Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Regterschot en Renkema over het manifest van Lijm de Zorg
Vragen van de leden Regterschot (VVD) en Renkema (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het manifest van Lijm de Zorg (ingezonden 20 januari 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
11 februari 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het Manifest van Lijm de Zorg dat vandaag, 20 januari 2020, in het
NRC stond?1
Antwoord 1
Ja, dat manifest is mij op 20 januari aangeboden door de initiatiefnemers. Ik heb
op dezelfde dag met hen gesproken en -samen met de Minister van VWS- op 4 februari
nogmaals.
Vraag 2
Deelt u de mening dat nog te vaak mensen met een complexe problematiek, die behandeld
zouden moeten worden in de geestelijke gezondheidszorg (ggz), vastlopen in het systeem
en daardoor niet (op tijd) de zorg krijgen die ze nodig hebben?
Antwoord 2
Zoals ik al in het Algemeen Overleg van 29 januari jl. heb aangegeven, deel ik die
mening. Om deze reden heb ik op 5 februari overleg gevoerd met zorgverzekeraars en
zorgaanbieders en heb ik hen gevraagd een plan te maken om het zorgaanbod voor de
complexe doelgroep te borgen. Ik heb met de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders
afgesproken dat zij binnen vier weken hun plan opleveren. Dat wil zeggen dat ik uiterlijk
op 4 maart hun plan ontvang. Kort daarop wil ik dit met hen bespreken. Ik zal het
plan, voorzien van mijn duiding, zo snel mogelijk daarna met uw Kamer delen.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel meldingen u heeft ontvangen in het afgelopen jaar (2019) over
personen die vastgelopen zijn in het systeem, waarbij onderscheid gemaakt wordt naar
personen, instanties, overheden, politie en dergelijke?
Antwoord 3
VWS krijgt via verschillende kanalen meldingen binnen van mensen die vastlopen in
hun zoektocht naar passende zorg in de ggz. Bijvoorbeeld via publieksvoorlichting,
brieven aan VWS (zowel op papier, via de contactpagina op internet of via social media),
via bewindslieden en Tweede Kamerleden.
VWS ondersteunt deze mensen dan in hun zoektocht. VWS registreert de meldingen, maar
maakt hierin geen uitsplitsing naar personen, instanties, overheden, politie en dergelijke.
Ook wordt er geen precieze uitsplitsing gemaakt naar zorgvorm. In 2019 zijn, naast
de reguliere (ggz) zorgvragen, er in totaal ruim 350 complexe zorgvragen in behandeling
genomen, hiervan betreffen het naar schatting tussen de 70 en de 130 complexe zorgvragen
die betrekking hebben op de ggz. In algemene zin kan ik stellen dat het overgrote
deel van de meldingen komt van de persoon die de casus betreft, naasten van deze persoon,
of een zorgverlener die bij de persoon betrokken is.
Vraag 4
Kunt u een inschatting maken van het aantal personen dat acuut hulp nodig heeft, maar
nergens terecht kan? Zo nee, bent u bereid om dit te inventariseren?
Antwoord 4
Mensen die zich in een acute psychische crisis bevinden, moeten altijd snel hulp kunnen
krijgen. De eerste die hier aan zet is, zijn de crisisdiensten. Sinds 1 januari van
dit jaar is de rol van de crisisdiensten verstevigd en is de bekostiging gebaseerd
op beschikbaarheid. Gedurende de eerste 72 uur is eveneens als dat nodig is, het crisisbed
in de specialistische vervolgzorg gefinancierd. Voor de beoordeling die door de crisisdienst
plaatsvindt, bestaan geen of alleen zeer korte wachttijden (om de beoordeling uit
te voeren). Dit is eerder gebleken uit de rapportage van de NZa (Kamerstuk 29 689 nr. 677). Ik realiseer mij dat deze wachttijd natuurlijk wel anders ervaren kan worden door
de patiënt/cliënt en/of betrokken hulpverleners die deze beoordeling wil laten uitvoeren.
De snelheid waarmee de crisisdienst de beoordeling uitvoert, is gebaseerd op de urgentiegraad
(vastgelegd in de Triagewijzer, als onderdeel van de generieke module Acute psychiatrie).
Voor patiënten die zich in een veilige omgeving bevinden (bij naasten die de patiënt
kunnen bijstaan) geldt bijvoorbeeld een lagere urgentiegraad dan voor iemand die zich
in een onveilige situatie bevindt. Voor de meest urgente situatie geldt een urgentiegraad
om binnen een uur te beoordelen.
Met deze stap verwacht ik dat een aantal belangrijke knelpunten in de acute ggz is
opgelost. Naar aanleiding van het debat tijdens het eerdergenoemde AO GGZ, is de motie
Diertens c.s. aangenomen om onderzoek te doen naar de beschikbaarheid van de crisisopvang
en het regionale aanbod van crisisopvang en uw Kamer te informeren over de aanrijtijden
en beschikbaarheid van plekken bij de crisisdiensten in de regio’s. Ik heb aangegeven
deze motie te willen uitvoeren door aan te sluiten bij de monitor die in het kader
van de implementatie van de generieke module Acute psychiatrie zal worden uitgevoerd.
