Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 357 Wijziging van onder andere de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de afschaffing van de rekentoets in het voortgezet onderwijs (afschaffing rekentoets vo)
Nr. 6
                   NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
            
Ontvangen 6 februari 2020
Graag dank ik de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
                  voor hun inbreng en voor de vragen die zij hebben gesteld. Op de gestelde vragen ga
                  ik hieronder in. Daarbij wordt de indeling van het verslag als uitgangspunt genomen.
                  In het belang van de leesbaarheid is er echter voor gekozen om sommige vragen gezamenlijk
                  te behandelen, dan wel om sommige vragen te behandelen op een andere plaats dan waar
                  zij in het verslag gesteld zijn.
               
I. ALGEMEEN
               
1. Inleiding
               
De leden van de VVD-fractie merken op dat destijds het besluit is genomen om de centrale
                     rekentoets alleen voor het behalen van een vwo diploma mee te laten tellen in de zak-slaagbeslissing.
                     Voor de andere schoolsoorten (vmbo en havo) gold op dat moment dat er een te groot
                     aantal leerlingen zou zakken als gevolg van het laten meetellen van het resultaat
                     voor de centrale rekentoets. De leden van de VVD-fractie stellen in dit verband een
                     vraag over de manier waarop het rekenniveau is geborgd voor de leerlingen waarvoor
                     de centrale rekentoets geen onderdeel uitmaakte van de zak-slaagbeslissing en hoe
                     hierop wordt gecontroleerd.
                  
In reactie op de vragen van de leden van de VVD-fractie merkt de regering op dat voor
                     deze leerlingen wel de verplichting gold om de centrale rekentoets af te leggen en
                     dat tevens hun resultaat vermeld werd op de cijferlijst. De vermelding van het resultaat
                     voor de centrale rekentoets op de cijferlijst zorgde voor transparantie over de rekenvaardigheden
                     van de leerling voor onder andere het vervolgonderwijs. De invulling van het rekenonderwijs
                     was en blijft aan de school zelf. In de toekomstige situatie is rekenen onderdeel
                     van de het vak wiskunde en voor de leerlingen die geen eindexamen doen in het vak
                     wiskunde wordt middels een schoolexamen de rekenvaardigheden van leerlingen inzichtelijk
                     gemaakt. De regering ziet toe op de naleving van deze wijzigingen van wet- en regelgeving.
                  
Voorts constateren de leden van de VVD-fractie dat er elk jaar opnieuw is gekeken
                     of het resultaat voor de centrale rekentoets op een verantwoorde manier kon gaan meetellen
                     voor de zak-slaagbeslissing in de andere schoolsoorten (vmbo en havo). Betreffende
                     deze afweging vragen de leden van de VVD-fractie hoe de regering jaarlijks de afweging
                     heeft gemaakt om het behaalde cijfer voor de centrale rekentoets wel of niet mee te
                     laten tellen voor het behalen van het diploma in deze schoolsoorten.
                  
Bij de inwerkingtreding van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen in
                     2010 en de daaropvolgende invoering van de centrale rekentoets heeft de regering het
                     College voor Toetsen en Examens (hierna: CvTE) gevraagd om de behaalde resultaten
                     voor rekenen te monitoren middels een jaarlijkse voortgangsrapportage. Deze voortgangsrapportages
                     zijn jaarlijks met de leden van de Tweede Kamer gedeeld. De voortgangsrapportages
                     gaven onder andere inzicht in de behaalde resultaten op de centrale rekentoets per
                     schoolsoort en profiel. Om te bepalen of rekenen op een verantwoorde manier onderdeel
                     zou kunnen worden van de zak-slaagbeslissing van de verschillende schoolsoorten zijn
                     de gegevens uit de voortgangsrapportages gecombineerd met de behaalde resultaten op
                     de vakken die onderdeel uitmaken van de uitslagbepaling in de verschillende schoolsoorten.
                     Deze examenresultaten werden door DUO verzameld. Door deze tweesoortige gegevens te
                     combineren, is inzicht verkregen in de manier waarop het resultaat voor de centrale
                     rekentoets het slagingspercentage bij de verschillende schoolsoorten zou beïnvloeden
                     wanneer het meetelde voor de zak-slaagbeslissing. Op basis van deze cijfers is jaarlijks
                     opnieuw bekeken of het verantwoord was om het resultaat voor rekenen mee te laten
                     tellen.
                  
2. Hoofdlijnen van het voorstel
               
2.1 Beëindigen verplichting deelname centrale rekentoets
               
De leden van de VVD-fractie lezen in het wetsvoorstel een passage uit het regeerakkoord
                     over dat de referentieniveaus tegen het licht gehouden worden. De leden vragen op
                     welke manier, anders dan met dit wetsvoorstel, er uiting is gegeven aan deze passage
                     van het regeerakkoord.
                  
