Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda informele Raad voor Concurrentievermogen van 3 en 4 februari 2020 (Kamerstuk 21501-32-472)
2020D06526 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde
agenda voor de informele Raad voor Concurrentievermogen op 27 en 28 februari 2020
(Kamerstuk 21 501-30, nr. 472), de kabinetsinzet voor het realiseren van een gelijk speelveld op de Europese interne
markt voor alle ondernemingen (Kamerstuk 21 501-30, nr. 470) en het verslag van het schriftelijk overleg over onder andere de geannoteerde agenda
voor de Raad voor Concurrentievermogen van 3 en 4 februari (Kamerstuk 21 501-30, nr. 473).
De voorzitter van de commissie, Diks
De adjunct-griffier van de commissie, Nieuwerf
Inhoudsopgave
Blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties zzzz
2
II
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
8
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Europese Green Deal – een transitie naar een klimaatneutraal en circulaire Europese
industrie
De leden van de VVD-fractie lezen dat in de resolutie die door het Europees Parlement
op 15 januari 2020 is aangenomen wordt onderstreept dat de industriestrategie duidelijke
stappenplannen moet omvatten voor financieringsmogelijkheden, de toepassing van nieuwe
technologieën en regelgevende beperkingen moet wegnemen. Omvat dit ook het wegnemen
van belemmeringen voor kernenergie en het toepassen van het afvangen en opvangen van
CO2 (CCS)?
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris voorts om een tijdspad rondom
de plannen van de Europese Unie (EU) omtrent de Europese Green Deal (hierna: Green
Deal) en de transitie naar een klimaat neutrale en circulaire Europese Industrie te
schetsen.
Kabinetsinzet voor het realiseren van een gelijk speelveld op de Europese Interne
Markt voor alle ondernemingen (level playing field instrument)
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het «level playing
field» instrument. Deze leden hebben hierover nog enkele opmerkingen en vragen. Hoe
vaak komt het voor dat de Europese Commissie (hierna: de Commissie) een onderzoek
instelt naar een bedrijf. Hoe vaak blijkt uit zo’n onderzoek dat het bedrijf zich
niet gedraagt als vergelijkbare ondernemingen onder normale marktomstandigheden?
Strategische Innovatie Agenda Europees Instituut voor Innovatie en Technologie
De leden van de VVD-fractie lezen dat het doel van de komende Raad is om een positie
aan te nemen over het voorstel voor de Strategische Innovatie Agenda (SIA) van het
Europees Instituut van Innovatie en Technologie (EIT). Deze leden vragen de Staatssecretaris
wat de inhoud is van de mogelijke Raadspositie. Zijn er met betrekking tot deze raadspositie
wijzigingen ten opzichte van het voorstel van de Commissie? Zo ja, waar bestaan deze
uit en hoe waardeert de Staatssecretaris deze wijzigingen?
Verder lezen de leden van de VVD-fractie in de geannoteerde agenda dat veel lidstaten
bij de tiende kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG) een voorbehoud maken totdat
er meer duidelijkheid is over het budget voor het EIT onder Horizon Europe. Hoe ziet
het krachtenveld in de Europese Raad er op dit moment uit? Ook lezen deze leden dat
Nederland het belangrijk vindt dat de KIG’s na vijftien jaar in competitie financiering
kunnen verwerven door niet-marktconforme activiteiten zoals onderwijs. Kan de Staatssecretaris
toelichten wat hiermee wordt bedoeld? Kan de Staatssecretaris toelichten waarom Nederland
deze mening is toegedaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze
leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
Interne markt en industrie
De leden van de CDA-fractie lezen over het beleidsdebat over de Green Deal. In de
resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2020 over de Green Deal (2019/2956(RSP))
maakt het parlement ten aanzien van de Europese industrie de volgende punten:
30. beschouwt de transitie naar een moderne, klimaatneutrale, uiterst hulpbronnenefficiënte
en concurrerende industriële basis in de EU uiterlijk in 2050 als een belangrijke
uitdaging en een kans, en is ingenomen met de aankondiging dat de Commissie in maart
