Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Linde over het bericht ‘Rekenrentes in andere EU-landen dalen licht’
Vragen van het lid Van der Linde (VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Rekenrentes in andere EU-landen dalen licht» (ingezonden 20 december 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 11 februari
2020)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1439
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Rekenrentes in andere EU-landen dalen licht»?1 Wat is uw reactie op dit artikel?2
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het artikel. Ik constateer dat de veranderde economische omgeving
ook een neerwaartse invloed heeft op de rekenrentes in landen die niet de risicovrije
rente hanteren, maar rekenrentes hanteren gebaseerd op verwacht rendement en een vast
percentage.
Vraag 2
Hoe verklaart u dat Denemarken, dat een lagere rekenrente heeft dan Nederland, een
beter gekapitaliseerd stelsel heeft volgens de European Insurance and Occupational
Pensions Authority (Eiopa) en één van de beste stelsels ter wereld volgens Mercer?3
Antwoord 2
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 3
Hoe verklaart u dat Zweden, dat een vergelijkbare rekenrente hanteert als Nederland,
volgens de Eiopa-methode een beter gekapitaliseerd pensioenstelsel heeft dan Nederland?
Antwoord 3
De mate waarin pensioenen voldoende door kapitaal gedekt zijn, varieert inderdaad
tussen landen. De verschillen kunnen een technische oorsprong hebben, zoals een andere
meetmethode, waardoor een optisch verschil ontstaat. Zoals het lid Van der Linde correct
stelt, is een andere rekenrente niet een technische verklaring die in dit geval opgaat.
Daarnaast kunnen meer fundamentele oorzaken leiden tot deze verschillen, waarbij het
niet gelukt is te achterhalen in welke mate welke oorzaak tot een verschil heeft geleid.
Fundamentelere oorzaken die leiden tot verschillen in kapitalisatie zijn bijvoorbeeld
de financiële uitgangspositie van fondsen, de mate waarin de premie-inleg kostendekkend
moet zijn, en de snelheid waarmee economische mee- en tegenvallers in de pensioenen
verwerkt worden.
Vraag 4
Deelt u de analyse (die uit het artikel blijkt) dat een lage rekenrente geen verklaring
is voor dekkingstekorten, als de twee best gekapitaliseerde pensioenstelsels (Zweden
en Denemarken) een op marktrente gebaseerde rekenrente hebben? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ik deel deze analyse.
Vraag 5
Waarom is het dekkingstekort voor Nederlandse fondsen onder de Eiopa-methode (3%)
groter dan onder de nationale methode (1%)?
Antwoord 5
De verschillen in (aanvangs)dekkingsgraden volgens de Nederlandse en de EIOPA-methode
zijn als volgt te duiden:
– De EIOPA-methode waardeert naast de toezegging óók de mogelijke toekomstige toeslagverlening.
Daarmee nemen de verplichtingen onder de EIOPA-methode toe voor de Nederlandse fondsen
en ook het dekkingstekort.
– Daarnaast wordt er in de EIOPA-methode een risicomarge gehanteerd op de verplichtingen.
Ook hiermee nemen de verplichtingen onder de EIOPA-methode toe en eveneens het dekkingstekort.
– De EIOPA rentecurve ligt hoger dan de Nederlandse, wat de verplichtingen onder de
EIOPA-methode lager maakt en het dekkingstekort eveneens.
Vraag 6
In hoeverre wordt het tekort van de Nederlandse fondsen verklaard door de slechte
beursresultaten in het laatste kwartaal van 2018?
Antwoord 6
De peildatum van elke stresstest heeft uiteraard invloed op de startpositie van de
deelnemende fondsen, maar de invloed op de impact van het stressscenario is beperkt,
aangezien voor de impact van het stress scenario wordt gekeken naar het verschil tussen
de beide scenario’s waarin de startpositie gelijk is.
Vraag 7
Wat zijn de majeure verschillen tussen het Nederlandse en het Belgische pensioenstelsel?
Antwoord 7
In haar landenstudies geeft de OESO op hoofdlijnen een beschrijving van de pensioenstelsels
van individuele landen. De beschrijving van het pensioenstelsel van België is te vinden
via: https://www.oecd.org/els/public-pensions/PAG2019-country-profile-Belgiu….
Wat betreft het toezichtkader – waar de landenstudie niet op ingaat – heeft België
een toezichtkader dat, ten opzichte van het Nederlandse toezichtkader, meer «principle
based» is. Als gevolg hiervan is er binnen het Belgische toezichtkader veel ruimte
voor eigen invulling door de pensioenuitvoerder, dan wel de werkgever. Hierbij dient
te allen tijde een consistent geheel te zijn tussen de toezegging, de financiering
en het beleggingsbeleid. De aan te houden voorzieningen en buffers worden zodanig
bepaald, dat de toezegging met voldoende mate van zekerheid waargemaakt kan worden.
Vraag 8
Wat is de reden dat België volgens de Eiopa-methode een beter gekapitaliseerd pensioenstelsel
heeft?
Antwoord 8
Het verschil volgt voornamelijk uit de aanwezigheid van een sponsorgarantie van de
werkgever bij de Belgische fondsen.
Vraag 9
Kunt u aangeven welke gevolgen de stresstest heeft voor het Nederlandse pensioenstelsel?
In hoeverre vindt u een dekkingstekort van 22% in een slecht scenario realistisch?
Antwoord 9
De stresstest van EIOPA heeft geen direct gevolgen voor het Nederlandse pensioenstelsel.
DNB heeft de resultaten van de stresstest besproken met de betrokken fondsen en PPI’s.
Het scenario dat voor de stresstest is gebruikt, is een zwaar negatief, maar realistisch
scenario. Als Nederlandse fondsen voldoende vereist eigen vermogen hadden gehad, hadden
zij de klap uit de stresstest op kunnen vangen.
Vraag 10
Deelt u de mening dat er grote verschillen zitten tussen pensioenstelsels in Europese
landen en het zowel onwenselijk als onpraktisch is daar een geharmoniseerd toezichtkader
op te plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Ik deel deze mening.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.