Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Hul over het slechter presteren van kinderen als gevolg van het lerarentekort
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het slechter presteren van kinderen als gevolg van het lerarentekort (ingezonden 25 november 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 31 januari
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1375.
Vraag 1
Heeft u inmiddels de inspectie verzocht om een mogelijk direct verband tussen het
lerarentekort en woordenschat, Cito-scores en schooladviezen te gaan onderzoeken?1 Zo ja, wanneer kunnen wij de uitkomsten daarvan verwachten? Zo nee, hoe gaat u de
Kamer dan wel inzicht verschaffen over de effecten van het lerarentekort op kansenongelijkheid?
Antwoord 1
Met u ben ik van mening dat de kwaliteit van het onderwijs op peil moet blijven. Het
lerarentekort is ongelijk verdeeld over het land en groepen leerlingen. De scholen
in kwetsbare wijken van grote steden worden het hardst getroffen. Het lerarentekort
vormt daarmee een bedreiging voor kansengelijkheid en dat is zorgelijk. In de plannen
van de G5 hebben we daarom speciale aandacht voor kansengelijkheid. Ik zet alles op
alles om het lerarentekort, samen met de scholen, besturen en gemeenten aan te pakken.
De inspectie voert geen onderzoek uit naar een direct verband tussen het lerarentekort
en woordenschat, cito-scores en schooladviezen. Wel houdt de inspectie toezicht op
de kwaliteit van het onderwijs en houdt daarbij ook rekening met het lerarentekort
op scholen.
Vraag 2
Vindt u dat de verantwoordelijkheid voor het tegengaan van deze effecten van het lerarentekort
op de kansenongelijkheid enkel ligt bij de scholen of ziet u daarbij ook een bijzondere
rol voor zichzelf weggelegd? Hoe geeft u daaraan, naast de zogenoemde «regionale aanpak»,
gestalte?
Antwoord 2
Het tegengaan van kansenongelijkheid is een gedeelde verantwoordelijkheid. Samen met
schoolbesturen, lerarenopleidingen, leraren, gemeenten en andere betrokkenen zetten
we alle zeilen bij elkaar om de problemen zo goed mogelijk aan te pakken. Zo ontvangen
scholen met veel leerlingen met een risico op achterstand extra bekostiging in de
vorm van onderwijsachterstandsmiddelen en leerplusmiddelen. Een relevante regeling
in aanvulling hierop is de pilot «vrijroosteren leraren», waarin komende twee schooljaren
opnieuw subsidie beschikbaar is gesteld voor scholen die veel leerlingen hebben met
een risico op achterstand. Met deze subsidie kunnen zij twee jaar lang tijd vrijmaken
om leraren te helpen bij de begeleiding van achterstandsleerlingen en om leraren te
coachen. Ook kunnen schoolbesturen ervoor kiezen om een arbeidsmarkttoelage aan medewerkers
toe te kennen.
Daarnaast werkt het Ministerie van OCW via de Gelijke Kansen Alliantie (GKA) samen
met gemeenten en scholen om gelijke kansen te bevorderen. Een belangrijk onderwerp
is de professionalisering van leraren die zich onvoldoende geëquipeerd voelen in het
effectief lesgeven in een grootstedelijke context met de bijbehorende uitdagingen.
Dit doet de GKA binnen de Community Urban Education (CUE) die leraren een gepast handelingsrepertoire
bieden om optimaal te kunnen functioneren in een steeds veranderende, diverse samenleving
en hun leerlingen goed te kunnen laten presteren.
We verwachten dat op deze manier via een lager verloop van leerkrachten, minder ziekteverzuim
en kwalitatief betere lessen tot meer gelijke kansen leidt voor leerlingen.
Vraag 3
Erkent u nu dat een loonsverhoging in het primair onderwijs wel een noodzakelijke
component vormt van elke oplossing voor het lerarentekort? Zo nee, welke andere oplossingen
staan u dan voor ogen die op korte termijn effect hebben?
Antwoord 3
Zoals ik in mijn antwoord op uw vraag 4 van 18 november jl. naar uw Kamer heb gestuurd2, kan het verhogen van salarissen het beroep aantrekkelijker maken. Daarom heeft het
kabinet ook in de salarissen van leraren in het primair onderwijs geïnvesteerd. Er
is echter niet één oplossing voor het lerarentekort. Daarom worden er zowel landelijk
als in regio’s verschillende maatregelen genomen.
Vraag 4
Kunt u nader specificeren wat de regionale aanpak, waarbij schoolbesturen subsidie
kunnen aanvragen voor maatregelen die kansengelijkheid bevorderen, precies inhoudt?
Op welke wijze zullen deze maatregelen precies waarborgen dat de ongelijkmatige spreiding
van het lerarentekort de kansenongelijkheid in het onderwijs niet verder vergroot?
Antwoord 4
In het kader van de regionale aanpak lerarentekort kunnen regio’s ervoor kiezen om
speciale aandacht te besteden aan het werven en behouden van leraren op scholen met
veel leerlingen met een risico op achterstand. Ook in de noodplannen van de G5 is
er aandacht voor kansengelijkheid.
Vraag 5
Bent u in gesprek met lerarenopleidingen en aanbieders van nascholing over de manier
waarop toekomstige en huidige leraren beter kunnen worden voorbereid en getraind om
– ondanks de voortdurende problemen die het lerarentekort met zich meebrengt – kansenongelijkheid
tegen te gaan?
Antwoord 5
Ik ben het met u eens dat het belangrijk is dat een startende leraar goed toegerust
is om leerlingen met diverse niveaus en achtergronden te onderwijzen.
Daarom besteden de lerarenopleidingen in lijn met de generieke kennisbasis – het document
dat de minimale kennis van een start bekwame leraar beschrijft – hier op verschillende
manieren aandacht aan. De lerarenopleidingen zijn/worden daarnaast ook betrokken bij
de noodplannen van de G5.
Voor de nascholing van zittende leraren is – met de inwerkingtreding van de Wet beroep
leraar – het bevoegd gezag van elke school verplicht in overleg met leraren een professioneel
statuut op te stellen. Hierin worden afspraken vastgelegd over de professionele ruimte
van de leraar. Deze «professionele ruimte» moet natuurlijk passen binnen het onderwijskundig
beleid van de school en kan dus per school verschillen.
Afhankelijk van de behoefte van individuele school/leraar kunnen leraren zich ontwikkelen
om beter om te gaan met verschillen in de klas en hoe ze leerlingen extra kunnen begeleiden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.