2020 met een nieuwe industriële strategie en een kmo-strategie zal komen; benadrukt
dat het industrieel concurrentievermogen en het klimaatbeleid elkaar onderling versterken
en dat de totstandbrenging van een innovatieve en klimaatneutrale herindustrialisering
nieuwe banen zal scheppen en het concurrentievermogen van de Europese economie zal
waarborgen;
31. benadrukt dat de industriële strategie moet toegespitst zijn op het stimuleren van
waardeketens voor economisch levensvatbare en duurzame producten, processen en bedrijfsmodellen
die gericht zijn op het bereiken van klimaatneutraliteit, efficiënt gebruik van hulpbronnen,
circulariteit en een niet-toxisch milieu, en daarbij het internationale concurrentievermogen
te handhaven en de verplaatsing van Europese industrieën te voorkomen; is het eens
met de Commissie dat energie-intensieve industrieën zoals de staal-, chemische en
cementindustrie essentieel zijn voor de Europese economie, maar dat het tegelijkertijd
cruciaal is dat deze industrieën moderniseren en ontkolen;
32. verzoekt de Commissie zorg te dragen voor de economische, sociale en territoriale
cohesie van de overgangsprocessen, met bijzondere aandacht voor de meest achtergestelde
regio’s, gebieden die worden getroffen door de industriële overgang (voornamelijk
steenkoolwinningsgebieden, en gebieden die afhankelijk zijn van koolstofintensieve
industrieën zoals de staalproductie), dunbevolkte gebieden en ecologisch kwetsbare
gebieden;
33. onderstreept dat de industriële strategie en de strategie voor kmo’s duidelijke stappenplannen
moeten omvatten voor het ter beschikking stellen van een omvattende waaier aan stimulansen
en financieringsmogelijkheden voor innovatie, voor de toepassing van baanbrekende
technologieën en voor nieuwe duurzame bedrijfsmodellen, alsmede voor het wegnemen
van alle regelgevende beperkingen; dringt aan op EU-steun voor koplopers op het gebied
van klimaat en hulpbronnen, door middel van een technologieneutrale benadering die
in overeenstemming is met de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en met de
klimaat- en milieudoelstellingen van de EU op de lange termijn; onderstreept de rol
van milieuveilige koolstofafvang en -opslag bij het klimaatneutraal maken van de zware
industrie wanneer er geen directe opties voor emissiereductie beschikbaar zijn.
Kan de Staatssecretaris voor elk van deze punten aangeven hoe Nederland er tegenover
staat en hoe het politieke krachtenveld in de Raad eruitziet?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Green Deal «over het algemeen» goed wordt
ontvangen, maar dat er «op de onderliggende thema’s nog verdeeldheid onder de gewenste
mate van ambitie van klimaat- en milieubeleid en hoe de industrie geholpen kan worden
om de doelen te behalen, zonder te zorgen voor een ongelijk speelveld of weglekeffecten».
Hoe verwacht de Staatssecretaris dat deze verdeeldheid gaat worden beslecht?
De leden van de CDA-fractie wijzen op de verwachting dat Raadsconclusies over betere
regelgeving worden aangenomen, onder meer ter voorkoming van onnodige regeldruk en
administratieve lasten. Kan de Staatssecretaris aangeven wat zij in dit kader verwacht
van het «one in, one out»-systeem (OIOO) dat de Europese Commissie voorstelt, inhoudend
dat een maatregel die leidt tot toename van regeldruk wordt gecompenseerd met een
maatregel die zorgt voor een overeenkomstige vermindering van regeldruk op hetzelfde
beleidsterrein? Welke impact zal dit systeem hebben op bestaande en toekomstige EU-wetgeving
op haar portefeuilles? Hebben deze leden het goed begrepen dat het OIOO-systeem erop
gericht is regelgeving zowel te verminderen en te vereenvoudigen als te verbeteren?
In hoeverre gaat het «one in, one out»-systeem leiden tot lastenverlichting voor ondernemingen,
bijvoorbeeld het midden- en kleinbedrijf (mkb)? De inzet van Nederland is dat er binnen
het OIOO-systeem tevens dialoog met belanghebbenden dient plaats te vinden. Op welke
manier wordt dit geoperationaliseerd en/of geborgd? Denkt de Staatssecretaris na deze
Raad meer te weten over de vorm en het moment van invoering van het OIOO-systeem?