Naast de uitwerking in onderhavig wetsvoorstel, zijn de referentieniveaus voor zowel
                     taal als rekenen onderdeel van de integrale curriculumherziening.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen aan te geven welke stappen er zijn ondernomen sinds
                     het regeerakkoord en waarom de ontwikkeling van het alternatief voor de rekentoets
                     nog niet is afgerond. De leden van de CDA-fractie stellen in dit kader ook de vraag
                     of het krappe tijdspad voor het afschaffen van de rekentoets en het invoeren van het
                     alternatief niet eerder voortkomt uit de vertraging van de uitvoering van het regeerakkoord
                     op dit punt aan de zijde van de regering, dan door het krappe tijdspad van de moties
                     Rog en Van Meenen1 en Van Meenen en Rog2. Tot slot stellen ook de leden van de GroenLinks-fractie een vraag over waarom er
                     opeens zo veel haast is bij onderhavig wetsvoorstel, terwijl al in het regeerakkoord
                     van 2017 stond opgetekend dat de rekentoets zou worden afgeschaft.
                  
Het alternatief voor de rekentoets omvat meerdere wijzigingen. Allereerst de afschaffing
                     van de centrale rekentoets. Ten tweede het introduceren van de grondslag voor een
                     schoolexamen rekenen voor leerlingen zonder wiskunde. Ten derde een vakvernieuwing
                     van vmbo wiskunde, zodanig dat er voor alle leerlingen een vorm van rekenen/wiskunde
                     is in het vmbo. Op elk van deze drie punten zijn door de regering stappen gezet sinds
                     het vaststellen van het regeerakkoord. De reden dat dit langer geduurd heeft dan beoogd
                     en er nu sprake is van een zeer krap tijdspad heeft te maken met de (politieke) besluitvorming
                     over het alternatief. Op 9 november 2018 heeft de regering een brief gezonden aan
                     uw Kamer, waarin de uitwerking van het alternatief voor de rekentoets werd beschreven.
                     De kern van dit voorstel was dat er voor alle leerlingen een schoolexamen rekenen
                     zou worden geïntroduceerd, waarvan het resultaat zou gaan meetellen in de zak-slaagbeslissing.
                     Tijdens de behandeling van dit voorstel in januari 2019 werd duidelijk dat dit voorstel
                     niet kon rekenen op een meerderheid van de Kamer. Dit bleek in het bijzonder uit de
                     moties Rog en van Meenen3 en Van Meenen en Rog4. Na de stemmingen over deze moties was duidelijk dat er een aangepast voorstel moest
                     komen, waarbij inwerkingtreding per schooljaar 2019–2020 gewenst was. Om de moties
                     uit te voeren is onderhavige wetswijziging nodig. Het voorbereiden van dit wetsvoorstel
                     is na het aannemen van de moties zo snel mogelijk in gang gezet. Een wetswijziging
                     vergt echter meer tijd dan door de moties is voorgeschreven. Dit wordt voor het afschaffen
                     van de rekentoets ondervangen door aan die onderdelen van het wetsvoorstel terugwerkende
                     kracht te verlenen.
                  
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering de voorstellen uit het adviesrapport
                     Een nieuw perspectief voor rekenen in het voortgezet onderwijs in zijn geheel zo spoedig
                     mogelijk gaat uitvoeren. Zij vragen op welke manier gaat de regering dat doen. De
                     leden van de CDA-fractie vragen eveneens hoe het staat met de uitvoering van deze
                     voorstellen. Zij vragen ook waarom niet alvast vooruitlopend op de curriculumherziening
                     is begonnen met de invoering van het alternatief voor de rekentoets zoals de NVvW
                     al eerder bepleitte. Zij vragen in dit kader ook hoe het staat met de uitvoering van
                     de voorstellen uit het adviesrapport Een nieuw perspectief voor rekenen in het voortgezet
                     onderwijs en of hierover contact is met de NVvW.
                  
