Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ellemeet over het bericht “Die man kent onze zoon helemaal niet”
Vragen van het lid Ellemeet (GroenLinks) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Rechtsbescherming over het bericht «Die man kent onze zoon helemaal niet» (ingezonden 20 december 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 10 februari 2020). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1284.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Die man kent onze zoon helemaal niet»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe vaak en in welke gevallen wordt door zorginstellingen bij conflicten over de zorg
of de financiën ervoor gekozen om de gang naar de rechter te gebruiken om naasten
te ontheffen als mentor/bewindvoerder? Bent u het eens met de stelling dat dergelijke
conflicten bij voorkeur buiten de rechter om moeten worden beslecht? Zo ja, welke
initiatieven neemt u zich voor om de gang naar de rechter tot een minimum te beperken?
Antwoord 2
De Raad voor de rechtspraak (hierna: de Rvdr) heeft mij geïnformeerd over het aantal
verzoeken die zorginstellingen hebben ingediend voor ontslag en benoeming van bewindvoerders
en mentoren. In de periode 2014–2016 steeg het aantal ontslag- en benoemingsverzoeken
naar circa zestig per jaar, sinds 2017 gaat het om circa twintig verzoeken per jaar.
Naar aanleiding van de berichtgeving van onder andere De Groene Amsterdammer is gesproken
met de landelijke expertgroep van rechters die zich bezighouden met curatele, beschermingsbewind
en mentorschap (hierna: de expertgroep). Naar de ervaring van de rechters uit de expertgroep
komt het zelden voor dat ontslag- en benoemingsverzoeken door zorginstellingen worden
ingediend wegens een conflict met de vertegenwoordiger. Zorginstellingen kunnen bijvoorbeeld
aanleiding hebben een verzoek in te dienen als de vertegenwoordiger de belangen van
de betrokkene niet goed behartigt. De expertgroep heeft aangegeven dat de berichtgeving
van onder andere De Groene Amsterdammer onderstreept hoe belangrijk het is dat de
rechter grondig onderzoek doet naar de reden van verzoeken die zorginstellingen indienen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal de koepels van zorginstellingen
vragen om de berichtgeving van De Groene Amsterdammer en in het bijzonder de daarin
beschreven ervaringen van ouders onder de aandacht van hun leden te brengen.
Ik ben het ermee eens dat conflicten tussen zorginstellingen en bewindvoerders/mentoren
bij voorkeur buiten de rechter om worden opgelost. Ik vind ook dat de betrokken partijen
de keuze moeten hebben om conflicten onderling op te lossen of naar de rechter te
stappen.
Een geschil tussen de bewindvoerder/mentor en de zorginstelling over de aan de betrokkene
geleverde zorg kan worden voorgelegd aan de klachtenfunctionaris van de zorginstelling.
De klachtenfunctionaris kan dan een gesprek tussen de bewindvoerder/mentor en zorginstelling
op gang brengen. Als dat gesprek geen oplossing biedt, kan een klacht worden ingediend
bij een onafhankelijke geschilleninstantie die een bindende uitspraak doet.
De verhouding tussen de bewindvoerder/mentor en de zorginstelling kan dusdanig zijn
verslechterd, dat de rechter nodig is om partijen te helpen het conflict op te lossen.
De rechter kan bezien of het mogelijk is partijen toch nog nader tot elkaar te brengen.
Als de verhouding tussen de bewindvoerder of mentor en de zorginstelling zodanig is
verslechterd dat de zorg aan de betrokkene hieronder leidt, acht de rechter het soms
noodzakelijk een andere bewindvoerder of mentor te benoemen, ook als de voorkeur van
de betrokkene uitgaat naar diens huidige bewindvoerder of mentor. De rechter benoemt
in die gevallen vaak een professionele bewindvoerder of mentor.
Op basis van de cijfers van de Rvdr, de ervaring van de rechters uit de expert-groep
en het uitgangspunt dat partijen ervoor moeten kunnen kiezen een conflict aan de rechter
voor te leggen, zie ik geen aanleiding de gang naar de rechter te beperken.