De leden van de CDA-fractie lazen in het BNC-fiche: Mededeling Stand van zaken en
toekomst EU Betere Regelgevings-beleid van 29 mei 2019 dat:
• «de bekendheid van consultaties kan worden vergroot en er behoefte is aan meer informatie
over de uitkomst van consultaties;
• t.a.v. impact assessments beter zou moeten worden uitgelegd waarom er in een bepaald
geval afgezien wordt van het maken van een impact assessment, en dat verslagen van
impact assessments moeilijk leesbaar en te weinig gebruiksvriendelijk zijn;
• de kwaliteit van evaluaties achterblijft bij die van impact assessments op het gebied
van o.a. timing, vraagstelling, een objectieve benadering en gebruik;
• de opzet van de Regulatory Scrutiny Board, de Raad voor Regelgevingstoetsing, volgens
sommige belanghebbenden anders zou kunnen, de RSB beter bekend moet worden bij het
publiek én dat de ervaring en kennis van de RSB binnen de Commissie beter benut zou
kunnen worden ter verbetering van processen.»
Kan de Staatssecretaris per punt schetsen in hoeverre zij verwacht dat de Raadsconclusies
aan deze verbetersuggesties tegemoet komen? Hoezeer is daarbij ook een betere toepassing
van het «innovatieprincipe» verzekerd?
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat tijdens de Raad het Single Market Performance
Report zal worden besproken, de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2020. Hoe
beoordeelt de Staatssecretaris deze strategie? De Green Deal moet de nieuwe groeistrategie
voor Europa worden. Welke elementen uit de Green Deal vindt de Staatssecretaris interessant
voor de groeistrategie van Nederland, vastgelegd in de «groeibrief» van het kabinet?
Wat zijn de vervolgstappen in de Raad?
Diverse punten
De leden van de CDA-fractie wijzen op het werkprogramma voor 2020 dat de Commissie
op 29 januari 2020 heeft gepresenteerd, met op het gebied van industrie en interne
markt de volgende beleidsdoelen:
• een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk;
• een Europese aanpak voor artificiële intelligentie;
• digitale diensten;
• een nieuwe industriestrategie voor Europa;
• een consumentenagenda.
In een mededeling bij het werkprogramma kondigt de Commissie verschillende initiatieven
aan, waaronder: een nieuwe Europese datastrategie, een witboek over artificiële intelligentie,
een nieuwe wet inzake digitale diensten, een herziening van de richtlijn inzake de
beveiliging van netwerk- en informatiesystemen, een voorstel over cryptoactiva, een
alomvattende nieuwe industriële strategie voor Europa, een specifieke kleine en middelgrote
ondernemingen (kmo)-strategie, een verslag over de belemmeringen voor de eengemaakte
markt, een actieplan voor de handhaving van de eengemaakte markt, een witboek over
een instrument betreffende buitenlandse subsidies, voorstellen om de arbeidsomstandigheden
van platformwerkers te verbeteren en een geactualiseerd actieplan voor digitaal onderwijs.
Kan de Staatssecretaris per initiatief een doorkijkje geven naar de Nederlandse inzet/gedachtes
hierbij en in algemeenheid aangeven hoe zij tegen de interne markt en industrieaspecten
uit het werkprogramma aankijkt? Wanneer verwacht de Staatssecretaris de kabinetsappreciatie
over het werkprogramma naar de Kamer te sturen?
Onderzoek
Over de Nederlandse positie ten aanzien van het EIT en de strategische innovatie agenda
(SIA) heeft het kabinet op 13 september 2019 een BNC-fiche ontvangen. De leden van
de CDA-fractie steunen de Nederlandse inzet op dit punt. Gegeven de discussiepunten,
over het wel of niet verminderen van geoormerkte budgetten, financiering van de KIG’s
via competitie, onderbouwing van een nieuw instrument ter vergroting van de innovatiecapaciteit
van hoger onderwijsinstellingen, en de invulling en startdatum van twee nieuwe KIG’s
(«Cultuur en Creatieve Sector» en «Water, Marine en Maritiem») vernemen deze leden
graag wat de Staatssecretaris verwacht van de uitkomst. Wat is de inhoud van de Raadspositie,
die mogelijk tijdens deze Raad wordt aangenomen? Hoe waardeert Nederland deze? Welke
verschillen zijn er tussen de Raadspositie en het oorspronkelijke voorstel van de
Commissie? Wanneer start de triloog?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er tijdens de Raad een beleidsdebat zal plaatsvinden
over een «strategic approach to international cooperation in research en development
(R&D)». Is de Staatssecretaris bereid in dit kader te informeren wat andere lidstaten
doen om het percentage R&D-uitgaven, zowel publiek als privaat, te verhogen en deze
bevindingen met de Kamer te delen? Deze leden lezen dat Nederland van mening is dat
«samenwerking vanuit de EU met derde landen moet plaatsvinden op basis van wederkerigheid,
excellentie en impact, waarbij er ook een goede balans dient te zijn tussen onder
andere openheid versus veiligheidsoverwegingen en overwegingen met betrekking tot
concurrentievermogen». Hoe zou dit in de ogen van de Staatssecretaris vorm moeten
krijgen?