Voor de implementatie van de voorstellen uit Een nieuw perspectief zijn twee grote wijzigingen noodzakelijk. Allereerst wordt de centrale rekentoets
                     afgeschaft en wordt er een schoolexamen rekenen voor leerlingen zonder wiskunde geïntroduceerd.
                     Daarnaast is er een vakvernieuwing voor wiskunde in het vmbo nodig. Integratie van
                     het rekenonderwijs in het examenprogramma wiskunde impliceert immers dat het huidige
                     examenprogramma wiskunde aangepast moet worden. Beide trajecten zijn reeds gestart.
                     De wijzigingen van wet- en regelgeving met betrekking tot het afschaffen van de centrale
                     rekentoets kunnen, behoudens het verloop van de politieke besluitvorming hierover,
                     per 1 augustus 2020 in werking treden. De rekentoets zal met terugwerkende kracht
                     tot en met 1 augustus 2019 worden afgeschaft, conform de wens van uw Kamer en het
                     regeerakkoord. De vakvernieuwing vmbo wiskunde zal, zoals gebruikelijk bij vernieuwingstrajecten
                     van examenprogramma’s met een centraal examen, meer tijd in beslag nemen. Een dergelijke
                     vakvernieuwing vergt een zorgvuldig proces, waarin bijvoorbeeld ook pilot-examens
                     moeten worden ontworpen en getest. De aard en omvang van een dergelijk vakvernieuwingstraject
                     impliceert dat leerlingen in het vmbo vanaf 1 augustus 2027 een wiskundeprogramma
                     volgen op basis van de nieuwe examenprogramma’s. Over deze twee onderdelen van Een nieuw perspectief is op verschillende momenten contact geweest met de NVvW.
                  
De leden van de VVD-fractie lezen dat het doel blijft om ervoor te zorgen dat leerlingen
                     het voortgezet onderwijs verlaten met voldoende rekenkennis en -vaardigheden voor
                     deelname aan de samenleving en een vervolgopleiding. Zij vragen hoe de regering deze
                     niveauborging gaat meten en hoe hierop wordt toegezien.
                  
Met het afschaffen van de centrale rekentoets is er niet langer sprake van één meetinstrument
                     waarmee de rekenvaardigheden van leerlingen in het voortgezet onderwijs kunnen worden
                     gemonitord. De regering zal hier op toezien door na te gaan dat de voorliggende wetswijziging
                     zal worden nageleefd door de scholen.
                  
De leden van de D66-fractie vragen of de regering tussen het aannemen van de motie
                     van de leden Rog en Van Meenen5 en dit wetsvoorstel scholen actief heeft gewezen op de invulling van rekenonderwijs
                     zoals voorgeschreven in Een nieuw perspectief voor rekenen in het voortgezet onderwijs
                     6? Zo nee, waarom niet?
                  
Sinds het aannemen van de motie bereiden scholen zich voor op de wijziging van wet-
                     en regelgeving omtrent rekenen. Na de inwerkingtreding blijft de invulling van het
                     rekenonderwijs aan de scholen zelf, zoals eerder ook al het geval was.
                  
Via het Steunpunt Taal en Rekenen zijn scholen ook geinformeerd over de uitkomsten
                     van de politieke besluitvorming over de rekentoets, waaronder de motie Rog en van
                     Meenen.
                  
De leden van de D66-fractie en de GroenLinks-fractie vragen waarom er wordt gesproken
                     over een intentie om het schoolexamen niet mee te laten weken in de zak- slaagregeling
                     en waarom hierover geen harde toezegging wordt gegeven.
                  
De plek in de uitslagbepaling van het schoolexamen wordt geregeld in een algemene
                     maatregel van bestuur (AMvB). Dat is de reden dat in dit wetsvoorstel wordt gesproken
                     over een intentie: het daadwerkelijk regelen hiervan vindt plaats in een AMvB. In
                     het ontwerpbesluit dat recent voor internetconsultatie is opengesteld is ook bepaald
                     dat het schoolexamen rekenen niet meeweegt in de zak/slaagbeslissing. Echter, in de
                     toelichting van het wetsvoorstel kan hier formeel niet op vooruitgelopen worden.
                  
De leden van de D66-fractie hebben een vraag gesteld over de diversiteit van het uitstroomniveau
                     op het gebied van rekenen van vo-leerlingen. Zij vragen de regering toe te lichten
                     waar de aanname op wordt gebaseerd dat het uitstroomniveau van leerlingen uit het
                     vo divers van aard zal zijn als gevolg van de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.
                  
De regering merkt op dat met het wegvallen van een centrale rekentoets er tevens geen
                     sprake meer is van een centraal meetinstrument om de rekenvaardigheden van uitstromende
                     vo-leerlingen in beeld te brengen. Vo-scholen zijn met de huidige situatie al vrij
                     in de vormgeving en invulling van hun rekenonderwijs, maar baseren zich hierbij op
                     hetzelfde referentiekader. Met de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel krijgen scholen
                     de vrijheid om zelf invulling te geven aan de afsluiting van hun rekenonderwijs. Het
                     creëren van meer ruimte voor scholen betekent dat er meer variatie ontstaat in de
                     manier waarop rekenen wordt aangeleerd en afgesloten in het vo en daarmee het instroomniveau
                     van vo-leerlingen naar het vervolgonderwijs.
                  
De leden van de D66-fractie stellen een vraag over hoe voorkomen wordt dat er extra
                     toelatingseisen door het vervolgonderwijs worden gesteld als gevolg van dit wetsvoorstel
                     bij de doorstroom van het vo naar het vervolgonderwijs. Voorts vragen de leden van
                     de GroenLinks-fractie of de regering enthousiast is over onderhavig wetsvoorstel en
                     of de regering kan garanderen dat er geen aanvullende toelatingseisen gesteld gaan
                     worden door het vervolgonderwijs.
                  
