Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Lodders en Van Den Bosch over het bericht ‘gemeentelijke belastingen voor huiseigenaren stijgen hard in 2020’
Vragen van de leden Lodders en Van den Bosch (beiden VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Gemeentelijke belastingen voor huiseigenaren stijgen hard in 2020» (ingezonden 17 december 2019).
Antwoord van Minister Knops (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens
de Minister van Financiën (ontvangen 30 januari 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–2020, nr. 1311.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Gemeentelijke belastingen voor huiseigenaren stijgen
hard in 2020»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Kunt u de grote verhoging van de onroerendezaakbelasting (ozb) en de onjuiste verwachte
inflatie door het CPB verklaren?
Antwoord 2
De integrale ontwikkeling van de lokale woonlasten in alle Nederlandse gemeenten kan
pas worden beoordeeld nadat het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere
Overheden (COELO) de jaarlijkse atlas van de lokale lasten heeft gepubliceerd. Gewoonlijk
verschijnt de atlas van de lokale lasten eind maart met daarin de cijfers van alle
gemeenten waarmee een volledig beeld van de ontwikkeling wordt gegeven.
Desalniettemin is daarop vooruitlopend een stijging van 4%, zoals deze wordt genoemd
door Vereniging Eigen Huis in hun steekproef, afgezet tegen de voorgaande jaren één
van de hogere stijgingen. De stijging is in vergelijking met vorige jaren echter niet
uitzonderlijk hoog. Het is aan gemeenten zelf om te bepalen waarom de stijging noodzakelijk
is. In individuele gevallen geven de gemeenten uit de steekproef aan dat de verhoging
van de lokale woonlasten onder andere doorgevoerd is vanwege dekking van tekorten
in het sociaal domein, of ter compensatie van te derven precario-inkomsten per 1 januari
2022. Dan loopt namelijk de overgangstermijn voor de afschaffing van precario op ondergrondse
leidingen van nutsbedrijven af.
De meest recente raming van het CPB laat een verwachte inflatie van 1,4 procent zien.
Op basis van de verwachting van Vereniging Eigen Huis over de ozb kan niet gesteld
worden dat de verwachtingen van het CPB onjuist zijn. De ozb maakt namelijk maar een
relatief klein gedeelte uit van de componenten die aan de inflatieramingen ten grondslag
liggen. Het CPB neemt hiervan de meest actuele inzichten mee.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het huidige kabinetsbeleid met het verlagen van de inkomstenbelasting
zou moeten zorgen voor een stijging van de koopkracht? Zo ja, wat is de verwachte
invloed van onder andere een gemiddeld landelijke ozb-stijging van 4%, een stijging
van de afvalstoffenheffing van 8%, een verhoging van de waterschapslasten en een verhoging
van de provinciale opcenten op diezelfde koopkrachtplaatjes? Deelt u de mening dat
deze «sluipmoordenaars» van de koopkracht gemonitord moeten worden en dat er waar
nodig maatregelen genomen moeten worden om de invloed van deze decentrale verzwarende
belastingen op de koopkracht tegen te gaan? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
Het kabinet streeft elk jaar naar een evenwichtige inkomensverdeling. Dit heeft afgelopen
augustus ook geleid tot maatregelen die de koopkracht ondersteunen. Het kabinet kan
de koopkrachtrealisaties echter niet garanderen, omdat deze onder andere afhangen
van lonen en prijzen in de markt. Een hoger dan verwachte stijging van de lokale lasten
zorgt via een hogere inflatie voor een koopkrachtdaling. Deze daling is echter beperkt,
omdat de inflatie van veel meer componenten afhankelijk is. Wel weegt het kabinet
dit elk jaar via de inflatie lokale lasten in de koopkrachtramingen mee en houdt daarbij
zoveel mogelijk rekening met de ontwikkeling van de lokale lasten.
Vraag 4
Welk verband is er tussen het afschaffen van de macronorm en de explosieve stijging
van de gemeentelijke belastingen in 2020?
Antwoord 4
Zoals bij vraag 1 is aangegeven kan de ontwikkeling van de woonlasten pas worden beoordeeld
nadat het COELO de jaarlijkse atlas van de lokale lasten heeft gepubliceerd. Dan zijn
de gegevens van alle gemeenten bekend en is de macro-ontwikkeling van de lokale woonlasten
bekend.
Vraag 5
Herinnert u zich het antwoord op Kamervragen van het lid Lodders «de macronorm heeft
niet bijgedragen aan de gematigde lastenontwikkeling. Het zijn de lokale afwegingen
die leiden tot een wijziging in het tarief van de OZB»?2
Antwoord 5
Ja
Vraag 6
Op welke manier gaat de in 2020 ingestelde benchmark, volgens u in tegenstelling tot
de macronorm, wel bijdragen aan een gematigde lokale lastenontwikkeling? Op welke
manier bent u voornemens de resultaten van de benchmark te delen met de Kamer?
