Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Amhaouch, Omtzigt, Van Helvert, Paternotte en Sjoerdsma over het feit dat Nederlandse luchtvaartmaatschappijen tot 8 januari over Irak en Iran bleven vliegen en over de opvolging van aanbevelingen in het OVV-rapport over veilig vliegen over conflictgebieden
Vragen van de leden Amhaouch, Omtzigt, Van Helvert (allen CDA), Paternotte en Sjoerdsma (beiden D66) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Buitenlandse Zaken over het feit dat Nederlandse luchtvaartmaatschappijen tot 8 januari over Irak en Iran bleven vliegen en over de opvolging van aanbevelingen in het OVV-rapport over veilig vliegen over conflict gebieden (ingezonden 15 januari 2020).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
            28 januari 2020).
         
Vraag 1
            
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat KLM pas na de raketaanvallen van Iran op
               legerbases in Irak en nadat het Oekraïense vliegtuig was neergehaald, besloot om niet
               langer boven Irak en Iran te vliegen?1
Antwoord 1
            
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Vraag 2 en 3
            
Vindt u dat KLM dit besluit te vroeg, tijdig of te laat genomen heeft in onderhavige
               situatie?
            
Hoe beoordeelt u het feit dat Nederlandse luchtvaartmaatschappijen tijdens een enorm
               gespannen periode na de aanslag op het konvooi van Qassim Suleimani bleven doorvliegen
               op de routes over Irak en Iran?
            
Antwoord 2 en 3
            
Het luchtruim van Iran had geen beperkingen op kruishoogte. Over het luchtruim van
               Irak hadden verschillende landen en EASA een bericht uitgegeven dat door twee airway-corridors
               op kruishoogte kon worden gevlogen. Alle luchtvaartmaatschappijen die daar vliegen
               maken daarvan gebruik.
            
Naar aanleiding van de aanslag op de Iraanse generaal op 2 jan jl. is de situatie
               door Nederland (Expertgroep van het Convenant deling dreigingsinformatie burgerluchtvaart)
               actief gemonitord. De expertgroep hield de ontwikkelingen in de Golfregio al nauwlettend
               in de gaten sinds het neerschieten van de Amerikaanse drone en de drone aanvallen
               in Saoedi-Arabië in 2019. In navolging van de aanslag op 2 januari, gaf de Amerikaanse
               overheidsinstantie FAA op 3 januari jl. een waarschuwing voor een potentiele escalatie
               van de situatie af aan de weinige Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen die nog in
               de Golfregio vlogen.
            
Na de raketaanvallen op Irak heeft de Amerikaanse luchtvaartautoriteit (FAA) omstreeks
               01.00 uur Nederlandse tijd op 8 januari 2020 een verbod uitgevaardigd voor Amerikaanse
               luchtvaartmaatschappijen voor het luchtruim van Iran, Irak en de Golfregio.
            
Op basis van de actuele ontwikkelingen heeft de KLM intern beraad gevoerd en de situatie
               uitvoerig geanalyseerd. Ca. 1,5 uur na het Amerikaanse verbod heeft de KLM besloten
               niet meer boven Iran en Irak te vliegen. Inmiddels was reeds een KLM-vlucht uit Koeweit
               vertrokken en het luchtruim van Irak binnengevlogen. Deze vloog – een uur na de eerste
               raketaanvallen – op ca. 10 km hoogte boven Bagdad.
            
Volgens de KLM was de beste optie om het toestel zo snel mogelijk te laten doorvliegen
               uit het luchtruim van Irak via de airway-corridor. Andere vliegtuigen die vóór het
               betreffende KLM-toestel vlogen, zijn ook zo snel mogelijk doorgevlogen via de airway-corridor.
            