Deze monitor zal zowel kwantitatieve als kwalitatieve informatie bevatten. Ik zal
uw Kamer over de uitkomsten van deze monitor informeren.
Vraag 5
Welke stappen heeft u ondernomen om het aantal vastgelopen personen omlaag te brengen?
Antwoord 5
In het AO GGZ heb ik u al laten weten dat ik een aantal stappen zet om te zorgen dat
ook mensen met een complexe zorgvraag sneller een passende behandelplek vinden:
– Ik heb zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten gevraagd te investeren in de bekendheid,
vindbaarheid en kwaliteit van cliëntondersteuning en zorgadvies/bemiddeling. Als mensen
vastlopen in hun zoektocht, kunnen zij ook contact opnemen met het Ministerie van
VWS. VWS kan mensen ondersteunen bij hun zoektocht door mee te denken met de melder
en indien nodig met partijen in gesprek te gaan over wat er aan de hand en is en wie
aan zet is om actie te ondernemen.
– Ik heb zorgverzekeraars en zorgaanbieders gevraagd met een plan te komen om het zorgaanbod
voor de hoogcomplexe doelgroep te borgen. Zodra ik dat plan ontvangen heb, informeer
ik uw Kamer.
– Ik ga met zorgverzekeraars en zorgaanbieders bespreken hoe we, naar analogie van (delen
van) de acute somatische zorg, kunnen komen tot een protocol dat gevolgd moet worden
in de besluitvorming rond sluiting van aanbod.
Vraag 6
Bent u bekend met het experiment dat bij Arkin (ggz-instelling in Amsterdam) is uitgerold,
het zogenaamde «Arkin Ontregelt»?2
Antwoord 6
Ja. In het Actieplan (Ont)Regel de Zorg (Kamerstuk 29 515 nr. 424) is één van de actiepunten dat er experimenteerruimte moet komen voor innovatieve
werkwijzen die leiden tot meer patiëntgerichte, kwalitatief betere en meer doelmatige
zorg. Arkin heeft in het voorjaar van 2018 vervolgens zelf het initiatief genomen
om een experiment uit te werken door op een andere manier dan nu het geval is te laten
zien dat ze in control zijn en goede kwaliteit van zorg leveren. Arkin heeft hiervoor
steun gevraagd aan VWS. Het experiment is vervolgens samen met zorgverzekeraar Zilveren
Kruis en de NZa uitgewerkt. Het voldoet hiermee aan de wensen en vereisten van alle
betrokken partijen.
Vraag 7
Nu bij Arkin met een experiment is aangetoond dat door het terugbrengen van administratieve
werkzaamheden, meer tijd en aandacht besteed kan worden aan patiënten met multiproblematiek,
wat voor stappen onderneemt u om dit breder uit te rollen?
Antwoord 7
De aanpak van het experiment van Arkin en Zilveren Kruis betreft naast het anders
vormgeven van tijdschrijven en registratie, ook een verandering van cultuur. Een experiment
als dat van Arkin en Zilveren Kruis is niet zomaar één op één als een soort mal te
gebruiken door andere ggz-aanbieders. Ggz-aanbieders kunnen in overleg en met instemming
van hun zorgverzekeraar(s) bepalen of zij eraan toe zijn om een dergelijk experiment
te starten. De uitkomsten van het experiment van Arkin en Zilveren Kruis zijn zo positief
dat ik mij maximaal inzet om dit breder te verspreiden. Dit doe ik op twee manieren,
namelijk:
1. Het uitrollen van die elementen van het experiment die zich lenen voor een brede uitrol
onder ggz-aanbieders. Dit zijn de reductie van activiteitencodes, een handreiking
om de administratie van indirecte tijd anders vorm te geven en door middel van een
nieuwe Beleidsregel om te experimenteren met het verder vereenvoudigen van de registratie
van indirecte tijd en het nog verder verminderen van de activiteitencodes om tijd
te verantwoorden.
Ik zal deze drie elementen nader toelichten:
– Mede naar aanleiding van de mooie resultaten van het experiment heeft de NZa in overleg
met partijen een zogenoemde verkorte activiteitencode-lijst gemaakt om tijd te verantwoorden.
Per 1 januari 2020 is de activiteitencode-lijst teruggebracht naar 22 codes in plaats
van 183 codes om een behandeling te registreren. De verkorte activiteitencode-lijst
geldt ook voor de forensische zorg.
– In een aanwijzing die op dit moment voorbereid wordt verzoek ik de NZa een beleidsregel
op te stellen voor experimenten ten aanzien van het verder vereenvoudigen van de registratie
van indirecte dbc-tijd voor de gespecialiseerde ggz en de forensische zorg. Op deze
manier wordt in de eerste plaats de procedure voor ggz-aanbieders om een experimentstatus
te kunnen krijgen eenvoudiger en eenduidiger. Ik schat in dat dit voor ggz-aanbieders
een paar weken werk scheelt. En in de tweede plaats wordt het voor ggz-aanbieders
die een experimentstatus krijgen maximaal mogelijk gemaakt om het tijdschrijven tot
een minimum te beperken, onder andere doordat behandelaren geen indirecte tijd meer
hoeven te schrijven.
