Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Rudmer Heerema en Wiersma over het bericht ‘Studies niet toegerust op hoogbegaafd talent’
Vragen van de leden RudmerHeerema en Wiersma (beiden VVD) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht «Studies niet toegerust op hoogbegaafd talent» (ingezonden 3 januari 2020).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (ontvangen 14 februari 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1674.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Studies niet toegerust op hoogbegaafd talent»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat leerlingen en studenten met hoogbegaafdheid ook het beste uit
zichzelf moeten kunnen halen en dat een school of onderwijsinstelling hierbij moet
ondersteunen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom zijn er dan studenten en leerlingen
die niet de juiste ondersteuning ontvangen? Waarom is het aantal hoogbegaafde leerlingen
en studenten dat geen passend aanbod krijgt zo groot? Heeft u een overzicht van samenwerkingsverbanden
primair en voortgezet onderwijs, hogescholen en universiteiten die geen passend hoogbegaafdheidsaanbod
hebben?
Antwoord 2
Ja, ik deel de mening dat iedere leerling en student zich zo goed mogelijk moet kunnen
ontwikkelen, dus ook (hoog)begaafde leerlingen. Ondanks de toenemende aandacht van
samenwerkingsverbanden en scholen voor de specifieke onderwijsbehoeften van (hoog)begaafde
leerlingen is er nog niet overal een passend aanbod voor deze leerlingen. Dit heeft
de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media ook aangegeven in zijn Kamerbrief.2 Daarom is de subsidieregeling geschreven waarmee samenwerkingsverbanden en scholen
een extra impuls hebben gekregen om het aanbod voor (hoog)begaafde leerlingen te verbeteren,
uit te breiden of te bestendigen.
In totaal hebben 141 van de 152 samenwerkingsverbanden passend onderwijs in het po
en vo een aanvraag ingediend voor een subsidie van 4 jaar. Hiervan zijn er 139 toegekend.
Dit betekent dat in ieder geval 139 samenwerkingsverbanden aan de slag zijn met verbeteren
van hun passend aanbod voor (hoog)begaafde leerlingen.
In mijn «Strategische Agenda hoger onderwijs en onderzoek» heb ik benadrukt dat het
belangrijk is dat studenten op de juiste plek terechtkomen, dat er aandacht is voor
hun persoonlijke omstandigheden en dat ze het maximale uit hun studie(s) kunnen halen
en zich breed kunnen ontwikkelen. Het hoger onderwijs biedt op zich de ruimte om een
eigen invulling aan de studie te geven of meerdere studies naast elkaar te volgen.
Dat vraagt soms om maatwerk bij de ondersteuning door de universiteit of hogeschool.
Hoogbegaafdheid kan vragen om meer begeleiding. Ik heb geen overzicht van het aantal
hoogbegaafde studenten dat wel of geen passend aanbod krijgt. Zie ook mijn antwoord
bij vraag 3.
Vraag 3
Bent u het eens met de uitspraak van Simone Eringfeld, zelf «turbostudente», dat de
meeste universiteiten hoogbegaafd talent verwaarlozen? Zo ja, wat gaat u hier tegen
doen? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat met de uitdagingen van de toekomst
uitzonderlijk talent juist gekoesterd moet worden en alle kans moet krijgen om zich
te ontwikkelen?
Antwoord 3
Ik heb geen gegevens over het aantal hoogbegaafden op hoger onderwijsinstellingen.
Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
De Vereniging Hogescholen (VH) en de Vereniging van Universiteiten (VSNU) hebben contact
(gehad) met het Landelijk Netwerk Hoogbegaafden Hoger Onderwijs (HB-HO) en zijn op
de hoogte van de specifieke aandacht en aanpak die (hoog)begaafde studenten vragen.
Iedere student moet zich kunnen ontwikkelen en instellingen dienen rekening te houden
met bijzondere omstandigheden van studenten. Hoogbegaafdheid kan ook worden gezien
als een bijzondere omstandigheid en hier dienen instellingen, waar nodig en mogelijk,
voorzieningen voor te treffen.
Via de Werkgroep Studentenwelzijn blijf ik in gesprek met de VH en de VSNU en op de
hoogte over de vorderingen en stappen die instellingen nemen om (hoog)begaafde studenten
beter te kunnen begeleiden.
Vraag 4
Is er een beleid voor hoogbegaafde studenten aan een instelling voor hoger onderwijs?
Zo ja, wat is het beleid? Zo nee, deelt u de mening dat er zo spoedig mogelijk een
zo passend mogelijk aanbod dient te komen voor deze studenten?
Antwoord 4
Zie ook mijn antwoord op vraag 3. De VH en VSNU hebben contact met het HB-HO. (Hoog)begaafdheid
kan vragen om extra begeleiding door de onderwijsinstelling. Instellingen hebben binnen
de lumpsum bestedingsvrijheid. Een instelling maakt jaarlijks een begroting, waarbij
de medezeggenschap instemmingsrecht heeft op de hoofdlijnen daarvan. Daarnaast leggen
instellingen in het jaarverslag verantwoording af. Onderwijsinstellingen kunnen hun
middelen gebruiken om studenten te ondersteunen. Hoe zij de middelen inzetten is aan
de instellingen zelf. Zij kunnen beoordelen waar de eigen student behoefte aan heeft.
Ook kunnen er middelen worden ingezet vanuit de gelden die zijn vrijgekomen door de
invoering van het studievoorschot.
Vraag 5
Klopt het dat er op het gebied van onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen en studenten
géén doorlopende leerlijn is van primair onderwijs tot en met universiteit?
