Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Rudmer Heerema over het bericht ‘Islamitisch onderwijs groeit: aantal leerlingen in tien jaar tijd met 60 procent toegenomen’
Vragen van het lid RudmerHeerema (VVD) aan de Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht «Islamitisch onderwijs groeit: aantal leerlingen in tien jaar tijd met 60 procent toegenomen» (ingezonden 19 december 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 4 februari
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1385.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Islamitisch onderwijs groeit: aantal leerlingen in
tien jaar tijd met 60 procent toegenomen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de wenselijkheid van de groei van het islamitisch onderwijs? En kunt
u aangeven welke richtingen binnen de islam groei, danwel krimp in het onderwijs doormaken?
Antwoord 2
De vrijheid van onderwijs is grondwettelijk vastgelegd. In Nederland staat het iedereen
vrij om een school op te richten. Op dit moment is het zo dat elke school in het funderend
onderwijs een erkende richting moet hebben. Islamitisch-liberaal en islamitisch-orthodox
zijn twee van de erkende richtingen. Er wordt niet per richting bijgehouden of scholen
groeien of krimpen.
Het wetsvoorstel Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen – momenteel in behandeling bij de
Eerste Kamer – regelt dat richting geen doorslaggevende factor meer zal zijn bij de
stichting van scholen. Het blijft echter wel van belang dat er duurzame belangstelling
is voor scholen.
Vraag 3
Kunt u cijfers geven waaruit blijkt dat islamitische scholen al vijf jaar op rij het
beste op de Cito-toets scoren? In hoeverre wegen hier indicatoren met betrekking tot
achterstand in mee, zoals beschreven in het artikel? Wat is de reden dat deze indicatoren
worden meegewogen? Op welke manier wordt dit binnen de score voor leerling of school
meegewogen? En kan door deze systematiek een school een gunstigere score krijgen dan
de praktijk in feite uitwijst? Welke Cito-scores krijgen scholen als deze indicatoren
niet worden meegewogen? Kunt u hiervan een overzicht geven?
Antwoord 3
Deze cijfers kan ik u niet geven. Ik verwijs u graag naar de open onderwijsdata op
de website van DUO2, waar u de gemiddelde eindtoetsscore per school kunt vinden. Op grond van deze data
kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat islamitische scholen al vijf jaar op
rij het beste scoren op de eindtoets, er zijn geen indicatoren met betrekking tot
achterstand meegewogen. Het is mij onbekend in hoeverre en welke indicatoren met betrekking
tot achterstand zijn meegenomen in het artikel waarnaar u verwijst. Voor meer informatie
over hoe de Inspectie van het Onderwijs de eindtoetsscores weegt in haar kwaliteitsoordeel
verwijs ik u naar het onderwijsresultatenmodel.
Vraag 4
Hoeveel islamitische scholen presteren nog ondermaats in Nederland? Welke scholen
zijn dit? Is dit percentage hoger dan bij een school met een bijzondere richting?
Kunt u dit uitsplitsen per bijzondere inrichting?
Antwoord 4
Zoals op de website van de Inspectie van het Onderwijs te vinden is3, heeft, van de 59 islamitische basisscholen in Nederland, één school het oordeel
«zeer zwak» en heeft één school het oordeel «onvoldoende». Het gaat om respectievelijk
Al Islaah in Harderwijk en Aboe Da’oed in Utrecht.
Hieronder ziet u per richting hoeveel scholen het oordeel «onvoldoende» en «zeer zwak»
hebben. Omdat het absolute aantal vaak heel laag is, kunnen aan deze percentages geen
conclusies worden verbonden.
Richting
Aantal scholen
Totaal aantal onvoldoende of zeer zwak (stand 01-01-2020)
Percentage
Algemeen bijzonder
392
13
3,3%
Antroposofisch
76
3
3,9%
Evangelisch
9
1
11,1%
Hindoeïstisch
7
2
28,5%
Islamitisch
59
2
3,3%
Openbaar
2.225
59
2,6%
Overige
33
2
6,0%
Protestants-Christelijk
1.710
31
1,8%
Rooms-Katholiek
2.039
31
1,5%
Samenwerking Opb. – PC
5
1
20,0%
Samenwerking PC – RK
58
2
3,4%
Eindtotaal
6.613
147
2,2%
Vraag 5
Hoe beoordeelt u het boek «Help ik word volwassen» van Asma Claassen? Vindt u dit geschikt lesmateriaal? En hoeveel islamitische scholen
geven nog steeds les uit dit boek? Worden er nog meer omstreden boeken gebruikt binnen
het islamitisch onderwijs?
Antwoord 5
Het is niet aan het kabinet om de inhoud van leermiddelen te beoordelen. We hebben,
via de vrijheid van onderwijs, grondwettelijk verankerd dat scholen het onderwijs
zelf mogen inrichten en daarbij leermiddelen naar keuze mogen gebruiken. Dit past
bij de autonomie van scholen en bij de professionele ruimte van leraren om daarin
hun eigen afwegingen te maken. Die grondwettelijke vrijheid van scholen is echter
niet onbegrensd; zij wordt bijvoorbeeld begrensd door het strafrecht of de Algemene
wet gelijke behandeling. Indien er strafrechtelijke grenzen worden overschreden is
het aan het Openbaar Ministerie om op te treden. Met het wetsvoorstel verduidelijking
burgerschap stel ik daarnaast voor dat scholen leerlingen kennis en respect bijbrengen
van de basiswaarden van de Nederlandse samenleving: vrijheid, gelijkwaardigheid en
solidariteit. Dat betekent dat van scholen wordt verwacht dat zij leerlingen ook kennis
bijbrengen van andere denkwijzen en voor anders denkenden.
Vraag 6
Kunt u reageren op de stelling van onderwijsdeskundige Cok Bakker die stelt dat een
divers samengestelde school goed is voor de ontwikkeling van kinderen, omdat ze hierdoor
leren om te gaan met een pluriforme samenleving? In hoeverre komen leerlingen van
islamitische scholen in aanraking met pluriformiteit en diversiteit?
Antwoord 6
Scholen hebben de maatschappelijke opdracht om aandacht te besteden aan burgerschapsvorming.
De burgerschapsopdracht is erop gericht dat leerlingen opgroeien in een pluriforme
samenleving, dat actief burgerschap en sociale integratie worden bevorderd en dat
leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen
van leeftijdgenoten. Dat is voor alle scholen verplicht, ongeacht de richting van
de school. Recent heb ik een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer gezonden dat de wettelijke
burgerschapsopdracht voor scholen in het funderend onderwijs verder verduidelijkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.