Nota van wijziging : Derde nota van wijziging
35 283 Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet (implementatie wijziging Gasrichtlijn en een aantal verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas)
Nr. 9
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 29 januari 2020
Het derde subonderdeel van artikel IV van het wetsvoorstel komt te luiden:
3. De artikelen II, onderdelen A, onder 1, subonderdelen a en e, onder 2, D, onder
2 en onder 3, F, G, onder 2 en onder 3, H tot en met K, M, N, en R, en III treden
in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin
deze wet wordt geplaatst. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt
uitgegeven na 31 januari 2020, treden zij in werking met ingang van de dag na de datum
van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, en werken zij terug tot
en met 31 januari 2020.
Toelichting
Deze nota van wijziging is opgesteld om in te spelen op de actuele ontwikkelingen
met betrekking tot een mogelijk vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese
Unie. Het Verenigd Koninkrijk heeft een formeel verzoek ingediend om op 31 januari
2020 de Europese Unie te verlaten. Met het aannemen van de derde lezing van de Withdrawal
Agreement Bill op 9 januari 2020 in het Brits Lagerhuis is de kans op een Brexit zonder
terugtrekkingsakkoord erg klein geworden maar desalniettemin niet volledig uit te
sluiten. In de uitzonderlijke situatie dat vanaf die datum toch geen sprake is van
een terugtrekkingsakkoord is er behoefte aan een vangnet om te voorkomen dat onzekerheid
ontstaat over het functioneren van BBL Company.
In artikel IV wordt bij deze nota van wijziging geregeld dat de artikelen ter implementatie
van de Richtlijn 2019/692 in werking treden met ingang van 31 januari 2020 of, indien
het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 januari 2020,
met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet
wordt geplaatst en dan terugwerken tot en met 31 januari 2020. Daarmee wordt de inwerkingtreding
van deze artikelen geborgd vanaf 31 januari 2020. Gelijktijdig met een mogelijke uittreding
op 31 januari 2020 zal dan (mogelijk met terugwerkende kracht) het EU-regime van toepassing
zijn op de verbinding van BBL Company. Daarbij is niet meer relevant of er sprake
is van een terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk met of zonder een (terugtrekkings-)akkoord.
In de niet te verwachten situatie van een Brexit zonder terugtrekkingsakkoord behoeft
dan niet een ander kader te gelden als vangnet tot de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel,
namelijk het op grond van artikel 2b, zevende lid, van de Gaswet vastgestelde Besluit
grensoverschrijdend net Nederland – Verenigd Koninkrijk na Brexit (Stb. 2019, 126). Ter nadere toelichting wordt kort de situatie geduid bij een Brexit met en zonder
een terugtrekkingsakkoord.
Brexit met terugtrekkingsakkoord
In geval van een Brexit met een terugtrekkingsakkoord op 31 januari 2020 volgt er
een transitieperiode tot eind 2020. Op grond van de artikelen 126 en 127 van het terugtrekkingsakkoord
blijft het Europese kader dan van toepassing (PB C 384 I van 12.11.2019, blz. 59–60).
De bestaande ontheffing van BBL Company op basis van artikel 18h Gaswet/artikel 36
van de Richtlijn 2009/73 blijft gelden in verband met artikel 7, eerste lid, van het
terugtrekkingsakkoord, waar is geregeld dat «voor de toepassing van dit akkoord (..)
alle verwijzingen naar lidstaten en bevoegde autoriteiten van lidstaten in bepalingen
van het recht van de Unie die krachtens dit akkoord van toepassing zijn geworden,
zodanig begrepen dat deze het Verenigd Koninkrijk en zijn bevoegde autoriteiten omvatten».
Gedurende de transitieperiode zal de bestaande ontheffing van BBL Company wel moeten
worden aangepast aan de nieuwe situatie.
Brexit zonder terugtrekkingsakkoord
In geval van een Brexit zonder terugtrekkingsakkoord op 31 januari 2020 valt het Europese
kader terstond weg. Daarmee vervalt ook de grondslag voor de bestaande ontheffing
van BBL Company. Voor deze situatie is het Besluit grensoverschrijdend net Nederland
– Verenigd Koninkrijk na Brexit opgesteld. Dit besluit, waarin het Europese kader,
de ontheffing alsmede de voorwaarden voor de ontheffing staan opgenomen, treedt dan
in werking. Bij het inwerkingtreden van het onderhavige wetsvoorstel zal dit besluit
echter weer komen te vervallen. De strekking van dit wetsvoorstel is immers dat BBL
Company dan (weer) onder het Europese kader en de Gaswet valt. Er zal dan wel een
nieuwe ontheffing moet worden aangevraagd van de bepalingen van de Gaswet en de Richtlijn
2019/692 om er zo voor zorg te dragen dat BBL Company aan alle bepalingen voldoet.
De overgangsbepaling (artikel III) uit dit wetsvoorstel is dan niet van toepassing
omdat de ontheffing immers niet meer aanwezig is. Het aanvragen van een nieuwe ontheffing
zal echter de nodige tijd vragen gedurende welke onzekerheid bestaat voor het functioneren
van BBL Company. Deze onzekere situatie kan worden voorkomen door het vervroegen van
de inwerkingtredingsdatum van de artikelen die de Richtlijn 2019/692 implementeren
naar 31 januari 2020. Deze richtlijn biedt hier een grondslag voor waar in artikel
2 van de Richtlijn 2019/692 wordt gesproken van een uiterste implementatiedatum van
24 februari 2020 om aan de richtlijn te voldoen. Een eerdere implementatiedatum is
ook mogelijk. Omdat BBL Company ook nu al voldoet aan het EU-regime zal het verlenen
van terugwerkende kracht aan deze artikelen tot en met 31 januari 2020 voor BBL Company
niet belastend zijn.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat