Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Gerven en Dik –Faber over het standpunt van het Zorginstituut Nederland over de hooggebergtebehandeling voor patiënten met ernstig astma
Vragen van de leden Van Gerven (SP) en Dik-Faber (ChristenUnie) aan de Minister voor Medische Zorg over het standpunt van het Zorginstituut Nederland over de hooggebergtebehandeling voor patiënten met ernstig astma (ingezonden 18 december 2019).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 10 februari 2020). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1293.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het standpunt van het Zorginstituut Nederland (het Zorginstituut)
om de hooggebergtebehandeling voor een beperkte groep van jaarlijks 100 patiënten
met ernstig astma niet meer te vergoeden?1
2
Antwoord 1
Tijdens het Algemeen Overleg van 19 december 2019 heb ik u uitgebreid toegelicht wat
mijn reactie is op het standpunt van het Zorginstituut Nederland (het Zorginstituut)
ten aanzien van hooggebergtebehandeling.
Vraag 2 en 3
Deelt u de mening dat hetHigh-altitude treatment versus treatment at sea level in patients with severe, refractory
asthma(REFRAST)-onderzoek, dat is uitgevoerd naar de effectiviteit van de hooggebergtebehandeling,
een grote toegevoegde waarde van deze behandeling laat zien? Zo nee, waarom niet?
Wat vindt u ervan dat het Zorginstituut de positieve resultaten van het REFRAST-onderzoek
naast zich neerlegt om technische redenen, terwijl dit onderzoek aantoont dat de kwaliteit
van leven van patiënten en de astmacontrole verbetert, het medicatiegebruik vermindert
en astma- en longaanvallen afnemen?
Antwoord 2 en 3
Ik doe geen uitspraken over de uitkomsten van resultaten van een specifieke studie.
Dat is onderdeel van de beoordeling van het Zorginstituut. Ik sta achter deze procedure
zoals ik dat ook tijdens het AO heb aangegeven. In mijn recente brief met als bijlage
een brief van het Zorginstituut met toelichting over de procedure rondom Davos heb
ik dit ook aangegeven (Kamerstukken II 2019/20, 29 689, nr. 1046).
Vraag 4, 5 en 6
Deelt u de mening dat onderzoek naar een behandeling voor een relatief kleine groep
patiënten vraagt om een andere onderzoeksmethodiek dan normaal gesproken door het
Zorginstituut wordt gehanteerd? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat het Zorginstituut weinig waarde hecht aan het REFRAST-onderzoek omdat
het geen onderzoek met eenrandomized controlled trial is, maar een observationeel onderzoek? Klopt het ook dat het Zorginstituut in 2014
zelf adviseerde om een observationeel onderzoek uit te voeren, omdat een randomized controlled trial niet mogelijk was?
In hoeverre heeft het Zorginstituut ook de aanvullende analyse, die is uitgevoerd
om een bias in het onderzoek te voorkomen, meegenomen bij haar standpuntbepaling?
Antwoord 4, 5 en 6
Ook voor mijn antwoord op deze vragen verwijs ik u in de eerste plaats naar mijn recent
verstuurde brief en de daarbij gevoegde brief van het Zorginstituut over dit onderwerp.
Daarnaast heb ik tijdens het AO van 19 december 2019 aangegeven dat ik de vraag hoe
passend de werkwijze van het Zorginstituut is voor kleine groepen patiënten zal meenemen
bij de evaluatie van het Zorginstituut in het kader van de Kaderwet zbo’s. Deze vraag
sluit goed aan bij de opzet van de evaluatie die ik u in mijn brief van 22 oktober
2019 stuurde (Kamerstukken II 2019/20, 33 147, nr. 9).
Vraag 7 en 8
Zal de besparing van kosten door het wegvallen van de vergoeding van deze behandeling,
waarvan sommige patiënten een jaar na dato nog de positieve resultaten ondervinden,
volgens u opwegen tegen de extra kosten die patiënten vanaf nu kwijt zijn voor medicijngebruik,
eventuele ziekenhuisopnames en een afname van deelname aan de maatschappij? Kunt u
uw antwoord toelichten?
Wat is uw reactie op de oproepen van artsen, zorgverleners, onderzoekers en patiënten
die de effectiviteit van de hooggebergtebehandeling bevestigen en stellen dat vergoeding
vanuit het basispakket beschikbaar moet blijven?
Antwoord 7 en 8
Ik verwijs u naar wat wij tijdens het AO in december gewisseld hebben en mijn brief
(Kamerstuk 29 689, nr. 1046). Zoals aangegeven hebben inmiddels meerdere verzekeraars het Nederlands Astmacentrum
in Davos gecontracteerd voor 2020.
Vraag 9
Wat is uw reactie op de doorlooptijden van machtigingen van verschillende zorgverzekeraars?3
Antwoord 9
Zorgverzekeraars kunnen ervoor kiezen dat bij medische behandelingen vooraf een machtiging
moet worden aangevraagd. Het is aan de zorgverzekeraar om te bepalen of hij een machtiging
nodig vindt. Dit staat opgenomen in de polisvoorwaarden. Machtigingen hebben tot doel
om bij te dragen aan doelmatig en efficiënt zorggebruik. Ik zie het nut en belang
van machtigingen in voorkomende gevallen. De verzekeraar moet wel kunnen beargumenteren
waarom een machtiging wel of niet wordt afgegeven. Over het algemeen wordt binnen
enkele dagen duidelijk of de machtiging kan worden afgegeven of niet. Bij ingewikkeldere
zorgvragen kan dit langer zijn.
Vraag 10
Bent u bereid om in overleg te treden met het Zorginstituut en de Long Alliantie Nederland
over de mogelijkheden van een vervolgonderzoek? Wordt het aanvullende rapport naar
aanleiding van het onderzoek dat gedaan is op zorgvuldige wijze bij de definitieve
besluitvorming betrokken? Zo ja, bent u bereid om in de tussentijd te garanderen dat
de hooggebergtebehandeling beschikbaar blijft voor patiënten die hier baat bij hebben?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Zoals tijdens het AO toegezegd en naar aanleiding van de motie (TK 29 689, nr. 1042) heb ik het Zorginstituut gevraagd om betrokken partijen uit te nodigen voor een
gesprek. Ik informeer u te zijner tijd over de uitkomst van dit gesprek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.