Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van lid Van Raan over overlast van vliegveld Luik-Bierset en het uitblijven van concrete actie ondanks een aangenomen motie
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over overlast van vliegveld Luik-Bierset en het uitblijven van concrete actie ondanks een aangenomen motie (ingezonden 6 december 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
11 februari 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1348.
Vraag 1
Kent u de aangenomen motie Van Raan c.s. (26 september 2019) waarin de regering wordt
verzocht om met meer concrete maatregelen te komen die tot een aantoonbare vermindering
zullen leiden van de in Nederland veroorzaakte overlast door luchthaven Luik-Bierset?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Erkent u dat de wijze waarop u tot nu toe uitvoering geeft aan deze aangenomen motie
tot geen enkele verbetering van de situatie heeft geleid? Zo nee, waaruit blijkt dan
precies dat de situatie zou zijn verbeterd?
Antwoord 2
Ik doe mijn uiterste best om te komen tot een verbetering van de situatie. Ook aan
de Belgische zijde is er bereidheid om gezamenlijk verder te werken aan het zo veel
mogelijk wegnemen van de negatieve gevolgen van de luchtruimwijziging in 2013 voor
de situatie in Eijsden. Na de luchtruimwijziging in 2013 hebben er diverse gesprekken
plaatsgevonden tussen Nederland en België waarin gezocht is naar verbeteropties. Dit
heeft geleid tot maatregelen die de afgelopen jaren door skeyes zijn doorgevoerd2. Die maatregelen blijken echter nog onvoldoende effect te hebben, hoewel in de monitoringsrapportage
van de eerste helft van 2019 wel een dalende trend van het aantal vliegtuigbewegingen
door de Eijsden area waarneembaar is.
Zoals ik in mijn brieven van 5 september 20193 en 14 oktober 20194 heb gemeld is daarom met de Belgische autoriteiten afgesproken om een gezamenlijke
expertgroep te starten om mogelijkheden voor verdergaande verbetering te verkennen
en uit te werken. Hier wordt momenteel aan gewerkt.
Vraag 3
Deelt u de mening dat er in de praktijk tot nu toe geen enkele sprake is van het daadwerkelijk
uitvoeren van de aangenomen motie Van Raan c.s.?5 Zo nee, waaruit blijkt dan dat deze motie momenteel wordt uitgevoerd?
Antwoord 3
Nee, die mening deel ik niet. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Wat is de stand van zaken omtrent de door u aangekondigde gezamenlijke Belgisch-Nederlandse
expertgroep?6
Antwoord 4
De eerste bijeenkomst van de expertgroep heeft in januari 2020 plaatsgevonden. De
samenstelling van de expertgroep moest eerst worden bepaald. Een brede samenstelling
was wenselijk, om vanuit verschillende perspectieven naar verbetermogelijkheden te
kunnen zoeken. Het is niet mogelijk gebleken om de volledige expertgroep eerder bijeen
te laten komen door de volle agenda’s van de betrokken experts. Tijdens de eerste
bijeenkomst is een inventarisatie gedaan van mogelijke operationele verbeteringen.
De komende periode analyseert skeyes de werkbaarheid en haalbaarheid hiervan. In het
voorjaar vindt een vervolgafspraak plaats om hierover door te praten.
Vraag 5
Klopt het dat deze gezamenlijke expertgroep tot nu toe nog steeds niet bij elkaar
is gekomen? Zo nee, kunt u een volledig overzicht verschaffen van alle momenten waarop
deze expertgroep bij elkaar is gekomen?
Antwoord 5
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 6
Is deze gezamenlijke expertgroep al gevormd? Zo ja, wie zitten er in deze expertgroep?
Zo nee, wanneer zal deze gezamenlijke expertgroep daadwerkelijk gevormd zijn?
Antwoord 6
De gezamenlijke expertgroep is gevormd en bestaat uit operationele experts en experts
op het gebied van procedureontwerp. Er nemen Nederlandse experts van het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie van Defensie, Luchtverkeersleiding
Nederland (LVNL) en een bewonersvertegenwoordiger, en Belgische experts van skeyes
deel aan de expertgroep.
Vraag 7
Wat staat er precies op de agenda van deze gezamenlijke expertgroep?
Antwoord 7
De gezamenlijke expertgroep maakt een inventarisatie van de mogelijkheden voor verbetering
van de situatie in Eijsden en analyseert de haalbaarheid en impact hiervan. Vervolgens
zullen de Nederlandse en Belgische autoriteiten een afweging maken welke verbeteringen
in de praktijk kunnen worden gebracht.
Vraag 8
Wanneer staan de overleggen gepland met de Belgische overheid om de situatie van overlast
door vliegveld Luik-Bierset zo snel mogelijk op te lossen?
Antwoord 8
Zoals hierboven is gemeld is met de Belgische autoriteiten afgesproken om een gezamenlijke
expertgroep op te richten en die de opdracht te geven om concrete mogelijkheden voor
verbetering te verkennen en verder uit te werken. Aan de hand van de uitkomsten van
de expertgroep zal worden bezien wanneer een volgend overleg tussen het ministerie
en de Belgische autoriteiten toegespitst op de geluidshinder in Eijsden plaats kan
vinden.
