de Kamer verder geïnformeerd worden over uw aanpak met betrekking
tot het afgeven van korte indicaties in geval van chronische aandoeningen?
Antwoord 4
In vervolg op de motie Kerstens4 heb ik u, bij brief van 28 oktober 20195, geïnformeerd over de nadere uitwerking van de samenwerking met de VNG en cliëntorganisaties.
VNG heeft op genoemde datum haar leden opgeroepen beschikkingen voor langere tijd
af te geven in die situaties waarin het duidelijk is dat er sprake is van een blijvende
beperking en ondersteuning noodzakelijk zal blijven.6 Ter ondersteuning van deze lijn is in het kader van «Merkbaar beter thuis» een verdiepende
bijeenkomst georganiseerd over passend indiceren in het kader van de Wmo 2015. Tijdens
deze bijeenkomst zijn de mogelijkheden van gemeenten, om op basis van de Wmo 2015
passend te indiceren, uitgebreid toegelicht en besproken. Daarnaast blijft de VNG
in gesprek met gemeenten en cliëntorganisaties over de mogelijkheden en de voordelen
van het afgeven van beschikkingen voor langere tijd. Dit is met name van belang als
duidelijk is dat de beperking van een cliënt niet meer verbetert en levenslange ondersteuning
noodzakelijk is. Het is dan wel van belang dat de gemeente de cliënt niet uit het
oog verliest en periodiek beziet of de ondersteuning nog steeds een passende bijdrage
levert aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt.
Vraag 5
Meent u dat uw uitspraak «Juist voor mensen met een chronische aandoening is een ononderbroken
zorgverlening van belang» ook van toepassing is op de mensen die in deze woonvorm
leven?
Antwoord 5
In algemene zin onderschrijf ik mijn uitspraak dat «Juist voor mensen met een chronische
aandoening een ononderbroken zorgverlening van belang is». Het is voor mij echter
niet mogelijk om een uitspraak te doen over de vraag of dit ook geldt voor de mensen
die in de betreffende woonvorm in Leeuwarden wonen. Het is de verantwoordelijkheid
van de gemeente Leeuwarden om in samenspraak met deze mensen, individueel, rekening
houdend met de kenmerken van de persoon en diens situatie, te bezien wat voor hen
passende ondersteuning is.
Vraag 6
Constaterend dat een autistische stoornis er een is die beter beheersbaar is wanneer
cliënten duidelijk structuur en begeleiding ervaren, vindt u het logisch dat na een
korte periode in een passende woonvorm de cliënt ambulante zorg moet krijgen in plaats
van de zorg en begeleiding waar zij duidelijk goed bij gedijen?
Antwoord 6
Het is van belang dat cliënten, die zijn aangewezen op ondersteuning op basis van
de Wmo 2015, voor hen passende ondersteuning krijgen. Vooropgesteld: bij cliënten
met een stoornis in het autistisch spectrum is sprake is van een grote diversiteit.
Dit leidt ertoe dat ook vorm en inhoud van de noodzakelijke passende ondersteuning
divers is, individueel bezien moet worden. Daar komt bij dat deze ondersteuning naar
aard en omvang ook kan wijzigen, bijvoorbeeld als gevolg van de levensfase waarin
een cliënt zich bevindt. Op basis van het voorgaande is het voor mij niet mogelijk
om eenduidig antwoord te geven op de algemeen geformuleerde vraag. Het gaat om maatwerk
en is dus afhankelijk van de omstandigheden die voor de behoefte aan ondersteuning
van de individuele cliënt van belang zijn.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het type woonvorm gecreëerd door deze ouders er een is die u
vaak noemt en prijst, en het van belang is dit soort woonvormen te faciliteren in
plaats van hen ten onder te laten gaan door het onzorgvuldige beleid van kort indicatiestellingen
afgeven?
Antwoord 7
Naar aanleiding van deze vragen heb ik contact gezocht met de gemeente Leeuwarden.
Daaruit blijkt dat in de betreffende woonvorm zowel cliënten wonen met een indicatie
op basis van de Wmo 2015 als op basis van de Wlz.
Ook is uit deze contacten gebleken dat er binnen de gemeente Leeuwarden en de regio
Friesland, geen sprake is van een aanpak die erop gericht is kortere indicaties af
te geven. De gemeente Leeuwarden hanteert de beleidsregel dat indicaties worden afgegeven
voor een maximum duur van 2 á 3 jaar, afhankelijk van het type ondersteuning. Bij
een nieuwe beoordeling wordt gekeken of er veranderingen zijn in de behoefte aan ondersteuning,
hetgeen zowel meer als minder ondersteuning dan wel andersoortige ondersteuning kan
betekenen.
Vraag 8
Bent u bereid zo spoedig mogelijk met de betrokken woonvorm en gemeente in gesprek
te gaan zodat deze cliënten hun plaats in deze woonvorm niet kwijtraken? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 8
Uit mijn contacten met de gemeente Leeuwarden blijkt dat er al contact is tussen de
betreffende woonvorm en de gemeente. Ik zie daarom voor nu geen reden met vertegenwoordigers
van de betreffende woonvorm of de gemeente in gesprek te gaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.