De regering merkt op dat het stellen van toelatingseisen voor de doorstroom van vo-leerlingen
                     naar het mbo, hbo en wo aan strikte eisen is gebonden. Het is niet mogelijk voor instellingen
                     voor vervolgonderwijs om eigenstandig toelatingseisen in te voeren zonder dat de regering
                     hiertoe de mogelijkheid biedt. De regering is niet voornemens om het stellen van toelatingseisen
                     op basis van de rekenvaardigheden van vo-leerlingen mogelijk te maken.
                  
In relatie tot voorgaande vraag, constateren de leden van de CDA-fractie dat het bij
                     sommige vervolgopleidingen handig kan zijn op te kunnen zien wat de rekenvaardigheden
                     van een instromende leerling zijn, zonder dat dit een verplichte doorstroomeis is.
                     De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze een vervolgopleiding inzicht krijgt
                     in de rekenvaardigheden van een vo-leerling.
                  
De regering geeft aan dat voor vo-leerlingen die geen eindexamen in het vak wiskunde
                     afleggen het cijfer voor het schoolexamen rekenen wordt vermeld op een bijlage bij
                     de cijferlijst, waarmee de rekenvaardigheden van de leerling inzichtelijk worden gemaakt
                     voor het vervolgonderwijs. Voor vo-leerlingen die het eindexamen wiskunde afleggen,
                     geldt dat er geen apart cijfer voor rekenen wordt vermeld op de cijferlijst, maar
                     wel het cijfer voor wiskunde.
                  
De leden van de SGP-fractie lezen dat het vak wiskunde voldoende basis zou bieden
                     voor het aanleren van de rekenvaardigheden uit de referentieniveaus. Zij vragen hoe
                     deze uitspraak zich verhoudt tot de aanleiding voor het invoeren van de rekentoets,
                     waarvan een belangrijk onderdeel was dat het vak wiskunde onvoldoende tegemoet zou
                     komen aan het leren van rekenvaardigheden. Deze leden vragen de regering inzichtelijk
                     te maken dat examenprogramma’s daadwerkelijk dekkend zijn voor de referentieniveaus
                     rekenen.
                  
Hoewel bij de invoering van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen inderdaad
                     is gesteld dat de rekentoets zelfstandige betekenis toekomt, moet worden geconcludeerd
                     dat voor een separate rekentoets voor alle leerlingen niet langer politiek draagvlak
                     is. Dit betekent overigens niet dat leerlingen de geldende referentieniveaus niet
                     meer behalen. Voor alle leerlingen geldt, ook na het afschaffen van de rekentoets,
                     dat zij rekenvaardigheden aangeleerd krijgen in de onderbouw en dat zij die kennis
                     in zekere onderhouden in de bovenbouw (bij wiskunde en andere vakken). De examenprogramma’s
                     voor wiskunde en andere vakken bieden geen volledige dekking van de referentieniveaus.
                     De mate van dekking verschilt per leerweg en schoolsoort en per variant wiskunde (A
                     t/m D in havo/vwo). In 2010 heeft Stichting Leerplan Ontwikkeling een analyse uitgevoerd.
                     Hieruit komt naar voren dat er in het vmbo grote overeenkomst bestaat tussen de examenprogramma's
                     en het referentieniveau 2F. In de verschillende wiskunde- examenprogramma's en syllabi
                     voor havo en vwo komen de subdomeinen Getallen, Verhoudingen en Meten & Meetkunde
                     uit het referentiekader slechts op enkele plekken in enkele programma's expliciet
                     aan de orde. Het deel van het referentiekader dat niet expliciet aan de orde komt
                     in de examenprogramma's kan voor een deel gezien worden als noodzakelijke voorkennis
                     voor de examenprogramma's wiskunde.
                  
2.2 Schoolexamen rekenen voor leerlingen zonder wiskunde
               
De leden van de VVD-fractie, de leden van de GroenLinks-fractie en de leden van de
                     SGP-fractie constateren dat er met de inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel
                     een overgangsperiode van één schooljaar ontstaat waarin leerlingen zonder het vak
                     wiskunde een diploma behalen zonder de centrale rekentoets of het schoolexamen rekenen
                     af te leggen. In dit verband vragen de leden van de VVD-fractie en de leden van de
                     GroenLinks-fractie naar de grootte van deze groep leerlingen. Daarnaast wordt gevraagd
                     wat de consequenties zijn voor de waarde van het diploma van deze en of er consequenties
                     zijn voor de keuzemogelijkheden en instroommogelijkheden van deze leerlingen naar
                     het vervolgonderwijs. De leden van de SGP-fractie vragen tevens naar hoe de regering
                     ervoor zorgt dat deze groep leerlingen niet in de knel komen bij de doorstroom naar
                     het vervolgonderwijs. Zij vragen daarbij specifiek aandacht voor de doorstroom van
                     deze vo-leerlingen naar een lerarenopleiding.
                  