Een aantal internationale luchtvaartmaatschappijen, waaronder de KLM-Groep, meden
               vervolgens het luchtruim van Iran en Irak. Inmiddels wordt daar weer gevlogen door
               vrijwel alle luchtvaartmaatschappijen. De Britse overheid heeft op 17 januari jl.
               een NOTAM (Notice to Airmen) uitgegeven met een waarschuwing voor de Britse luchtvaartmaatschappijen
               voor het luchtruim van Iran en de airway-corridors boven Irak beneden de 25.000 voet
               hoogte (7,5 km). Ook de Duitse overheid heeft soortgelijke NOTAMs gestuurd voor de
               Duitse luchtvaartmaatschappijen in deze periode.
            
De KLM heeft mede op basis van de informatie die gedeeld is in de hiervoor extra ingelaste
               ad hoc vergadering van de expertgroep op 23 januari jl. een nieuwe risicoanalyse uitgevoerd.
               Hierop heeft de KLM gemeld dat er weer over Iran en Irak kan worden gevlogen.
            
Vraag 4
            
Kunt u aangeven hoe het Conflict Zone Information Bulletin van het European Union
               Aviation Safety Agency (EASA) voor Irak en Iran luidde in de periode 25 december tot
               heden en welke veranderingen daarin zijn aangebacht? Klopt het dat er geen waarschuwingen
               zijn (geweest) voor Iran en dat de waarschuwing voor Irak sinds 1 oktober 2019 hetzelfde
               gebleven is?2
Antwoord 4
            
Op basis van een EU risk assessment van DG HOME brengt EASA een CZIB uit. Deze CZIB
                  houdt een «operationele aanbeveling» in
               
Vanaf 1 oktober 2019 is voor Irak een CZIB actief waarin een waarschuwing is opgenomen
                  voor vliegen door het luchtruim van Irak, behalve voor 2 beschreven vliegroutes (airway-corridors)
                  in het oosten van Irak.
               
Op 8 januari 2020 18:00 CET heeft EASA eigenstandig een advies uitgevaardigd waarin
                  ze adviseren het Iraakse luchtruim te mijden als voorzorgsmaatregel en dat een heroverweging
                  op basis van een EU risk assessment van DG HOME zou moeten plaatsvinden voor het luchtruim
                  boven Irak.
               
Op 11 januari 2020 heeft EASA nogmaals een advies uitgevaardigd na het DG HOME overleg
                  met voor Irak dezelfde strekking (het mijden van Iraaks luchtruim als voorzorgsmaatregel)
                  en voor Iran als een voorzorgsmaatregel het mijden van het luchtruim onder Flight
                  Level 250 (ca. 7,5 km hoogte) tot nader order. Hierbij geven ze aan dat een CZIB zal
                  volgen over Iran.
               
Op 16 januari jl. is een CZIB uitgebracht waarin gewaarschuwd wordt voor een risicovolle
                  situatie door slechte coördinatie tussen civiele en militaire operaties en de mogelijkheid
                  van misidentificatie van civiele luchtvaart. Het advies luidt vervolgens om niet beneden
                  Flight Level 250 (ca. 7,5 km hoogte) te vliegen door het luchtruim van Iran.
               
Vóór 16 januari jl. was er voor Iran geen CZIB actief.
Op 28 januari is, mede op verzoek van de Nederlandse expertgroep een ad hoc ingelaste
               Europese vergadering van DGHOME, EASA en de luchtvaartmaatschappijen, belegd om de
               huidige situatie in de Golfregio te bespreken.
            
Vraag 5
            
Klopt het dat geen enkele staat op dit moment iets aangeleverd heeft voor de online
               database van de International Civil Aviation Organization (ICAO) over Conflict Zone
               Risk Information?3
Antwoord 5
            
Zoals aangegeven in het rapport van de OVV «Vliegen over conflictgebieden, Opvolging
               aanbevelingen onderzoek MH17 Crash» (21 februari 2019) en mijn brief aan de Kamer
               van 20 juni 2018 is de database door ICAO opgeheven. Achterliggende reden was dat,
               zoals de OVV in het rapport vermeldt, staten weinig links in de ICAO Conflict Zone
               Information Repository Library plaatsten, zodat er geen noodzaak meer was voor een
               dergelijk systeem vanuit ICAO.
            
