Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Weyenberg over box 2 als klusbox
Vragen van het lid Van Weyenberg (D66) aan de Minister van Financiën over box 2 als klusbox (ingezonden 20 december 2019).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 28 januari 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met de studie van De Nederlandsche Bank (DNB): het spaaroverschot van
Nederlandse bedrijven ontrafeld?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het bericht «Belastingen: leuker kunnen economen het niet maken,
wel beter» naar aanleiding van het boek Ontwerp voor een beter belastingstelsel onder
redactie van Cnossen en Jacobs?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Herinnert u de toezegging om in het kader van de bouwstenen voor een nieuw belastingstelsel
ook specifiek te kijken naar box 2 en dat tijdens de behandeling van het Belastingplan
2020 is aangegeven dat veel gesprekspartners box 2 omschrijven als een klusbox?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4, 5, 6, 7, 8
Kunt u ingaan op de conclusie van DNB dat het spaaroverschot bij het mkb, dat voor
een belangrijk deel in handen is van directeur-grootaandeelhouders (dga's), deels
samenhangt met fiscale prikkels voor dga's om winst in te houden? Vindt u deze fiscale
prikkels gewenst?
Deelt u de analyse van DNB dat «een dga in de praktijk over vele mogelijkheden voor
belastingplanning beschikt»? Vindt u deze belastingplanning gewenst?
Deelt u de analyse in het artikel van de NRC over voorstellen van 30 experts voor
een beter belastingstelsel dat «box 2 eindeloos veel mogelijkheden biedt jezelf te
bevoordelen ten opzichte van «gewone» belastingbetalers»?
Vindt u deze vele mogelijkheden voor belastingplanning gewenst? Kunt u ingaan op de
beschreven aanknopingspunten van DNB voor beleid, zoals het nader bekijken, en waar
nodig aanpassen, van de fiscale regelgeving voor dga's? Op welke wijze geeft u hier
invulling aan?
In hoeverre leiden de vele planningsmogelijkheden voor dga’s tot een oneerlijk voordeel
ten opzichte van «gewone» belastingbetalers, zoals werknemers, maar ook ondernemers
die liever geen geld en tijd besteden aan belastingplanning maar wel willen innoveren,
investeren in een zo goed mogelijk product, goed en/of dienst, zorgen voor werkgelegenheid
en bijdragen aan de uitdagingen van morgen?
Antwoord 4, 5, 6, 7, 8
Het is nuttig dat DNB een nadere analyse heeft gemaakt van de besparingen binnen het
mkb. Dit geldt ook voor de analyse wat betreft box 2 zoals die wordt beschreven in
het boek van Bas Jacobs en Sijbren Cnossen.
Dga’s hebben in het huidige Nederlandse stelsel, zoals in de analyses van Cnossen
en Jacobs als ook van DNB wordt aangegeven, de mogelijkheid om een deel van de belastingheffing
(langdurig) uit te stellen door in de vennootschap behaalde winst niet als dividend
uit te keren. Dit leidt, zoals DNB aangeeft, tot aanzienlijke besparingen in de eigen
vennootschap. Enerzijds kunnen deze besparingen de investeringscapaciteit van de vennootschap
bevorderen, anderzijds zijn er aanwijzingen dat een deel van deze winstinhouding fiscaal
gedreven is. Het feit dat dga’s tientallen miljarden lenen van de eigen vennootschap
is daar, zoals DNB aangeeft, een voorbeeld van.
Fiscaal gedreven winstinhouding is zoals eerder toegelicht in de Kamerbrief van 15 april
2019 een van de mogelijke knelpunten binnen box 2 waar in het genoemde bouwstenenonderzoek
nader op wordt ingegaan. Dit geldt ook voor de mogelijk verstorende werking van het
verschil in belastingdruk tussen de dga ten opzichte van de werknemer en de IB-ondernemer.
Op basis van deze analyse worden concrete beleidsopties voorgesteld.
Vraag 9
Welke macro-economische effecten hebben de planningsmogelijkheden in box 2, zoals
belastinguitstel, het oppotten van vermogen in de bv en het lenen uit de eigen bv?
Leiden deze planningsmogelijkheden tot macro-economische onevenwichtigheden?
Antwoord 9
De macro-economische gevolgen van de mogelijkheden van winstinhouding van de dga zijn
niet op voorhand duidelijk. Het nationale spaaroverschot bestaat namelijk uit het
spaaroverschot van de overheid, bedrijven en huishoudens. Wanneer een dga leent van
de eigen vennootschap staat tegenover de besparingen van de vennootschap een schuld
van de dga. Als een dga zichzelf winst uitkeert neemt de besparing van de vennootschap
af, maar nemen de besparingen van de overheid (middels de box 2-belasting) en huishoudens
evenredig toe. De mogelijkheid tot winstinhouding heeft daardoor mogelijk beperkt
betekenis voor het nationale spaaroverzicht.
