Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sienot en Van der Lee over het artikel 'Overheid hielp tuinders Europese CO2-prijs te ontwijken'
Vragen van de leden Sienot (D66) en Van der Lee (GroenLinks) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het artikel «Overheid hielp tuinders Europese CO2-prijs te ontwijken» (ingezonden 1 november 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 5 februari
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Overheid hielp tuinders Europese CO2-prijs te ontwijken»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u het beeld dat in het artikel wordt geschetst dat er door de onttrekking
van Nederlandse tuinders tientallen miljoenen euro’s minder gelden aan het Europese
emissiehandelssysteem (ETS) zijn betaald? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Nee, veel glastuinbouwbedrijven vallen sinds de afgelopen jaren om legitieme redenen
niet langer onder het ETS. Om misbruik te voorkomen, houdt de NEa hierop toezicht.
Vraag 3
Hoe verklaart u dat er slechts 15 van de ruim 100 Nederlandse tuinbouwbedrijven die
oorspronkelijk in het ETS deelnamen over zijn?
Antwoord 3
Er zijn drie redenen dat bedrijven niet meer deelnemen aan het ETS:
1. Bedrijven hebben het vermogen van hun installaties verminderd;
2. Bedrijven hebben zich opgesplitst;
3. Bedrijven voldoen op basis van de «back-up regeling» niet langer aan de ETS-criteria.
Al deze redenen zijn in lijn met de ETS-regels en nauwkeurig getoetst door de NEa
om te voorkomen dat er misbruik gemaakt wordt van deze regels
Vraag 4
Wat bedoelde de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) volgens u precies toen zij vorig
jaar sprak van een «georganiseerde uittocht» van de glastuinbouw uit het ETS? Doelde
zij daarmee impliciet op de hulp die de Nederlandse overheid gaf om dit systeem te
ontwijken?
Antwoord 4
Uit navraag bij de NEa blijkt dat de NEa erop doelt dat de sector actief en georganiseerd
de mogelijkheden heeft verkend om binnen de grenzen van de wet uit het ETS te treden.
De NEa toetst de vergunningaanvragen van bedrijven waardoor ze niet langer onder het
ETS vallen aan het wettelijk kader zodat geen misbruik gemaakt kan worden van de regels.
Hierin maakt de NEa geen onderscheid tussen aanvragen van glastuinbouwbedrijven of
bedrijven uit andere sectoren.
Vraag 5
Welke CO2-reductie had er gerealiseerd kunnen worden als de ruim 100 bedrijven onder het ETS
waren gebleven en in hoeverre is dit van invloed op het behalen van de doelstelling
uit het Urgenda-vonnis?
Antwoord 5
De reductie binnen het ETS vindt plaats op Europese schaal en kan niet eenduidig vertaald
worden naar één specifieke sector in Nederland. Met de glastuinbouwsector is een wettelijk
vastgelegde CO2-doelstelling afgesproken die geldt voor de gehele glastuinbouw, en deze is dus inclusief
de emissies van de glastuinbouwbedrijven die onder het ETS vallen. De inspanningen
van de sector om te voldoen aan deze CO2-doelstelling dragen dus bij aan de doelstelling uit het Urgenda-vonnis.
Vraag 6
Is de berekening van het NRC juist dat er 20 tot 30 miljoen euro minder is betaald
voor uitstootrechten dan er betaald had moeten worden? Zo nee, om welk bedrag gaat
het dan?
Antwoord 6
Zoals aangegeven in mijn antwoord bij vraag 2 en 3 vallen deze bedrijven niet onder
het ETS. Er is derhalve geen sprake van «uitstootrechten die betaald hadden moeten
worden».
Vraag 7
Is het juist dat de betrokken bedrijven op twee manieren door de overheid werden «geholpen»
bij ontwijking van het ETS, door de mogelijkheid te creëren om het bedrijf te splitsen
waardoor het onder de drempel bleef of gasketels als «reserve» aan te merken?