Vraag 6
            
Kunt u aangeven welke informatie de Nederlandse overheid had over Irak en Iran in
               deze periode en hoe zij die (eventueel vertrouwelijk) gedeeld heeft met de luchtvaartmaatschappijen?
            
Antwoord 6
            
De expertgroep inzake het convenant deling dreigingsinformatie burgerluchtvaart heeft
               de landen rondom de golfregio vanwege de dreigende situatie regulier als aandachtsgebied.
               Inzake de casus Irak en Iran worden de ontwikkelingen in de landen nauwgezet gevolgd
               en besproken. Vanaf 2 januari jl. zijn de contacten binnen de expertgroep geïntensiveerd
               in het licht van de ontwikkelingen in de golfregio, zoals beschreven in de beantwoording
               van vraag 2 en 3. De bestaande spanningen duren al geruime tijd (ook ver voor deze
               aanvallen) en in het luchtruim van de bestaande airway corridors (op ca. 10 km hoogte)
               kon worden gevlogen. Onder verwijzing naar eerdere Kamerbrieven waarin antwoorden
               zijn opgenomen op vragen gesteld inzake de golfregio kan ik u antwoorden dat bij de
               overheid beschikbare informatie ook in dit geval is gedeeld met de luchtvaartmaatschappijen.
            
Vraag 7
            
Klopt het dat ICAO geen «state letters» heeft doen uitgaan?
Antwoord 7
            
ICAO heeft sinds eind 2017 – begin 2018 geen State Letters uitgegeven over conflictgebieden.
               Voor acties die ICAO heeft gedaan n.a.v. het neerhalen van vlucht MH17 verwijs ik
               naar het antwoord op vraag 9.
            
Vraag 8
            
Hebben KLM en andere luchtvaartmaatschappijen ooit publieke (jaarlijkse) verantwoording
               afgelegd over de keuze van luchtvaartroutes, zoals de aanbeveling van de Onderzoeksraad
               voor Veiligheid (OVV) luidde? Zo ja, waar dan en was dat op voldoende niveau?
            
Antwoord 8
            
De KLM vermeldt op haar website welke vliegroutes zij vliegen. Andere Nederlandse
               luchtvaartmaatschappijen als TUI en Corendon doen dat ook. Hierover heb ik de Kamer
               in mijn brief van 29 maart 2019 in reactie op het OVV opvolgingsonderzoek «Vliegen
               over conflictgebieden, Opvolging aanbevelingen onderzoek MH17 Crash» (21 februari
               2019) geïnformeerd.
            
Vraag 9
            
Kunt u van elk van de elf aanbevelingen van de OVV uit het rapport over de MH17-crash
               over het vliegen over conflictgebieden aangeven of zij geïmplementeerd zijn of niet
               en of zij in onderhavige situatie het beoogde effect gehad hebben?
            
Antwoord 9
            
Over de implementatie van de aanbevelingen van de OVV heb ik bericht in mijn brief
               24 804, nr. 98 van 29 maart 2019. Nederland heeft zich sterk gemaakt, met concrete voorstellen aan
               ICAO om deze aanbevelingen te implementeren. ICAO heeft bevestigd dat alle geplande
               wijzigingen en amendementen van richtlijnen en aanbevolen werkwijzen zijn gerealiseerd.
               Kortheidshalve kan ik verwijzen naar de ICAO website daarover.
            
Van de 11 aanbevelingen is aanbeveling 7 als «afdoende» beoordeeld. Van de 6 als «gedeeltelijk
               afdoende» beoordeelde aanbevelingen (aanbevelingen 1, 3, 5, 6, 8 en 9) is de verwachting
               dat deze, «afdoende» zijn als de geplande wijzigingen eind 2020 zijn afgerond. Inzake
               aanbeveling 9 heeft Nederland bij ICAO extra aandacht gevraagd en hulp aangeboden
               bij de (regionale) implementatie van het handboek Doc 10084 – waarin de regels en
               de voorlichting over hoe om te gaan met risicobeoordeling bij het vliegen over conflictgebieden
               zijn opgenomen.
            