Daarnaast vindt er regulier overleg (gemiddeld een tot twee keer per jaar) plaats
tussen het ministerie en de Belgische autoriteiten over civiele en militaire luchtruimaangelegenheden
die spelen tussen Nederland en België. Daarbij kunnen ook zaken zoals de problematiek
rond geluidshinder in Eijsden worden besproken. In het laatste overleg van 4 februari
is afgesproken om te onderzoeken op welke wijze nieuwe maatregelen die voortvloeien
uit het werk van de expertgroep tussen Nederland en België kunnen worden vastgelegd.
De expertgroep kan hierin niet voorzien, aangezien deze alleen gericht is op het verkennen
van mogelijkheden voor verdergaande verbetering.
Vraag 9
Waarop baseert u de term «gemiddeld», zoals geformuleerd in uw opmerking om toe te
werken «naar een situatie die gemiddeld vergelijkbaar is met de situatie van vóór
de luchtruimwijziging van 2013»?7
Antwoord 9
Ik streef ernaar om de extra geluidshinder die is ontstaan als gevolg van de luchtruimwijziging
in 2013 weg te nemen. Het doel dat ik daarbij heb gesteld is om voor het luchtverkeer
van en naar de luchthaven Luik-Bierset boven Eijsden terug te gaan naar een situatie
die gemiddeld vergelijkbaar is met de situatie van vóór de luchtruimwijziging van
2013.
Met «gemiddeld» bedoel ik het maand gemiddelde per kalenderjaar (januari t/m december)
van het aantal vliegtuigbewegingen door de Eijsden area gebaseerd op de jaren voorafgaand
aan de luchtruimwijziging in 2013.
Vraag 10
Wat is hierbij uw definitie van de term «gemiddeld»?
Antwoord 10
Zie het antwoord op vraag 9.
Vraag 11
Erkent u dat een «gemiddelde» niet hetzelfde is als het volledig wegnemen van de (extra)
overlast? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Onder bepaalde omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om gebruik te maken van de
Eijsden area, bijvoorbeeld om de veiligheid te waarborgen. Dit was ook het geval vóór
de luchtruimwijziging in 2013. Daarom wordt toegewerkt naar een situatie die gemiddeld
vergelijkbaar is met de situatie van vóór 2013. Ik streef er dus naar dat de «extra»
overlast als gevolg van de luchtruimwijziging wordt weggenomen.
Vraag 12
Welke indicatoren zullen worden gebruikt, aan de hand waarvan de verbetermogelijkheden
zullen worden getoetst?
Antwoord 12
De indicatoren zijn gericht op het duiden van de gemiddelde situatie van voor 2013.
Het gaat hier om het gemiddelde aantal vliegtuigbewegingen door de Eijsden area over
een bepaalde periode. Daarbij wordt specifiek gekeken naar het aantal nachtelijke
vliegtuigbewegingen, tussen 23 uur en 6 uur.
Vraag 13
Zijn deze indicatoren al opgesteld? Zo nee, wanneer zullen deze indicatoren worden
opgesteld?
Antwoord 13
De indicatoren worden momenteel verder uitgewerkt. Zie verder het antwoord op vraag 14.
Vraag 14
Wie heeft deze indicatoren opgesteld? Indien deze indicatoren nog niet bekend zijn,
door wie zullen deze indicatoren worden opgesteld?
Antwoord 14
De monitoringsrapportages die door het ministerie zijn opgesteld vormen de basis voor
het bepalen van de indicatoren. Het ministerie doet het voorstel voor de indicatoren.
De indicatoren worden vervolgens in de gezamenlijke expertgroep vastgesteld.
Vraag 15
Welke maatregelen heeft u tot nu toe geïnventariseerd?
Antwoord 15
Er zijn verschillende mogelijkheden voor verbetering geïnventariseerd, deze variëren
van aanpassingen in de operationele werkwijze tot procedurewijzigingen. De mogelijkheden
worden verder uitgewerkt en vervolgens besproken in de expertgroep.
Vraag 16
Acht u deze inventarisatie compleet? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Antwoord 16
Er heeft een uitgebreide inventarisatie van de mogelijkheden voor verbetering plaatsgevonden.
Deze mogelijke verbeteringen worden momenteel verder uitwerkt. Indien nieuwe ideeën
voor verbetering opkomen, dan zullen deze uiteraard in de inventarisatie worden meegenomen.
Vraag 17
Wanneer zal het daadwerkelijke toetsen van de maatregelen plaatsvinden?
Antwoord 17
Het toetsen van de maatregelen zal plaatsvinden zodra de uitwerking van de mogelijke
verbeteringen gereed is. Op basis daarvan zal worden bepaald welke maatregelen in
de praktijk worden gebracht.
Vraag 18
Kunt u een tijdlijn verschaffen aan de hand waarvan de overlast door vliegveld Luik-Bierset
zal worden aangepakt?
Antwoord 18
Het is nog niet duidelijk hoeveel expertbijeenkomsten nodig zijn om tot een overzicht
van kansrijke verbetermaatregelen te komen en die maatregelen verder uit te werken.
Ik doe mijn uiterste best om de maatregelen voor verbetering zo spoedig mogelijk in
werking te laten treden.
Vraag 19
Per wanneer mogen de inwoners van deze regio verwachten dat u deze overlast heeft
weggenomen?
Antwoord 19
Ik doe mijn uiterste best om zo spoedig mogelijk tot een oplossing van de situatie
te komen en de extra overlast als gevolg van de luchtruimwijziging in 2013 weg te
nemen.
Vraag 20
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 20
Ja, dit heb ik zoveel mogelijk gedaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.