Antwoord 7
De mogelijkheid om te splitsen volgt uit de Wet milieubeheer, maar ook uit de Europese
ETS-Richtlijn. Daarmee vallen alleen bedrijven boven een bepaalde capaciteit onder
het ETS. De Nederlandse regels zijn er juist op gericht om misbruik van de mogelijkheid
tegen te gaan. Er worden met de Nederlandse regels geen nieuwe mogelijkheden gecreëerd,
alleen wordt misbruik verhinderd.
Vraag 8
Deelt u de mening, dat het onacceptabel is wanneer een lidstaat zich niet aan de afgesproken
Europese regels houdt waarmee vervuiling wordt ingeprijsd?
Antwoord 8
Het kabinet deelt die mening zeer zeker. In dit geval is daar echter geen sprake van.
Vraag 9
Wat was de overweging van eerdere kabinetten en u om te besluiten de afgesproken Europese
regels te omzeilen en daarmee het halen van de klimaatdoelen in gevaar te brengen?
Antwoord 9
De regels die zijn opgesteld over de glastuinbouw in relatie tot het ETS zijn bekend
bij de Europese Commissie en in lijn met de ETS-richtlijn. Eerdere kabinetten en het
huidige kabinet omzeilt de regels niet, maar hebben juist kaders gesteld om misbruik
te voorkomen.
Vraag 10
Is het juist dat nieuwe gegevens erop wijzen dat de glastuinbouw haar klimaatdoelen
niet haalt?
Antwoord 10
In het gewijzigde «Convenant CO2 emissieruimte binnen het CO2-sectorsysteem voor de periode 2013–2020» is een CO2-emissieplafond voor 2020 afgesproken. Mocht dit plafond niet gehaald worden, dan
is in het convenant afgesproken dat de overschrijding gecompenseerd moet worden.
Vraag 11
Waarom heeft u besloten tot het nemen van deze omzeilende regels specifiek voor een
innovatieve sector die juist allerlei kansen heeft om CO2-reductie te realiseren?
Antwoord 11
De regels die gevolgd zijn voldoen aan de ETS-regelgeving. Het Rijk is al jarenlang
in een publiek-private samenwerking met de sector – via het innovatie – en actieprogramma
Kas als Energiebron – bezig om CO2-reductie te realiseren en in het Klimaatakkoord zijn afspraken gemaakt voor het vervolg
daarvan.
Vraag 12
Deelt u de opvatting het argument van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
dat het een «meer gelijk speelveld» wilde scheppen binnen de tuinbouwsector onhoudbaar
is, aangezien dit de hele ETS ondermijnt? Iedere andere sector die onder het ETS valt
zou dit immers ook kunnen aangrijpen, omdat onder het systeem alleen de grote uitstoters
worden belast?
Antwoord 12
Bedrijven vallen onder het ETS als hun activiteit genoemd wordt in bijlage I van de
ETS-Richtlijn (2003/87/EG). Een van de genoemde activiteiten is het «verbranden van
brandstof in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer
dan 20 MW». Glastuinbouwbedrijven vallen onder het ETS als deze drempelwaarde overschreden
wordt. Dit betreft 15 bedrijven van de ongeveer 3500 glastuinbouwbedrijven. Gestreefd
wordt naar een gelijk speelveld voor alle Nederlandse glastuinbouwbedrijven.
Vraag 13
Hoe rijmt u uw recente oproep in de zomer tot een eerlijke prijs voor Nederlands groente
en fruit, met deze maatregelen van het kabinet waarmee juist niet een eerlijke prijs
voor de productie van groente en fruit wordt betaald?
Antwoord 13
Het is belangrijk dat de tuinder een eerlijke prijs voor zijn producten ontvangt om
te kunnen blijven investeren in maatregelen om de klimaatdoelen te behalen. De glastuinbouwsector
moet in reductiemaatregelen investeren om onder het afgesproken CO2-plafond te blijven. Indien de sector boven het afgesproken CO2-plafond komt, dan is in het convenant afgesproken dat de overschrijding gecompenseerd
wordt.
