Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kwint over de GenietFabriek als voorziening voor thuiszitters
Vragen van het lid Kwint (SP) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de GenietFabriek als voorziening voor thuiszitters (ingezonden 23 december 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 31 januari
2020).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het initiatief «de GenietFabriek» als voorziening voor kinderen
die (tijdelijk) niet in het regulier onderwijs mee kunnen komen, tevens niet naar
het speciaal onderwijs kunnen, en daardoor thuis komen te zitten?1
Antwoord 1
Zie gezamenlijke beantwoording vraag 2.
Vraag 2
Wat is uw mening over de essentie van de GenietFabriek, namelijk kinderen tot rust
laten komen en te helpen met hun complexe zorgvraag in een veilige omgeving, zodat
zij zich weer kunnen gaan ontwikkelen en er ook de weg naar het onderwijs weer kunnen
vinden?
Antwoord 2
Begin september 2019 is de Stichting ter bevordering van «de GenietFabriek» opgericht,
met als doel om het idee van «de GenietFabriek» een concrete vorm te geven. Aangezien
«de GenietFabriek» vooralsnog enkel op papier bestaat en daarmee een idee is heb ik
vanuit onderwijskundig perspectief geen oordeel.
De essentie van «de GenietFabriek», het tot rust laten komen van kinderen en hen helpen
met hun complexe zorgvraag in een veilige omgeving, zodat zij zich weer kunnen gaan
ontwikkelen en er ook de weg naar het onderwijs weer kunnen vinden, is iets dat ik
onderschrijf.
Ten eerste werken Minister De Jonge en ik onverminderd en intensief door aan een betere
aansluiting tussen het onderwijs- en zorgdomein, zodat ook kinderen met een aandoening,
ziekte of beperking zich optimaal kunnen ontwikkelen, zoals de onderwijs-zorgarrangementen.2
Binnen het huidige stelsel zijn daarnaast al diverse mogelijkheden binnen de huidige
wet- en regelgeving om onderwijs op een andere locatie te volgen, zoals eerder beantwoord
in de door u gestelde Kamervragen.3 De essentie van de «GenietFabriek» komt terug in het doel van een orthopedagogisch
didactisch centrum (opdc). Het is voor samenwerkingsverbanden mogelijk om een opdc
in te richten, bedoeld voor leerlingen die tijdelijk vastlopen in het reguliere onderwijs.4 Hier kunnen leerlingen kortdurend (voor een periode van maximaal twee jaar voor voortgezet
onderwijs en een halfjaar voor primair onderwijs) intensieve begeleiding krijgen.
Vraag 3
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie Kwint om doorzettingsmacht
bij de Inspectie van het Onderwijs te beleggen, teneinde een schoolbestuur een aanwijzing
te geven om de samenwerking met een initiatief dat onderwijs buiten school aanbiedt
aan te gaan?5
Antwoord 3
De notie van deze motie en het probleem dat deze motie aankaart begrijp en draag ik.
Mijn streven is om alle kinderen zich zo goed mogelijk te laten ontwikkelen en dat
dit zoveel mogelijk op school plaatsvindt. Daarbij realiseer ik mij dat voor sommige
kinderen langdurig of permanent niet haalbaar is om een (volledig) onderwijsprogramma
te volgen. Oplossingen voor dit probleem werk ik samen met Minister De Jonge uit bij
de onderwijszorgarrangementen.
Naar aanleiding van het onderzoeksrapport van AEF is duidelijk geworden dat het gaat
om complexe problematiek, waar Minister De Jonge en ik actief mee bezig zijn om te
bepalen wat geregeld moet worden om deze onderwijszorgarrangementen in te richten.
Van belang is dat gezien de complexiteit dit zorgvuldig gebeurt. Zo zal in de onderwijszorgarrangementen
de samenwerking tussen samenwerkingsverbanden, de schoolbesturen en gemeenten om onderwijs
en zorg voor het kind te verbinden centraal staan. De verwachting is dat dit voor
de zomer 2020 concreet wordt.
Vraag 4
Kunnen samenwerkingsverbanden, als ze zouden willen, nu al de samenwerking aangaan
met dit soort initiatieven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 4
Zie de informatie bij vraag 2.
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat het doel van passend onderwijs om een zo passend mogelijk
onderwijsprogramma voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben in het
onderwijs, oftewel geen thuiszitters meer, niet behaald is, aangezien het aantal thuiszitters
juist stijgt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
Zie gezamenlijke beantwoording vraag 6.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat gezien deze stijging het noodzakelijk is om een voorziening
in te richten voor kinderen die maanden tot jaren thuiszitten en daardoor geen enkele
vorm van onderwijs volgen en hierdoor in sommige gevallen zelfs compleet buiten de
maatschappij komen te staan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 6
Het gaat mij aan het hart dat leerlingen die een extra ondersteuning nodig hebben
in het onderwijs thuiszitten. Vandaar dat ik samen Minister De Jonge en Minister Dekker
in de jaarlijkse verzuimbrief uiteenzet hoe de complexe thuiszittersproblematiek gezamenlijk
aangepakt wordt de aankomende jaren.6
Vraag 7
Bent u bereid om met de initiatiefnemers van de GenietFabriek in gesprek te gaan over
wat zij kunnen betekenen in het terugdringen van het aantal thuiszitters met als insteek
het starten van een pilot met collectieve financiering, zoals beschreven in uw brief
over onderwijs en zorg van 30 oktober jl.? Zo nee, waarom niet?7
Antwoord 7
Dit initiatief valt, voor zover ik weet, onder geen van de categorieën financier,
school of zorgaanbieder en is daarmee nu geen geschikte partij voor een pilot met
collectieve financiering.
De pilots met collectieve financiering hebben als doel om de voorgenomen structurele
oplossing van collectieve financiering voor de zorg in onderwijstijd in de praktijk
uit te proberen. Hiertoe willen we in de pilot gemeenten de verantwoordelijkheid geven
om met het gebundelde budget alle zorg in onderwijstijd in te kopen. Dat betekent
dat per pilotregio één gemeente de verantwoordelijkheid heeft voor de inkoop van zorg
in onderwijstijd voor één of meerdere (V)SO scholen in de deze regio. Deze gemeente
koopt vervolgens de zorg in bij één of twee zorgaanbieders op basis van de totale
zorgbehoefte van kinderen op een school. Startpunt voor de gesprekken over de pilots
zijn dus de financiers van zorg in onderwijstijd; gemeenten, zorgkantoren en zorgverzekeraars
en de betreffende scholen. Daarnaast worden de (voorgenomen) zorgaanbieder(s) voor
het leveren van de zorg op school betrokken.
Vraag 8
Bent u bereid de antwoorden op deze Kamervragen naar de Kamer te zenden voor het algemeen
overleg Onderwijs en Zorg van 5 februari aanstaande?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.