In reactie op de vraag over het aantal leerlingen zonder wiskunde geeft de regering
                     aan dat er jaarlijks rond de 200.000 kandidaten deelnemen aan het eindexamen. Voor
                     ongeveer 20.000 van deze kandidaten geldt niet de verplichting om eindexamen in het
                     vak wiskunde af te leggen omdat zij het eindexamen afleggen in een schoolsoort en
                     profiel waarvoor wiskunde geen verplicht onderdeel is.
                  
De regering geeft aan dat er geen gevolgen zijn voor de waarde van het diploma van
                     de leerlingen die het diploma behalen zonder deel te nemen aan het eindexamen in het
                     vak wiskunde of de centrale rekentoets of het schoolexamen rekenen af te leggen. Er
                     is geen sprake van een beperking van de keuzemogelijkheden of instroommogelijkheden
                     van deze leerlingen naar het vervolgonderwijs op basis van het behaalde diploma. Zoals
                     hierboven aangegeven, kan het vervolgonderwijs geen aanvullende toelatingseisen stellen
                     zonder dat de regering hier de mogelijkheid voor creëert. In reactie op de vraag van
                     de leden van de SGP-fractie over de doorstroom van deze groep leerlingen naar een
                     lerarenopleiding geeft de regering aan dat alleen havo en vwo-leerlingen rechtstreeks
                     kunnen doorstromen naar een lerarenopleiding, waarmee de groep leerlingen die geen
                     eindexamen in wiskunde of een schoolexamen rekenen heeft afgelegd en wil doorstromen
                     naar een lerarenopleiding beperkt in omvang is. Alle studenten aan de lerarenopleiding
                     po (pabo) leggen op dit moment in hun eerste studiejaar een landelijke rekentoets
                     af, de Wiscat, waarin zij moeten aantonen het gewenste rekenniveau te beheersen. De
                     opleidingen communiceren hier over aan toekomstige studenten, waarmee deze voorwaarde
                     bekend is onder uitstromende vo-leerlingen.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen waarom voor leerlingen die geen eindexamen doen
                     in het vak wiskunde (te weten sommige leerlingen van het vmbo) het nodig is toch een
                     aparte rekentoets in te voeren.
                  
Het schoolexamen rekenen gaat gelden voor zowel leerlingen in vmbo als havo die geen
                     eindexamen in het vak wiskunde afleggen. Het schoolexamen geeft voor leerlingen, vervolgonderwijs
                     en het bedrijfsleven inzicht in de rekenvaardigheden van de leerling. Dit inzicht
                     kan niet op een andere manier worden verkregen (zoals tot op zekere hoogte het geval
                     is bij leerlingen met wiskunde) omdat andere vakken dan wiskunde onvoldoende rekenen
                     bevatten.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre rekenen onderdeel uitmaakt van het
                     kerndoel wiskunde voor het vmbo waaruit je voor leerlingen die geen examen doen in
                     het vak wiskunde ook een cijfer voor rekenen kan destilleren op basis van eerder prestaties?
                     In het verlengde hiervan vragen zij ook of overwogen is om op basis van de eerder
                     behaalde resultaten naar aanleiding van de invulling van het kerndoel wiskunde van
                     de desbetreffende leerling in een toevoeging/annex op het de cijferlijst aan te geven
                     of deze vaardigheden voldoende of onvoldoende zijn.
                  
De kerndoelen, waaronder die van wiskunde, zijn aanbodsdoelen en geen beheersingsdoelen.
                     Er kan dus niet worden gesproken over prestaties op de kerndoelen. Derhalve is er
                     ook geen sprake van resultaten op de kerndoelen waaruit een cijfer voor rekenen kan
                     worden gedestilleerd, om deze vervolgens op een bijlage bij de cijferlijst te vermelden.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen of het zo is rekenen in het voortgezet onderwijs
                     vooral wordt aangeleerd in de onderbouw en dat hierop in de bovenbouw wordt voortgeborduurd.
                  
In algemene zin kan worden gesteld dat rekenen vooral aangeleerd wordt in het primair
                     onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. In de praktijk zullen er wel
                     verschillen zijn tussen scholen en hoe zij het curriculum programmeren over de leerjaren.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre het voor leerlingen die wel examen
                     doen in wiskunde in de tussenfase, het mogelijk is voor scholen om rekenen in de bovenbouw
                     door te laten gaan en daarna rekenen verplicht onderdeel te laten zijn van het eindexamenvak
                     wiskunde?
                  