Antwoord 5
Net als alle andere leerlingen wordt er gewerkt aan een goede doorlopende leerlijn.
Een van de doelstellingen van de curriculumherziening is om de doorgaande leerlijnen
tussen po en vo en richting het vervolgonderwijs te versterken door de curricula van
alle sectoren beter op elkaar aan te laten sluiten. Dit komt ook ten gunste van het
onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen. Waarbij het uiteraard wel aan de school is
om in te spelen op de specifieke behoefte van de (hoog)begaafde leerling.
Ook heb ik middelen ter beschikking gesteld aan hogescholen en universiteiten voor
regionale afspraken om de overgangen tussen het vo-ho en mbo-hbo te verbeteren.
Studenten moeten daarnaast weten bij wie ze terecht kunnen bij problemen op het gebied
van welzijn (mentor, decaan, studiebegeleider, studentpsycholoog en/of medestudenten).
De Gezamenlijke Ambitie Studentenwelzijn die door de VH, VSNU, LSVb, ISO, de Universiteit
voor Humanistiek en het Expertisecentrum Inclusief Onderwijs (voorheen handicap +
studie) is opgesteld, is hierbij een behulpzame handreiking.
Vraag 6
Kunt u een overzicht geven waarin de kosten voor onderwijs voor hoogbegaafde studenten
met extra ondersteuning worden uitgesplitst? Kunt u deze kosten ook in beeld brengen
voor leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs?
Antwoord 6
Nee, dit overzicht heb ik niet. De kosten zijn afhankelijk van de ontwikkelings- en
ondersteuningsbehoefte van de (hoog)begaafde leerling en het niveau van de basisondersteuning
in het samenwerkingsverband.
Zie ook mijn antwoord bij vraag 4.
Vraag 7
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat de Kamer nog steeds berichten ontvangt dat
er scholen in het primair en voortgezet onderwijs zijn die een [hoge] eigen bijdrage
vragen voor hoogbegaafde leerlingen? Wanneer onderneemt u actie tegen deze scholen,
zoals eerder is gevraagd in de aangenomen motie-Rudmer Heerema3? Kunt u de Kamer uiterlijk in januari informeren over de verzochte acties en ervoor
zorgen dat scholen geen eigen bijdrage voor leerlingen met hoogbegaafdheid meer vragen?
Kunt u tevens toezeggen dat de scholen en samenwerkingsverbanden die ondanks de aangenomen
motie toch een rekening hebben verstuurd voor het jaar 2020, deze facturen zullen
verscheuren en de reeds betaalde facturen zullen terugstorten?
Antwoord 7
Wettelijk is al geregeld dat de toelating tot scholen of voorzieningen voor (hoog)begaafde
leerlingen niet afhankelijk mag worden gesteld van een financiële bijdrage van de
ouders. De wet staat wel een bijdrage toe, mits die expliciet vrijwillig is. De school
mag dan zelf de hoogte van de bijdrage bepalen in overleg met de medezeggenschapsraad.
Mochten ouders een klacht hebben over de vrijwillige ouderbijdrage dan is een gesprek
met de medezeggenschapsraad, de directeur van een school of het samenwerkingsverband
veelal een eerste stap in het oplossen. Mocht dit niet het gewenste resultaat hebben
dan bestaat de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de school. De klachtenprocedure
is te vinden in de schoolgids van de betreffende school. Tevens kunnen ouders een
signaal afgeven bij de Inspectie voor het Onderwijs (hierna: inspectie). Binnen haar
risicogericht toezicht doet de inspectie onderzoek naar de ouderbijdrage die scholen
vragen aan ouders en bijvoorbeeld als er signalen zijn. Daarnaast heeft de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media met de inspectie afgesproken dat zij
niet alleen de scholen maar ook het desbetreffende samenwerkingsverband betrekken
in het onderzoek. Wanneer uit onderzoek blijkt dat de bijdrage niet vrijwillig is
en afgestemd met de MR, legt de inspectie financiële sancties op. Dit is bijvoorbeeld
gebeurd in de zaak Conexus.
Vraag 8
Heeft u contact met de samenwerkingsverbanden gehad om te zorgen dat ze niet alleen
middelen uitgeven om kinderen met bijvoorbeeld autisme of dyslexie een passend onderwijs
aanbod te bieden, maar juist ook passend onderwijs gaan bieden aan hoogbegaafde kinderen?
Welke sanctiemogelijkheden bent u bereid te nemen om samenwerkingsverbanden die weigeren
te investeren in een passend aanbod voor hoogbegaafde kinderen te dwingen hier wel
middelen voor vrij te maken?
Antwoord 8
Begin december 2018 is de Subsidieregeling begaafde leerlingen PO en VO gepubliceerd.
In totaal hebben 141 samenwerkingsverbanden een aanvraag ingediend voor een subsidie
van 4 jaar. Hiervan zijn er 139 toegekend. Dit betekent dat bijna alle samenwerkingsverbanden
aan de slag zijn met het opzetten, uitbreiden of bestendigen van het aanbod voor (hoog)begaafde
leerlingen.
Van scholen en samenwerkingsverbanden passend onderwijs wordt verwacht dat zij passend
onderwijs bieden, dus ook middelen inzetten als dat nodig is voor (hoog)begaafde leerlingen.
De Inspectie voor het Onderwijs is belast met het toezicht houden op het aanbieden
van passend onderwijs door scholen en samenwerkingsverbanden en kan zo nodig sanctionerend
/ handhavend optreden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.