Kabinetsinzet voor het realiseren van een gelijk speelveld op de Europese interne
markt voor alle ondernemingen (level playing field instrument)
De leden van de CDA-fractie herkennen in de brief van de Staatssecretaris de probleemanalyse
en het geschetste handelingsperspectief, zoals een mondiale aanpak van het ongelijke
speelveld, strenger toezicht binnen de EU, en als «ultimum remedium» het weren van
partijen uit derde landen op de Europese interne markt wanneer zij ongewenst gedrag
op de interne markt vertonen. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat wordt bedoeld
met de zin «het is dan wel om rekening te houden met de reeds geldende EU kaders om
doublures te voorkomen». Welke doublures worden hier bedoeld?
Over de Nederlandse inzet om het Europese mededingingskader en onafhankelijk mededingingstoezicht
te versterken door een nieuwe tak aan het EU-mededingingsrecht toe te voegen, gericht
op het waarborgen van gelijkwaardige mededingingsomstandigheden op de Europese interne
markt voor alle ondernemingen, hebben de leden van de CDA-fractie al eens eerder opgemerkt
benieuwd te zijn naar welke routes en termijnen de Staatssecretaris hierbij in gedachten
heeft en hoe en wanneer de voorstellen hun beslag krijgen in Europese wetgeving.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Nederlandse inzet niet is gericht op het
bevorderen van reciprociteit en markttoegang in derde landen noch dat er sprake is
van een handelspolitiek instrument. Deze leden vragen zich daarbij af welke acties
wel lopen om reciprociteit en markttoegang in derde landen te bevorderen.
De leden van de CDA-fractie hebben tot slot nog een aantal vragen over de maritieme
maakindustrie, in het bijzonder over de concurrentiepositie van de scheepsbouwsector.
Klopt het dat de huidige WTO- en EU-instrumenten ten aanzien van import en grens-
of douanemaatregelen niet van toepassing zijn dan wel niet passen of werken op het
specifieke karakter van de scheepsbouwsector (onder andere vanwege het kunnen «omvlaggen»
van schepen)? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid om in EU-verband te pleiten voor
sectorspecifieke maatregelen? Herkent de Staatssecretaris het beeld dat China in het
kader van haar «Made in China 2025»-beleid actief probeert Nederlandse scheepswerven
over te nemen? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat China dit doet door inzet van
staatssteun en concurrentievervalsend beleid, waarbij geen sprake is van wederkerigheid?
Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat de maritieme industriële basis
van strategisch belang is voor zowel Nederland als de EU? Zo ja, welke mogelijkheden
ziet zij om dit te stimuleren en te beschermen, en een gelijk speelveld voor de industriële
scheepsbouwsector te bevorderen? Zou inzet van unilaterale maatregelen hieraan kunnen
bijdragen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de documenten
ter voorbereiding van de Raad voor Concurrentievermogen die op 27 en 28 februari 2020
gehouden zal worden. Deze leden zijn vooral geïnteresseerd in de doelen van de Green
Deal in relatie tot het concurrentievermogen en in het werkprogramma van de Commissie
in relatie tot de interne markt en industrie.
De leden van de GroenLinks-fractie zien de Green Deal als topprioriteit van de Commissie
en delen de mening dat de Europese industriestrategie aan moet sluiten bij het actieplan
voor circulaire economie en andere beleidsterreinen van de Green Deal. Alle sectoren
dienen betrokken te worden bij de aanpak om klimaat en duurzaamheid te realiseren.