Rekenen zou explicieter dan nu het geval is onderdeel kunnen gaan uitmaken van de
                     eindtermen voor het vak wiskunde. Met het oog op de integrale curriculumherziening
                     is er voor gekozen om dit moment geen wijzigingen in de eindtermen van wiskunde aan
                     te brengen. Voor de vakvernieuwing voor wiskunde in het vmbo, één van de onderdelen
                     van Een nieuw perspectief, wordt dit vraagstuk wel meegenomen.
                  
De leden van de CDA-fractie lezen dat er naar wordt gestreefd de verplichting om het
                     schoolexamen rekenen af te nemen, in te laten gaan vanaf het schooljaar 2020–2021.
                     Zij vragen of dit realistisch gezien de vertraging in dit traject dat scholen dit
                     gaan halen? Hoe lang hebben scholen nodig om het programma van toetsing en afsluiting
                     hiervoor te kunnen opstellen? Ook vragen zij hoe lang scholen nodig hebben om het
                     programma van toetsing en afsluiting hiervoor te kunnen opstellen.
                  
Voor scholen is er sprake van krap tijdspad om het schoolexamen rekenen te maken en
                     leerlingen hier op voor te bereiden. Om hen hier in bij te staan heeft de Stichting
                     Leerplan Ontwikkeling een handreiking ontwikkeld.7 Omdat de invulling van het schoolexamen rekenen per school kan verschillen en daarmee
                     ook het aantal toetsen en de vorm van de toetsen is het niet mogelijk een indicatie
                     te geven hoe lang scholen nodig zullen hebben om een programma van toetsing en afsluiting
                     op te stellen voor rekenen. Scholen moeten het PTA voor 1 oktober 2020 gereed hebben
                     om het met leerlingen en de inspectie te delen.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat er voor leerlingen in het vmbo en
                     de havo die geen eindexamen afleggen in het vak wiskunde een overgangsbepaling in
                     de vorm van een schoolexamen rekenen wordt getroffen en dat de regering aangeeft dat
                     dit geen verzwaring veroorzaakt voor deze leerlingen ten opzichte van de huidige situatie.
                     De leden van de GroenLinks-fractie vraagt een nadere toelichting op dit punt. Deze
                     leden vragen tevens of dit niet een verzwaring is voor leerlingen zonder wiskunde
                     in hun pakket ten opzichte van leerlingen mét wiskunde in het pakket in vergelijking
                     met de huidige situatie?
                  
Voor leerlingen zonder wiskunde geldt dat zij, afhankelijk van de invulling van het
                     schoolexamen door de school, één of meerdere rekenexamens moeten afleggen. Deze verplichting
                     voor het schoolexamen geldt niet voor leerlingen die eindexamen wiskunde doen en kan
                     daarmee worden gezien als een verzwaring. Ten opzichte van de huidige situatie, waar
                     leerlingen een centrale rekentoets moeten maken, is er voor leerlingen zonder wiskunde
                     geen sprake van een verzwaring.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de praktische meerwaarde van het invoeren
                     van de verplichting tot het afleggen van een schoolexamen rekenen zonder dat het resultaat
                     van dit examen onderdeel is van de zak-slaagbeslissing voor die leerlingen die geen
                     eindexamen afleggen in het vak wiskunde. Tevens informeren de leden van de GroenLinks-fractie
                     naar het signaal dat hiermee wordt afgegeven aan de leerlingen voor wie deze verplichting
                     geldt.
                  
De regering is van mening dat een verplichting tot het afleggen van een schoolexamen
                     rekenen voor leerlingen die geen eindexamen in het vak wiskunde afleggen het signaal
                     afgeeft dat het aanleren en onderhouden van rekenvaardigheden in het vo van belang
                     is. Dit is met name van belang voor die groep leerlingen die geen rekenvaardigheden
                     worden aangeleerd in andere vakken, zoals wiskunde.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Inspectie er op wijst dat het
                     rekenniveau van leerlingen afgelopen twee decennia aanmerkelijk achteruit is gegaan,
                     ondanks het bestaan van een rekentoets. Deze leden vragen daarom hoe groot de personeelstekorten
                     zijn onder wiskundedocenten. Kan de regering uiteenzetten welke oplossingen zij voor
                     zich ziet om deze dalende trend te keren, zo vragen de leden.
                  
Voor inzicht in de vraag en aanbod van leraren in het po, vo en mbo worden in opdracht
                     van het Ministerie van OCW jaarlijks arbeidsmarktramingen opgesteld. Hieronder staan
                     de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de ontwikkeling van de onvervulde vraag
                     voor wiskundeleraren weergegeven. Hoewel de onvervulde vraag vooralsnog beperkt is
                     gebleven, zal het tekort de komende jaren toenemen.
                  