Antwoord 6
De keuzes ten aanzien van de ontwikkeling van de lokale heffingen worden genomen door
democratisch gekozen vertegenwoordigers van de inwoners. Deze keuzes komen tot stand
met inachtneming van de lokale wensen en opgaven. Deze democratisch gekozen vertegenwoordigers
zijn dan ook bij uitstek in staat hier een afgewogen keuze in te maken en daarover
verantwoording af te leggen gedurende het democratische proces.
Zoals in het antwoord, waarnaar in vraag 5 wordt gerefereerd, is aangegeven, zijn
het deze lokale afwegingen die leiden tot een wijziging in het tarief van de ozb.
Daarbij speelde de macronorm op individueel niveau over het algemeen geen rol. De
macronorm zag namelijk ook niet op individuele ontwikkelingen bij gemeenten maar op
het landelijke cijfer van de ontwikkeling van de ozb.
Benchmarking maakt gemeenten attenter op de onderlinge verschillen, bevordert het
lokale debat over het heffen van lokale middelen en de inzet ervan en zal daarom bijdragen
aan het borgen van een gematigde lastenontwikkeling.
De benchmark zal worden opgenomen in de jaarlijkse Atlas van de lokale lasten van
het COELO.
Vraag 7
Wat is het doel van de benchmark? Leidt het beter monitoren en overzichtelijker maken
van de verschillen tussen de gemeentelijke belastingen uiteindelijk tot het nemen
van maatregelen wanneer blijkt dat er geen matiging optreedt in de gemeentelijke belastingen?
Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Zoals bij vraag 6 aangegeven maakt de benchmark gemeenten attenter op de onderlinge
verschillen, bevordert het lokale debat over het heffen van lokale middelen en de
inzet ervan en zal daarom bijdragen aan het borgen van een gematigde lastenontwikkeling.
Vraag 8
Herinnert u zich dat u in de brief van 26 april 2019 schreef dat «Benchmarking gemeenten
attenter maakt op de onderlinge verschillen, bevordert het lokale debat over heffen
van lokale middelen en de inzet ervan en zal daarom bijdragen aan het borgen van een
gematigde lastenontwikkeling»?3 Deelt u de mening dat een vergelijking tussen decentrale overheden alleen nuttig
is als de verschillen onderling groter zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom?
Antwoord 8
Benchmarking brengt de onderlinge verschillen tussen gemeenten in kaart en daarmee
is er informatie beschikbaar voor de democratisch verkozen vertegenwoordigers en de
lokale belastingbetalers over hoe de verschillen in lokale woonlasten zich tussen
gemeenten verhouden. Deze informatie komt de keuzes van de lokale vertegenwoordigers
in de afweging bij besluitvorming ten goede en kan aan een nog betere toelichting
op de gemaakte keuzes bijdragen. In tegenstelling tot benchmarking bij consumptiegoederen
heeft de benchmark van de lokale woonlasten niet uitsluitend een prijsvergelijking
tot doel, maar ook een betere informatieverschaffing ter versterking van de te nemen
besluiten in het lokale democratische proces. In relatie tot het doel van de benchmark
is kennis over de omvang van de verschillen te allen tijden interessant.
Vraag 9
Waarop baseert u het in vraag 8 beschreven citaat? Op welke manier leidt de nieuwe
benchmark inderdaad tot het borgen van een gematigde lastenontwikkeling? Wat wordt
er precies bedoeld met een gematigde lastenontwikkeling?
Antwoord 9
Het lokale democratische proces zorgt ervoor dat de volksvertegenwoordigers een afgewogen
keuze kunnen maken over de lokale opgaven en belangen. Meer informatie over de ontwikkeling
van de lokale woonlasten in verschillende gemeenten verrijkt de keuzes in de lokale
besluitvorming en geeft toelichting op de gemaakte keuzes. Een gematigde lastenontwikkeling
betekent dat de (lokale) belastingen van inwoners niet te hard stijgen. Dit dient
dan ook te worden beoordeeld in het licht van het lokale democratische proces ten
aanzien van de besluiten op basis van de lokale opgaven en belangen.
Vraag 10
Deelt u de mening dat de «sluipmoordenaars» van de koopkracht aangepakt moeten worden
en bent u bereid voor de zomer van 2020 met een aantal concrete voorstellen te komen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Zoals bij vraag 2 is aangegeven wordt de ontwikkeling van de lokale woonlasten voor
alle gemeenten afgewacht, welke bekend zijn bij het verschijnen van de atlas van de
lokale lasten van het COELO. In de atlas zal ook de eerste editie van de benchmark
voor de lokale woonlasten zijn opgenomen. Het effect van de invoering van de benchmark
is aldus nog niet te bepalen omdat deze nog niet is verschenen. Gemeenten hebben de
informatie uit de benchmark derhalve nog niet kunnen meenemen in de besluitvorming.
Aan de hand van de gegevens uit de benchmark kan jaarlijks, tijdens het bestuurlijk
overleg financiële verhoudingen, het gesprek gevoerd worden over de ontwikkeling van
de lokale lasten. In dit licht ben ik niet voornemens om dergelijke voorstellen voor
te bereiden.
Vraag 11
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 11
Ja
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.