Vraag 10
Zijn er, in het kader van de landenrapporten van de Europese Commissie, de OESO en
het IMF, analyses uitgevoerd naar, en aanbevelingen gedaan aan Nederland ten aanzien
van deze planningsmogelijkheden in box 2, bijvoorbeeld in het kader van het spaaroverschot?
Zo ja, op welke wijze zijn deze analyses en aanbevelingen door het kabinet opgevolgd?
Antwoord 10
Hierover zijn in de afgelopen landenrapporten geen specifieke aanbevelingen gedaan.
Vraag 11
Hoe hoog is het spaaroverschot van het mkb in Scandinavische landen, waar gekozen
is voor een duaal belastingstelsel? Is uw verwachting dat een duaal belastingstelsel
kan bijdragen aan een lager spaaroverschot?
Antwoord 11
Informatie over het spaaroverschot (of -tekort) bij het mkb in Scandinavische landen
is niet direct voorhanden. Het saldo lopende rekening van de gehele economie verschilt
tussen deze landen, met in 2018 overschotten in Denemarken (7,1% bbp), Zweden (1,7%
bbp) en Noorwegen (7,2% bbp), en een tekort in Finland (-1,4% bbp).
In het bouwstenenonderzoek wordt nader bekeken hoe het Scandinavische duale stelsel
in de praktijk functioneert. De mogelijke effecten van een dergelijk stelsel voor
belastinguitstel komen hierbij ook aan bod.
Vraag 12
Kunt u de ontwikkeling in tabel 1 over vermogen en belastingopbrengst in box 2 en
box 3 nader toelichten?3 Hoe verklaart u dat het vermogen in box 2 in de periode 2014–2017 flink toeneemt,
maar de belastingopbrengst juist flink afneemt?
Antwoord 12
De verklaring voor de toename van het vermogen in box 2 in de jaren 2014–2017 is de
gunstige winstontwikkeling van bedrijven in deze periode. Dat de box 2-opbrengst in
de jaren 2015–2017 aanmerkelijk lager uitvalt dan in 2014 heeft te maken met de tijdelijke
verlaging van het box 2-tarief in 2014, als gevolg waarvan aanmerkelijkbelanghouders
zich in dat jaar relatief veel dividend hebben laten uitkeren. Zoals te zien in tabel
14 vertoont de box 2-opbrengst in de jaren 2015–2017 weer een opgaande tendens.
Vraag 13
Kunt u meer inzicht geven in de mate waarin bedrijven geld uit de eigen bv lenen?
Hoeveel wordt in totaal geleend uit de eigen bv? Kunt u daarbij een uitsplitsing maken
in hoeverre dit wordt gebruikt voor (1) de eigen woning, (2) een tweede of extra huis,
(3) een boot en (4) andere consumptieve uitgaven?
Antwoord 13
Volgens gegevens vermeld in de aandeelhoudersspecificatie van de aangifte vennootschapsbelasting
bedraagt de stand van leningen van aanmerkelijkbelanghouders bij de eigen vennootschap
in 2017 circa 58 miljard. Een uitsplitsing van de aanwending van dit bedrag naar (1)
de eigen woning, (2) een tweede of extra huis, (3) een boot en (4) andere consumptieve
uitgaven is niet beschikbaar.
Vraag 14, 15
Kunt u de voor- en nadelen van het lenen uit de eigen bv aangeven, zowel voor dga’s
als voor de Nederlandse economie?
Deelt u dat de ruime mogelijkheden voor dga’s om geld uit de eigen bv te lenen de
investeringscapaciteit van de bv negatief kan beïnvloeden? Zo ja, in welke mate gebeurt
dit? Zo nee, waarom niet? In hoeverre is de vormgeving van box 2 eerlijk voor andere
ondernemers en werknemers?
Antwoord 14, 15
Een dga heeft nauwe verbondenheid met de vennootschap waarin hij aandelen houdt, waardoor
hij de mogelijkheid heeft gelden te lenen van de eigen vennootschap in plaats van
deze gelden als loon of dividend uit te laten keren. Door gelden te lenen in plaats
van uit te keren als loon of dividend kan belastingheffing over deze gelden langdurig
worden uit gesteld of in sommige gevallen zelfs afgesteld. Om het hiervoor beschreven
gevolg te ontmoedigen, wordt momenteel gewerkt aan het wetsvoorstel excessief lenen
bij eigen vennootschap. Naast de uitwerking van deze maatregel wordt in het bouwstenenonderzoek
de wenselijkheid van de mogelijkheid tot lenen van de eigen vennootschap nader onderzocht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.