                  Tabel 1 – Bron: «De toekomstige arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel po, vo en mbo
                     2019–2029», Centerdata 2019
2019
2020
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
Ontwikkeling werkgelegenheid
15
60
147
209
264
283
284
306
315
314
337
Ontwikkeling onvervulde vraag
5.630
5.561
5.523
5.499
5.482
5.435
5.365
5.308
5.243
5.196
5.158
Percentage onvervulde vraag
0,3%
1,1%
2,7%
3,8%
4,8%
5,2%
5,3%
5,8%
6,0%
6,0%
6,5%
Om te personeelstekorten in het vo aan te pakken wordt gewerkt met de aanpak langs
                  de zes lijnen en de regionale aanpakken in het land. In aanvulling daarop wordt gewerkt
                  met een tekortvakkenaanpak en is het CAOP in opdracht van OCW gestart met een programma
                  waarin samen met het veld een viertal kansrijke oplossingsmogelijkheden versnellen
                  en verbreden (Samenwerking met beroepsverenigingen bij werving, hbo-minor «Van ingenieur
                  naar docent», omscholing van overschot naar tekortvak, van persoonlijk assistent leraar
                  (PAL) naar educatieve minor).
               
2.3 Vervallen wettelijke taak CvTE en stichting Cito
               
De leden van de CDA-fractie vragen naar de planning voor de implementatie van het
                     instellingsexamen rekenen voor het mbo en in hoeverre het onderwijsveld veld hierbij
                     betrokken is. Tevens vragen de leden van de D66-fractie hoe de regering gaat zorgen
                     dat het vervolgonderwijs het rekenonderwijs onderhoudt.
                  
Met het verdwijnen van het centraal examen rekenen, komt de verantwoordelijkheid voor
                     het examineren van rekenen bij de mbo-instellingen zelf te liggen. Zoals toegelicht
                     in de Kamerbrief «Veranderaanpak keuzedelen in het mbo en stand van zaken rekenen»
                     die op 18 december jl. door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar
                     uw Kamer is verstuurd, heeft er een verkenning plaatsgevonden naar de wijze waarop
                     de mbo-sector hieraan invulling wil geven. Op basis van de uitkomsten daarvan is een
                     intentieverklaring gesloten tussen de MBO Raad, de NRTO en ons ministerie. Daarbij
                     is afgesproken dat de MBO Raad en de NRTO een consortium zullen opzetten, waarin de
                     sector zelf gezamenlijk instellingsexamens rekenen zal ontwikkelen. Net als bij de
                     werkwijze bij het huidige centraal examen, is de sector voornemens om de examenopgaven
                     door docenten te laten ontwikkelen in samenwerking met andere toetsdeskundigen. De
                     sector ambieert de gezamenlijk geconstrueerde instellingsexamens zo snel mogelijk
                     gereed te hebben, zodat rekenen zo snel mogelijk via deze weg geëxamineerd kan worden.
                     Op dit moment wordt ervan uitgegaan dat deze examens voor het eerst afgenomen kunnen
                     worden bij studenten die starten met hun mbo-opleiding in het studiejaar 2021–2022.
                  
In reactie op de vraag van de leden van D66-fractie geeft de regering tot slot aan
                     dat het onderhouden van de referentieniveaus geen vereiste is in het hoger onderwijs.
                  
3. Gevolgen
               
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of onderhavig wetsvoorstel gevolgen heeft
                     voor de extra wiskundedocenten die afgelopen jaren in het mbo zijn aangetrokken.
                  
Met de nieuwe rekenaanpak in het mbo blijft rekenen ook in de toekomst belangrijk.
                     Dit wetsvoorstel heeft dan ook geen gevolgen voor het belang dat in het mbo aan rekenen,
                     of rekendocenten, wordt gehecht. Met de nieuwe rekenaanpak wordt de invulling van
                     rekenen in het mbo op onderdelen gewijzigd. Goede rekendocenten zijn van belang om
                     de aanpak tot een succes te maken. Om die reden is in de intentieverklaring opgenomen
                     dat instellingen dringend worden opgeroepen om de rekendocenten te ondersteunen, bijvoorbeeld
                     in de vorm van trainingen.
                  
5. Financiële gevolgen
               
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat er dit wetsvoorstel een structureel
                     bedrag van 2,3 miljoen euro oplevert. Zij vragen wat er met deze resterende middelen
                     gaat gebeuren.
                  
Deze middelen vloeien terug naar het Ministerie van Financiën. Vervolgens wordt een
                     integrale afweging gemaakt of en hoe deze middelen worden ingezet.
                  
6. Adviezen en consultatie
               
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering in kan gaan op de bezwaren van de
                     Raad van State en waarom de regering er toch voor gekozen heeft om het wetsvoorstel
                     in te dienen.
                  