Vraag 14
Klopt de stelling dat de speciale CO2-heffing, welke in 2011 speciaal voor de tuinbouwsector is opgericht, nog steeds niet
van kracht is? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 14
De afspraken over het CO2-sectorsysteem waarin is afgesproken om een jaarlijks aflopend CO2-plafond te hanteren, zijn sinds 2011 van kracht. Tot en met 2016 bleef de CO2-emissie van de sector onder het in wet- en regelgeving vastgelegde CO2-emissieplafond en hoefde er geen compensatie betaald worden. Het CO2-plafond is in 2017 met 0,9 Mton overschreden. Hiervoor moet compensatie betaald worden.
Vraag 15
Hoe kijkt u tegen de legitimiteit van de «tegenprestatie», in de vorm van een speciaal
verlaagd tarief voor energiebelasting, wanneer de tuinbouwsector in de afgelopen jaren
middels het ETS-systeem noch het CO2-sectorsysteem heffingen heeft moeten betalen?
Antwoord 15
Het CO2-sectorsysteem vormt de tegenprestatie van de glastuinbouwsector voor het lagere tarief
in de eerste en tweede tariefschijf van de energiebelasting. Als het in het convenant
vastgestelde en jaarlijks dalende CO2-plafond wordt overschreden, is de sector over het meerdere een compensatie verschuldigd
gelijk aan de geldende ETS-prijs. Tot en met 2016 is de sector onder het afgesproken
plafond gebleven en hoefde er geen compensatie betaald te worden. In 2017 is het CO2-plafond overschreden en moet dus compensatie betaald worden.
Het verlaagde tarief is ingesteld om een onbedoelde lastenverzwaring voor de glastuinbouwsector
te voorkomen doordat deze relatief kleinschalige sector, anders dan de overige energie-intensieve
sectoren, onvoldoende profiteert van de degressieve tariefstructuur. Uit de evaluatie
van het verlaagde tarief die in 2016 is uitgevoerd blijkt dat het verlaagde energiebelastingtarief
voor de glastuinbouw nog steeds bijdraagt aan het doel.
Vraag 16
Klopt het dat door de verlaagde energiebelasting de sector volgens de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland 100 miljoen euro per jaar bespaarde? Hoeveel had er moeten
zijn afgedragen aan heffingen in het kader van het CO2-sectorsysteem? Gaat dit met
terugwerkende kracht alsnog gebeuren?
Antwoord 16
De informatie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) was verouderd
en is ondertussen aangepast. Uit de Miljoenennota blijkt dat het glastuinbouwtarief
in 2019 een geraamd budgettair belang kent van 136 miljoen euro. Deze bedrijven vallen
niet onder het ETS. Er is derhalve geen sprake van dat deze bedrijven minder betaald
hebben dan zij via het ETS zouden hebben moeten doen. Zie antwoord op vraag 15 voor
de rest van het antwoord.
Vraag 17
Zal u erop toezien dat de heffingen binnen het alternatieve CO2-sectorsysteem wel worden ontvangen?
Antwoord 17
Indien overeenkomstig de afspraken in het CO2-sectorsysteem en het convenant de sector het CO2-plafond in een jaar overschrijdt zal de sector overeenkomstig de artikel 15.51 van
de Wet milieubeheer deze compenseren. Daar zal dan ook op worden toegezien.
Vraag 18
Waarom heeft u de Kamer zowel in 2012 als in 2015 niet op de hoogte gesteld van de
twee maatregelen?
Antwoord 18
De zogenaamde «back-up regeling» is opgenomen in artikel 48 van de Ministeriële regeling
handel in emissierechten2. Dit artikel is bedoeld om misbruik tegen te gaan: door de eisen uit de regeling
mag en kan een bedrijf de back-up installatie niet gelijktijdig gebruiken met de hoofdinstallatie.