Vraag 3, 4
Wat vindt u van mentoren/bewindsvoerders die financieel afhankelijk zijn van de instelling
waar hun cliënt in zit?
Hoe worden cliënten en naasten beschermd tegen de financiële belangen van zorginstellingen
als hun mentoren/bewindvoerders financieel afhankelijk zijn van de instelling?
Antwoord 3, 4
De Groene Amsterdammer bericht dat meer dan de helft van de door De Monitor, Investico
en Trouw geënquêteerde bewindvoerders en mentoren voornamelijk cliënten krijgt via
zorginstellingen. Dit hoeft op zichzelf niet te betekenen dat zij financieel afhankelijk
zijn van zorginstellingen. Als een vertegenwoordiger wel financieel afhankelijk is
van een zorginstelling, is dat niet wenselijk. Een vertegenwoordiger moet het belang
van de betrokkene centraal stellen. Het risico dat dit niet gebeurt, wordt vergroot
als de vertegenwoordiger financieel afhankelijk is van de zorginstelling.
Het Burgerlijk Wetboek bevat waarborgen voor het voorkomen van belangenverstrengeling.
In de wet is een lijst opgenomen van natuurlijke en rechtspersonen die niet kunnen
worden benoemd tot bewindvoerder en mentor. Het benoemingsverbod geldt onder andere
voor – kort gezegd – medewerkers van zorginstellingen. Zij moeten niet in een positie
terecht kunnen komen waarin zij de belangen van hun cliënt – de betrokkene – en hun
werkgever – de zorginstelling – moeten afwegen, bijvoorbeeld als de bewindvoerder
moet beslissen of de betrokkene meebetaalt aan een uitgave die een zorginstelling
doet ten behoeve van alle cliënten. Het benoemingsverbod is erop gericht dergelijke
situaties te voorkomen. Ook in het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders
en mentoren zijn waarborgen opgenomen voor het voorkomen van belangenverstrengeling
bij professionele bewindvoerders en mentoren. Zij mogen bijvoorbeeld geen ander voordeel
voor hun werk ontvangen dan de beloning die zij als bewindvoerder of mentor krijgen.
Met inachtneming van de wettelijke waarborgen is het aan bewindvoerders en mentoren
om belangenverstrengeling te voorkomen. Zij moeten handelen zoals een goed vertegenwoordiger
betaamt. Doen zij dat niet, dan is dit reden voor ontslag en zijn zij aansprakelijk
voor de schade die zij de betrokkene berokkenen. Als bijvoorbeeld de ouders of kinderen
van de betrokkene vermoeden dat de bewindvoerder of mentor de belangen van de betrokkene
niet vooropstelt, maar die van de zorginstelling, kunnen zij hierover een klacht indienen
bij de bewindvoerder of mentor of diens branchevereniging. Het staat partijen vrij
om de rechter te benaderen. De rechter beoordeelt dan of de vertegenwoordiger kan
aanblijven of dat de belangen van de betrokkene beter zijn geborgd als een andere
vertegenwoordiger wordt benoemd.
Vraag 5
Deelt u de mening dat mentoren/bewindsvoerders niet door zorginstellingen aangewezen
zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Zorginstellingen kunnen niet zelf een vertegenwoordiger aanwijzen of ontslaan. Zorginstellingen
kunnen de rechter verzoeken om instelling van beschermingsbewind of mentorschap en
daarbij een kandidaat-bewindvoerder of mentor voordragen. Bij de benoeming volgt de
rechter in beginsel de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, bijvoorbeeld voor
de partner, een bepaald familielid of een goede bekende. De rechter wijkt daar alleen
van af als er gegronde redenen zijn om die voorkeur niet te volgen, bijvoorbeeld als
dit niet in het belang van de betrokkene is.
Vraag 6
Kan, om misbruik te voorkomen, een bemiddelingstraject verplicht worden voor naasten
en zorginstellingen bij conflicten, voordat er iemand als mentor/bewindvoerder wordt
ontheven door de rechter? Zo ja, bent u bereid om dat in regelgeving vast te leggen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
In het licht van het antwoord op vraag 2, 3 en 4 zie ik geen aanleiding een bemiddelingstraject
te verplichten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.