Het belangrijkste bezwaar van de Raad van State is er op gericht dat de regering er
                     met dit wetsvoorstel voor kiest om de centrale rekentoets af te schaffen voordat het
                     alternatief hiervoor volledig gereed is. De Raad van State adviseert derhalve de rekentoets
                     voorlopig te behouden, bij wijze van vinger-aan-de-pols.
                  
De regering is van mening dat dit niet wenselijk is, omdat er op dit moment geen draagvlaak
                     meer is voor een centrale rekentoets. De volledige implementatie van het alternatief,
                     inclusief de vakvernieuwing voor wiskunde in het vmbo, zal nog enkele jaren in beslag
                     nemen. In de tussenliggende periode acht de regering de combinatie van wiskunde voor
                     de meerderheid van de leerlingen en een schoolexamen rekenen voor leerlingen zonder
                     wiskunde afdoende, en daarom heeft zij ervoor gekozen om dit wetsvoorstel in te dienen.
                  
De leden van de VVD vragen hoe de regering de zorgen over het alternatief voor de
                     rekentoets bij scholen, docenten en besturen gaat wegnemen, behalve dat die zorgen
                     worden meegenomen in de uitwerking in lagere regelgeving? Ook de leden van de CDA-fractie
                     constateren dat er zorgen zijn uit het onderwijsveld. Zij dringen er bij de regering
                     op aan om hier concrete stappen in te zetten en zien hierover graag een tijdpad.
                  
De regering merkt op dat de zorgen en vragen van scholen allereerst gericht zijn op
                     de implementatie van de voorliggende wijzigingen van wet- en regelgeving. De zorgen
                     kunnen pas volledig worden weggenomen als de voorstellen definitief zijn, en voor
                     scholen duidelijk is wat er concreet van hen wordt verwacht. Daarom zet de regering
                     actief stappen om deze wijzigingen zo snel mogelijk gereed te hebben zodat scholen
                     hierover geïnformeerd kunnen worden. Het precieze tijdpad hiervoor is afhankelijk
                     van het politieke besluitvormingsproces. De zorgen van scholen en het middelbaar beroepsonderwijs
                     ten aanzien van het rekenniveau van leerlingen kunnen niet direct worden weggenomen.
                     Met het verdwijnen van de centrale rekentoets is het namelijk nog meer dan voorheen
                     van belang dat scholen zelf het belang van goed rekenonderwijs zien en hier naar handelen.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen of de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren
                     specifiek geconsulteerd is over dit wetsvoorstel en zo ja, wat hun opmerkingen waren
                     en hoe deze verwerkt zijn.
                  
De NVvW heeft op diverse momenten in het proces opmerkingen meegegeven. Zij hebben
                     aangegeven het afschaffen van de centrale rekentoets te steunen. In lijn met de inhoud
                     van Een nieuw perspectief ziet de NVvW, in lijn met het voorliggende voorstel, de noodzaak voor een schoolexamen
                     rekenen voor leerlingen zonder wiskunde. Voor het vmbo is dit nadrukkelijk een tijdelijke
                     voorziening, tot de implementatie van het vernieuwde curriculum. De NVvW kan zich
                     tevens vinden in het derde onderdeel van het alternatief voor de rekentoets, de vakvernieuwing
                     van vmbo wiskunde en is hier ook goed bij betrokken.
                  
De leden van de D66-fractie vragen de regering waar mensen die hadden willen deelnemen
                     aan de internetconsultatie nu terecht kunnen voor hun vragen en opmerkingen. De leden
                     van de GroenLinks-fractie geven aan dat zij het bijzonder spijtig vinden dat vanwege
                     tijdgebrek er geen consultatie gepleegd kon worden. Zij vragen in dit verband of het
                     schrappen van de consultatie daadwerkelijk zo veel tijdswinst opgeleverd.
                  
De regering acht het van groot belang dat scholen zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen
                     over wat er van hen verwacht wordt ten aanzien van rekenen. Daarom is ervoor gekozen
                     om de internetconsultatie over te slaan. De regering merkt op dat het ontwerpbesluit
                     wel ter internetconsultatie is opengesteld. Wat opvalt in de reacties is dat de meerderheid
                     van de respondenten tegen het voorstel is, omdat men zich zorgen maakt over wat het
                     afschaffen van de centrale rekentoets zal betekenen voor het rekenniveau van Nederlandse
                     leerlingen. Belanghebbenden die niet konden of wilden reageren op deze internetconsultatie
                     kunnen hun vragen of opmerkingen ook kwijt bij de diverse belangenorganisaties, waaronder
                     de VO-raad, vakinhoudelijke verenigingen zoals de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren,
                     Ouders & Onderwijs en het LAKS. Burgers kunnen tevens vragen stellen via rijksoverheid.nl.
                  
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
                  A. Slob
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.