– Met partijen heb ik ook een handreiking ontwikkeld om aan de slag te gaan met het
anders vormgeven van de administratie van indirecte tijd en/of het drastisch beperken
daarvan (https://www.slim-registreren-indirecte-tijd.nl/). Medewerkers van Arkin die deelnemen aan het experiment, richten zich op zinvolle
inhoudelijke verslaglegging ten behoeve van de zorgverlening aan cliënten. Daarmee
is de registratie van indirecte tijd komen te vervallen. De vertaling naar rechtmatige
declaraties wordt administratief afgehandeld.
2. Om andere ggz-aanbieders, zorgverzekeraars en andere financiers van de ggz te inspireren
en te helpen om de regeldruk merkbaar te verminderen vindt op 17 februari een congres
over het verminderen van regeldruk in de ggz plaats. Op het congres worden zij geïnformeerd
over het experiment van Arkin en Zilveren Kruis. Het doel van het congres is dat andere
ggz-aanbieders voldoende handvatten krijgen om ook zelf aan te slag te gaan met het
merkbaar verminderen van regeldruk.
Vraag 8
Bent u bereid de zogenaamde minutenregistratie bij de Minister van VWS bespreekbaar
te maken in relatie tot het experiment «Arkin Ontregelt» en dat tevens mee te nemen
in de verdere uitrol van dit experiment over de volle breedte van de ggz-sector?
Antwoord 8
Het experiment van Arkin en Zilveren Kruis is mede voortgekomen uit het Actieplan
(Ont)Regel de zorg. Dit Actieplan heb ik samen met de Minister van VWS en de Minister
voor Medische Zorg en Sport gepresenteerd. Het Actieplan is voor alle «zorgsectoren».
U kunt ervan uitgaan dat de resultaten van het experiment binnen en buiten VWS gedeeld
worden en waar dat kan toegepast. Ten aanzien van een bredere uitrol in de ggz verwijs
ik naar mijn antwoord op vraag 7.
Vraag 9
Hoe lang duurt het nog voordat u een centraal meldnummer naar buiten brengt en communiceert,
zoals reeds bij de overdracht van het Schakelteam in 2018 als dringend advies is aangegeven?
Antwoord 9
Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 10 oktober 2019 (Kamerstuk 25 424 nr. 486) zal het Landelijk Meldnummer niet-acuut, naar verwachting, komend voorjaar in gebruik
worden genomen, met als uiterste datum 1 juli 2020. Er wordt gewerkt aan een goede
communicatiecampagne, zodat het Landelijk Meldnummer niet-acuut bekendheid krijgt
en duidelijk is in welke gevallen het nummer kan worden gebeld. De landelijke campagne
is voorzien voor het najaar, zodat na de start van het nummer de regionale meldpunten
voldoende geëquipeerd zijn om de verwachte hoeveelheid telefoontjes te kunnen verwerken.
Vraag 10
Op welke manier en binnen welk tijdspad evalueert u de Wet verplichte ggz (Wvggz)
voor het eerst en hoe wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Antwoord 10
De Wvggz bepaalt dat de eerste wetsevaluatie binnen twee jaar na inwerkingtreding
aan beide Kamers wordt gezonden. Ik ben gestart met de voorbereidingen in overleg
met de sector. De Wvggz wordt gelijktijdig met de Wet zorg en dwang psychogeriatrische
en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd) geëvalueerd en de voorbereidingen daarop
lopen gezamenlijk. De wetsevaluatie van de Wvggz wordt uitgevoerd door een externe,
onafhankelijke partij. De evaluatie van de Wet forensische zorg wordt gelijktijdig
in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid uitgevoerd door het WODC,
waarbij ook aandacht is voor het schakelartikel 2.3 van de Wfz.
De evaluatie van de Wvggz richt zich op de manier waarop de Wvggz geïmplementeerd
is en welke verbeteringen eventueel nodig zijn. Daarbij is aandacht voor de kosten
en de ervaringen van patiënten, zorgverleners en andere bij de uitvoering van de wet
betrokken organisaties. De ketenpartners monitoren proces- en getalsmatig hoe de praktische
uitvoering van de wet verloopt. Bij de evaluatie wordt waar mogelijk gebruik gemaakt
van bestaande informatie. Uiteraard worden ook de aangenomen moties en gedane toezeggingen
aan beide Kamers met betrekking tot de evaluatie van (de uitvoering van) de Wvggz
meegenomen.
Zoals ik uw Kamer tijdens het mondelinge vragenuur van 19 november 2019 (Handelingen
II 2019/20, nr. 25), heb toegezegd, houden we voortdurend de vinger aan de pols. Als
er aanleiding is om de wet op een onderdeel te wijzigen, zodat de uitvoering er van
verbetert, zullen we dat doen en niet wachten tot de evaluatie na twee jaar.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.