Omdat het een invulling betreft van de bepalingen uit de ETS-Richtlijn – waarvan de
Europese Commissie op de hoogte is – is deze regeling niet voorgelegd aan uw Kamer.
In de Wet milieubeheer is aan de Minister de bevoegdheid toegekend omtrent dit onderwerp
nadere regels te stellen. Voor de op basis van een dergelijke bevoegdheid vastgestelde
regels in een ministeriële regeling wordt geen advies gevraagd aan de Afdeling advisering
van de Raad van State. Evenmin wordt de ministeriële regeling aan de Tweede Kamer
voorgelegd.
Vraag 19
Wat onderneemt u om de glastuinbouw echt duurzame koploper te maken in Europa en de
klimaatdoelen van 2020 en 2030 binnen bereik te houden?
Antwoord 19
Alle glastuinbouwbedrijven die niet onder het ETS vallen moeten voldoen aan het CO2-sectorsysteem, waarin met het Rijk afspraken zijn gemaakt over een jaarlijks dalend
CO2-plafond voor de sector.
Verder zijn in het Klimaatakkoord afspraken met de glastuinbouwsector gemaakt over
de sectorale klimaatdoelen in 2030. Afgesproken is om de huidige succesvolle transitie-aanpak
voor te zetten. Partijen bouwen daarbij voort op het Innovatie en Actie Programma
«Kas als Energiebron» dat zich richt op een klimaatneutrale glastuinbouw. Voor het
behalen van de klimaatdoelstellingen is de sector daarnaast afhankelijk van externe
ontwikkelingen en samenwerkingsprojecten met andere sectoren, zoals de prijsontwikkeling
in de vrije energiemarkt, kennis- en innovatie-ontwikkeling geothermie, benutting
restwarmte, duurzame elektriciteit en voor de sector uiterst belangrijke CO2-afvang en levering. Samen met de sector zet de rijksoverheid zich vol in om de vereiste
CO2-reductie te realiseren.
Vraag 20
Is het technisch en juridisch mogelijk om deze maatregelen weer terug te draaien en
wat zouden daar de implicaties van zijn?
Antwoord 20
De criteria uit de Wet milieubeheer en de ETS-Richtlijn om te bepalen of er sprake
is van één installatie zijn bedoeld om te voorkomen dat bedrijven zich opsplitsen,
terwijl er eigenlijk nog sprake is van technische, organisatorische of functionele
bindingen. Het schrappen van deze criteria is zeer onwenselijk en in strijd met Europese
regels, zoals de ETS-Richtlijn en de Richtlijn inzake industriële emissies.
Het schrappen van de back-upregeling brengt een zeer klein aantal glastuinbouwbedrijven
weliswaar formeel weer onder het ETS, maar zij zullen feitelijk veel minder uitstoten
dan hun capaciteit op papier doet vermoeden: de back-upinstallatie draait immers alleen
als de hoofdinstallatie buiten werking is. Door dit ongedaan te maken wordt een kleine
groep bedrijven geconfronteerd met kosten (zoals het ongedaan maken van de technische
beperking) en administratieve lasten die niet in verhouding staan tot hun daadwerkelijke
uitstoot.
Vraag 21
Bent u bereid volledige verantwoording af te leggen over de nalatigheid van de overheid
op dit terrein en met nieuwe voorstellen te komen die de tuinbouwsector op een correcte
manier onder het ETS laat vallen, dan wel op een alternatieve wijze dwingt om de vereiste
CO2-reductie te realiseren?
Antwoord 21
De sector houdt zich aan de regels en via de NEa houdt het kabinet daar ook toezicht
op. Er bestaan op dit moment al ambitieuze afspraken met de glastuinbouwsector over
CO2-reductie, zowel richting 2020 alsook in het Klimaatakkoord over de transitie richting
2030.
Vraag 22
Bent u in de gelegenheid om deze vragen te beantwoorden voor de begrotingsbehandeling
van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat?
Antwoord 22
Nee.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.