Nederland heeft het initiatief genomen met enkele andere internationale landen voor
               de oprichting van een informele internationale expertgroep. Daarin worden verbetervoorstellen
               ontwikkeld voor procedures voor het delen van dreigingsinformatie. Hierbij zijn ook
               internationale luchtvaartmaatschappijen actief betrokken als eindgebruiker van de
               te delen informatie. IATA heeft voor haar leden een abonnementsservice ontwikkeld
               die ook informatie over grote verstoringen in het luchtruim bevat.
            
Van de 4 «niet afdoende» beoordeelde aanbevelingen (aanbevelingen 2, 4, 10 en 11)
               hangt de voortgang van deze aanbevelingen voornamelijk af van de inzet van de internationale
               gemeenschap van staten, van IATA en van de grote verscheidenheid van luchtvaartmaatschappijen
               wereldwijd. Dit proces leidt veelal tot globaal geformuleerde voorstellen, waardoor
               het niet te verwachten is dat deze aanbeveling in de toekomst naar de wensen van de
               OVV geheel als afdoende zullen en kunnen worden beoordeeld.
            
T.a.v. aanbeveling 4 (Aanscherpen Standaarden en Aanbevolen werkwijzen in het Verdrag
               van Chicago over de verantwoordelijkheid van Staten m.b.t. sluiten van onveilig luchtruim)
               verwijs ik naar mijn antwoord hierover in vraag 10.
            
T.a.v. aanbevelingen 10 en 11 (Afleggen van verantwoording over vliegroutes over conflictgebieden)
               gericht aan IATA en luchtvaartmaatschappijen, zal IenW dit blijven adresseren. IenW
               zal zich blijven inzetten om transparantie op bredere schaal te bevorderen.
            
Vraag 10
            
Vindt u dat het waarschuwen en voorzorgsmaatregelen nemen in onderhavige casus (Iran,
               Irak, eerste week van januari 2019) internationaal goed gewerkt heeft of niet? Zo
               ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, op welke wijze gaat u het systeem dan verbeteren?
            
Antwoord 10
            
Na het neerhalen van vlucht MH17 heeft Nederland zich nationaal, Europees en mondiaal
               ingespannen om de aanbevelingen van de OVV inzake het vliegen over conflictgebieden
               te implementeren. Uit het door de OVV uitgevoerde opvolgingsonderzoek is gebleken
               dat belangrijke stappen zijn gezet, maar dat nog niet alle beoogde veranderingen zijn
               gerealiseerd. Hieraan wordt nog volop op de verschillende niveaus gewerkt. Het neerhalen
               van vlucht PS752 onderstreept de urgentie hiervan.
            
De komende periode onderneem ik in ieder geval de volgende acties op mondiaal (ICAO),
               Europees en nationaal niveau. Nederland zal als lid van de ICAO Council in de eerstvolgende
               vergadering oproepen de mede door Nederland geïnitieerde verbetervoorstellen van het
               werkprogramma voor conflictgebieden dit jaar geheel af te ronden, waaronder ook het
               aanscherpen van het ICAO Verdrag ten aanzien van de plicht van een staat tot het sluiten
               van het luchtruim. Op Europees niveau zal ik bij de eerstvolgende vergadering van
               de Transportraad aandacht vragen voor het verder verbeteren van het Europese systeem
               van uitwisselen van dreigingsinformatie en ook inzetten op versterking en stroomlijnen
               van de bestaande informatie-uitwisseling. Op nationaal niveau zal ik, in aanvulling
               op bovenstaande acties, als onderdeel van de komende evaluatie van het «Convenant
               deling dreigingsinformatie burgerluchtvaart» expliciet de recente gebeurtenissen en
               de werking van het systeem meenemen. Daarnaast zal ik de OVV om een aanvullend advies
               vragen.
            
Vraag 11
            
Welke situatie acht u wenselijker: dat het besluit of over een bepaald luchtruim veilig
               gevlogen kan worden ligt bij de onafhankelijke luchtvaartautoriteit – zoals in het
               geval van de Amerikaanse Federal Aviation Administration (FAA) – of bij de luchtvaartmaatschappijen
               zelf? Kunt u dit toelichten?
            