Hoe ziet het krachtenveld in de Raad eruit als het gaat om deze initiatieven op het
gebeid van de Europese industrie? Wat is de positie die Nederland in de Raad inneemt
specifiek ten aanzien van de ambitie voor klimaat- en milieubeleid, waaronder ook
de stikstofproblematiek in nationaal en Europees verband valt?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn het eens dat duurzaamheid centraal moet staan
in de nieuwe groeistrategie voor Europa. Deze leden vinden dat klimaat en milieu cruciale
onderdelen zijn van de strategie. Een goede implementatie en handhaving van bestaande
interne marktregels vormt de basis voor goed economisch beleid. Wat is de visie van
de Staatssecretaris op de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2020? Kan de Staatssecretaris
de vervolgstappen in de Raad uiteenzetten?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over de verschillende initiatieven
die door de Commissie zijn aangekondigd op het gebied van digitalisering in haar werkprogramma:
interne markt en industrie-aspecten. Deze leden vinden dat de ontwikkeling vanuit
vertrouwen moet voortkomen waarbij onze waarden en grondrechten gewaarborgd worden.
Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de interne markt en industrieaspecten uit het werkprogramma
van de Commissie? Het is voor de Europese concurrentie van belang dat Europese bedrijven
voorop lopen in de digitale ontwikkeling. Kan de Staatssecretaris de positie van Nederland
uiteenzetten ten aanzien van de Europese cloudservice Gaia-X? Daarnaast vinden deze
leden dat de Commissie ook aandacht moet hebben voor duurzaamheid binnen de digitale
ontwikkelingen. Deze relatie wordt niet genoemd door de Commissie en daarom vragen
deze leden aan de Staatssecretaris of zij zich hard kan maken voor duurzaamheid als
onderdeel van digitalisering in haar werkprogramma: interne markt en industrie aspecten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van voorliggende
stukken. Deze leden hechten zeer aan het realiseren van een gelijk speelveld en hebben
daarbij in het bijzonder oog voor de maritieme industrie. Erkent de Staatssecretaris
dat de maritieme maakindustrie een sector is waar het vraagstuk van een gelijk speelveld
nadrukkelijk aanwezig is? Op welke wijze spant de Staatssecretaris zich in voor sectorspecifieke
maatregelen om hier een gelijk speelveld te bewerkstelligen?
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over de positie van de Nederlandse
en Europese maritieme sector ten opzichte van China. Deze leden vragen of het juist
is dat de huidige WTO- en EU-instrumenten ten aanzien van import, alsook van traditionele
grens- of douanemaatregelen, niet van toepassing zijn op het specifieke karakter van
de scheepsbouwsector en die sector daardoor op geen enkele wijze zich kan verdedigen
tegen prijsdumping uit China. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om de sector
te helpen zich te verdedigen? Is zij bereid een rondetafelgesprek met relevante stakeholders
te beleggen? Klopt het dat China, als onderdeel van haar strategie, actief Nederlandse
scheepswerven probeert over te nemen (Telegraaf 24 januari 2020)? Erkent de Staatssecretaris
dat dit onwenselijk is, mede gezien de strategische positie van deze werven?
De leden van de ChristenUnie-fractie delen de vrees van de sector dat China in haar
maritieme strategie nadrukkelijk gebruik zal maken van grootschalige staatssteun.
Deelt de Staatssecretaris deze zorg? Deelt zij tevens de mening dat het hier een sector
van strategisch belang betreft, onder meer op het gebied van (water)veiligheid, voedselwinning
en energiewinning? Kan de Staatssecretaris, juist vanwege dat strategische belang,
in Europa het voortouw nemen gericht op EU-maatregelen ter actieve bescherming tegen
concurrentievervalsing vanuit China? Is de Staatssecretaris bereid om de maritiem-technologische
industrie ook als strategisch aan te merken?
De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen erop dat de Commissie in haar China-mededeling
van afgelopen jaar de mogelijkheid van unilaterale maatregelen ter bescherming van
de Europese industrie identificeerde. Is de Staatssecretaris bereid om in te zetten
op deze mogelijkheid voor actieve financiële ondersteuning van de Europese en Nederlandse
scheepsbouwindustrie als tegenwicht tegen eventueel Chinees concurrentievervalsend
beleid? Kan zo’n maatregel samen met de sector uitgewerkt worden? Is de Staatssecretaris
bereid om ook andere unilaterale maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat de Nederlandse
en Europese industrie niet ten ondergaan door staatsbedrijven uit China?
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat niet alle Europese subsidies ook
de Europese maritieme maakindustrie ten goede komen. Kent de Staatssecretaris in dat
licht het voorbeeld van de Connecting Europe Facility (CEF), die veelal wordt gebruikt
voor aanschaf van producten uit China? Deelt zij de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie
dat dit onwenselijk is? Is zij bereid dit ook Europees aan te kaarten?
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
L. Nieuwerf, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.