Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Hijink over de tien tips voor de toekomst van de wijkverpleging
Vragen van het lid Hijink (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de tien tips voor de toekomst van de wijkverpleging (ingezonden 10 januari 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 3 februari
2020).
Vraag 1
Wilt u reageren op de stelling van Jos de Blok (directeur Buurtzorg Nederland) dat
door het toepassen van de juiste interventies er 20 tot 30 procent minder volume nodig
is in de wijkverpleging, zonder dat dit ten koste gaat van tevredenheid of kwaliteit?1
Antwoord 1
Ik vind dat zorgprofessionals en dus ook wijkverpleegkundigen hun werk zo goed en
ook zo slim mogelijk moeten verrichten en daarmee hun bijdrage leveren om de zorg
goed, toegankelijk en betaalbaar te houden. Zorgaanbieders moeten hen daartoe in staat
stellen. Het is aan de beroepsgroep (V&VN) om richtlijnen en standaarden te ontwikkelen
die professionals in de praktijk kunnen gebruiken. Via ZonMw investeer ik, gedurende
de looptijd van het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging, jaarlijks € 2 mln. in de richtlijnontwikkeling
van de beroepsgroep. Daarnaast heb ik in het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging afspraken
gemaakt met partijen om o.a. de kwaliteit van de indicatiestelling door wijkverpleegkundigen
te verbeteren en de ongewenste praktijkvariatie te verminderen.
Vraag 2
Begrijpt u de zorgen van de heer De Blok dat oplossingen vooral bedacht worden door
een select groepje bestuurders aan overlegtafels, terwijl juist geluisterd moet worden
naar de mensen uit de praktijk?
Antwoord 2
Ik begrijp de zorgen dat oplossingen niet voor maar met betrokkenen uit de sector
moeten worden bedacht. Dat is ook de reden waarom ik zelf regelmatig in contact ben
met zorgprofessionals en cliënten in de praktijk. Ik ga er verder van uit dat de bestuurders
met wie ik vervolgens om tafel zit, zelf ook hun licht in de praktijk (bij hun achterban)
hebben opgestoken en die inbreng meenemen in het overleg. Niemand is er bij gebaat
met oplossingen te komen waarvoor geen draagvlak bestaat en die niet bijdragen aan
het oplossen van knelpunten.
Vraag 3
Bent u voornemens om een duidelijke standaard te maken voor de wijkverpleging, bijvoorbeeld
door verbetering van het kwaliteitskader, zodat wijkverpleegkundigen de meest effectieve
interventies kunnen toepassen en van elkaar kunnen leren? Hoe gaat u afdwingen dat
alle aanbieders in de wijkverpleging volgens professionele standaarden gaan werken?
Antwoord 3
Partijen2 in de sector wijkverpleging hebben in 2018 gezamenlijk een kwaliteitskader wijkverpleging
afgesproken. Ik ga dat kader niet wijzigen cq verbeteren. Ik faciliteer partijen om
het kwaliteitskader te implementeren. Partijen hebben zichzelf met het kwaliteitskader
verplicht om te werken volgens professionele standaarden. De inspectie (IGJ) beoordeelt
de kwaliteit en veiligheid van de zorg thuis vanuit het perspectief van de cliënt.
Hiervoor heeft de IGJ het toetsingskader «Toezicht op de zorg thuis» ontwikkeld.
Vraag 4
Deelt u de mening dat verschillende onderdelen van de wijkverpleging zoals preventie,
indiceren etc. geïntegreerd moeten worden, zodat versnippering voorkomen wordt en
beschikbare capaciteit optimaal benut kan worden?
Antwoord 4
Ik vind het aan zorgaanbieders en zorgprofessionals om het werk zo goed mogelijk in
te richten en te organiseren. Wat mij betreft staat het cliëntperspectief daarbij
centraal en wordt er tevens voor gezorgd dat het werk voldoende uitdagend en afwisselend
is voor de zorgprofessionals. In het kwaliteitskader wijkverpleging hebben partijen
opgenomen dat preventie een belangrijke taak van de wijkverpleging is en wordt wijkverpleging
ook beschreven als generalistische zorg. Zeker gezien de huidige arbeidsmarktproblematiek
is er noodzaak om de beschikbare capaciteit optimaal te benutten. Het is daarbij ook
in het belang van werkgevers om het werk zo aantrekkelijk mogelijk te maken en te
houden om zo het schaars beschikbare zorgpersoneel voor de wijkverpleging te behouden.