Antwoord 11
            
Luchtvaartautoriteiten van een betreffend land zijn verantwoordelijk voor het beschikbaar
               stellen van hun luchtruim voor de civiele luchtvaart en daarmee ook voor het sluiten
               van het luchtruim (of delen daarvan) indien dit vanwege de veiligheid noodzakelijk
               is. De zeggenschap over het luchtruim behoort tot de volledige en exclusieve soevereiniteit
               van ieder land.
            
Zoals ook door de OVV geconstateerd, vult niet ieder land die verantwoordelijkheid
               naar behoren in. Wat helaas nog niet goed werkt is de verplichting van staten om te
               allen tijde zorg te dragen voor de veiligheid in het eigen luchtruim. Volgens de verplichtingen
               die volgen uit het ICAO-verdrag had het luchtruim van Iran en Irak gesloten moeten
               zijn. Staten dienen hiervoor zorg te dragen conform de internationale verplichtingen
               van ICAO Annex 2 bij het Verdrag van Chicago. Dit is ook in lijn met het ICAO document
               10084, Risk Assessment Manual for Civil Aircraft Operations Over or Near Conflict
               Zones.
            
Zoals ik hierboven heb vermeld, zal Nederland naar aanleiding van het tragische ongeval
               met vlucht PS752 als lid van de ICAO Council vragen om bij de eerstvolgende vergadering
               de aanscherping van het ICAO Verdrag ten aanzien van de plicht van een staat tot het
               sluiten van zijn luchtruim versneld te agenderen.
            
In geval van conflictsituaties is het van het grootste belang dat er informatie is,
               dat deze betrouwbaar en herkenbaar is en dat deze tijdig gedeeld wordt. Er zijn slechts
               enkele landen in de wereld die in hun wetssysteem een besluit kunnen uitvaardigen
               over het vliegen in het luchtruim van derde landen. Dit vereist een uitgebreide inlichtingenpositie
               en analysecapaciteit. Het gaat hier om de landen VS, VK, Frankrijk en Duitsland. Deze
               landen hebben een uitgebreid werkproces opgesteld om tot een gefundeerd besluit te
               komen. Vaker wordt, ook door die landen, informatie gedeeld of adviezen verstrekt
               in plaats van het opleggen van een verbod.
            
Zoals ik heb aangegeven is essentieel voor het geven van adviezen de beschikbaarheid
               over betrouwbare informatie, analysecapaciteit om een dreigingsbeoordeling te maken
               en de structuur en organisatie om tijdig adviezen te verstrekken. EASA heeft geen
               eigen onderzoeksbronnen en analysecapaciteit om op eigen kracht een oordeel te vormen
               over de situatie in conflictgebieden. EASA maakt gebruik van informatie van EU-lidstaten
               en andere internationale informatie bij het opstellen van een CZIB. Deze afhankelijkheid
               betekent dat EASA wel informatie over conflict zones kan afgeven, maar in tijden van
               acute crises minder snel kan acteren dan nationale overheden. Het ligt dan ook niet
               in de rede dat EASA bindende adviezen kan afgeven
            
De grote EU-lidstaten willen dat ook niet. Het verstrekken van niet-bindende, maar
               zwaarwegende adviezen, is wel haalbaar gebleken. Overigens is gebleken dat de CZIBs
               de facto een bijna niet te vermijden impact hebben op de beslissingen van luchtvaartmaatschappijen
               voor wat betreft het kiezen van veilige vluchtroutes.
            
Het kabinet zal zich nationaal en internationaal met betrokken partijen blijven inspannen
               voor het beter beheersen van de risico’s die gepaard gaan met het vliegen over en
               nabij conflictgebieden. Hiervoor verwijs ik naar de activiteiten die ik voor de komende
               tijd heb aangekondigd in mijn antwoord op vraag 10.
            
Vraag 12
            
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voor het algemeen overleg Vliegen boven
               conflictgebieden op 29 januari 2020?
            
Antwoord 12
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.