Vraag 5
Wat vindt u van het voorstel om de aandacht, die nu gericht is op indicatiestelling,
te verschuiven en te veranderen naar interventies en uitkomsten? Kunt u uw antwoord
toelichten? Denkt u dat juist het sturen en financieel afrekenen op indicaties tot
gevolg kunnen hebben dat zorgaanbieders in sommige gevallen worden uitgedaagd om meer
en lang zorg te verlenen dan met de juiste interventies nodig zou zijn?
Antwoord 5
Wat mij betreft is het geen kwestie van kiezen maar èn-èn. Zorgprofessionals moeten
ervoor zorgen dat de indicatiestelling, de start van het zorgproces, goed en professioneel
wordt verricht. Zij moeten er tevens voor zorgen dat de met de cliënt afgesproken
(behandel)doelen worden bereikt en dat deze uitkomsten van zorg beschikbaar komen.
Partijen werken in het kader van de implementatie en ontwikkeling van het kwaliteitskader
met elkaar aan de ontwikkeling en implementatie van meetinstrumenten. Ik ben het ermee
eens dat er in het huidige stelsel prikkels zijn om onnodig meer en lang zorg te verlenen.
Ik zie dat met name terug bij het verlenen van niet-gecontracteerde zorg waarbij het
aantal uren zorg per cliënt per maand in 2018 in de niet-gecontracteerde zorg 2,7
keer zo hoog is als bij de gecontracteerde zorg. Dat is ook de reden waarom ik het
aandeel niet gecontracteerde wijkverpleging wil terugdringen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat voorkomen moet worden dat organisatiebelangen leidend zijn en
dat gedacht moet worden vanuit goede oplossingen voor cliënten en slimme interventies
voor wijkverpleegkundigen?
Antwoord 6
Voor mij staat in de zorg de cliënt centraal. Zorgprofessionals moeten hun werk zo
goed mogelijk kunnen doen en zorgaanbieders moeten dit faciliteren. In mijn brief3 van 14 mei 2019 heb ik u mijn toekomstperspectief op de wijkverpleging geschetst.
Ik wil toe naar een situatie waarin integrale zorg wordt verleend door herkenbare
en aanspreekbare teams wijkverpleging. Zorgprofessionals (van één of meerdere zorgaanbieders)
die wijkverpleging en wijkzorg verlenen, werken samen als één team in de wijk.
Vraag 7
Gaat u het advies overnemen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om tot één integraal
tarief te komen voor de wijkverpleging, een tarief dat door alle zorgverzekeraars
gehanteerd wordt zodat de administratie vergaand vereenvoudigd kan worden? Kunt u
uw antwoord toelichten?
Antwoord 7
Ik vraag de NZa advies over de toekomstige bekostiging van de wijkverpleging. Een
dergelijk advies is nu nog niet beschikbaar. De NZa heeft wel diverse deelrapportages
uitgebracht over bijvoorbeeld de ervaringen met de experiment beleidsregel4 alsmede een tussenrapportage over de doorontwikkeling van de bekostiging5. Uiteraard ben ik er voorstander van om de bij de bekostiging behorende administratie
zo eenvoudig mogelijk te maken. Dat zal één van de voorwaarden zijn waaraan ik het
advies van de NZa zal toetsen.
Vraag 8
Wat vindt u van het voorstel van de directeur van Buurtzorg Nederland om het deel
verpleegzorg dat mensen vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) thuis ontvangen onder
te brengen in de Zorgverzekeringswet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 8
Het voorstel om de verpleegzorg die mensen vanuit de Wlz thuis ontvangen onder te
brengen in de Zorgverzekeringswet, las ik ook terug in het advies van de Commissie
Toekomst zorg thuiswonende ouderen6 dat ik u op 15 januari 2020 stuurde. Zoals ik in die brief heb aangegeven gaat een
aantal aanbevelingen van de Commissie verder dan het huidige kabinetsbeleid en vergt
wijziging van de stelsels. Voor de meer ingrijpende aanbevelingen die tot stelselwijzigingen
zouden leiden, geldt dat ik na het verschijnen van de definitieve versie van het advies
zal bezien waar deze raken aan de Contourennota, waarin ik een meer integrale reactie
op de verdergaande aanbevelingen wil meenemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.