Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Nijboer over de implementatie van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de implementatie van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (ingezonden 17 december 2019).
Antwoord van Minister Knops (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
27 januari 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1209.
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van het bericht «Wkb berichtgeving in perspectief»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de Wet kwaliteitsborging (Wkb) voor het bouwen zou moeten dienen
ter versterking van de positie van de consument? Hoe wordt dit doel bewerkstelligd?
Antwoord 2
Ja.
Met de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) wordt op meerdere manieren beoogd
om de positie van de consument in de bouwsector te versterken. Ten eerste zorgt de
Wkb voor de introductie van een nieuw stelsel voor kwaliteitsborging in de bouwsector,
waardoor consumenten een betere bouwkwaliteit kunnen verwachten. In dit stelsel controleren
onafhankelijke kwaliteitsborgers de bouwprojecten niet alleen op papier maar tevens
op de bouwplaats aan alle bouwtechnische eisen van de bouwregelgeving. De toelatingsorganisatie,
een publiekrechtelijke zbo, houdt toezicht op dit stelsel. Deze organisatie beoordeelt
de instrumenten (beoordelingsmethodieken) voordat deze binnen het stelsel door kwaliteitsborgers
kunnen worden gebruikt en houdt steekproeven op de bouwplaats. Wanneer de toelatingsorganisatie
tekortkomingen constateert kan deze sancties treffen. De gemeente is wettelijk belast
met het toezicht op de naleving van de bouwtechnische eisen en bepaalt of handhaving
nodig is.
Ook wordt de aansprakelijkheid van de aannemer aangescherpt, waardoor deze na de oplevering
aansprakelijk wordt voor alle gebreken die aan het bouwwerk worden geconstateerd,
voor zover deze aan hem zijn toe te rekenen. Aanvullend wordt de reeds bestaande waarschuwingsplicht
voor de aannemer ten aanzien van gebreken aangescherpt en dient deze schriftelijk
en ondubbelzinnig te gebeuren. Voorts dient de aannemer de opdrachtgever/koper te
informeren over of, en zo ja op welke wijze, de aannemer door een verzekering dan
wel een andere financiële zekerheid de risico’s voor de opdrachtgever heeft afgedekt
tegen schade als gevolg van het niet nakomen van de verplichtingen tot het bouwen
van een bouwwerk en tegen de gevolgen van faillissement. Daarnaast krijgt de opdrachtgever/koper
van de aannemer een consumentendossier met informatie die nodig is voor gebruik en
onderhoud van het bouwwerk.
Tenslotte is de regeling waarbij de consument 5 procent van de aanneemsom in depot
mag houden totdat gebreken die tijdens de bouw zijn ontstaan zijn verholpen, eveneens
ten gunste van de consument aangescherpt.
Vraag 3
Maakt u zich zorgen dat de Wkb door betrokken partijen verkeerd lijkt te worden begrepen,
afgaande op de nieuwsberichten van het Instituut voor Bouwkwaliteit?
Antwoord 3
Nee. De strekking van het artikel «Wkb-berichtgeving in perspectief» gaat ten onrechte
voorbij aan de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken van 29 juni 2018 aan de
Eerste Kamer2 over de inhoud en strekking van de aangenomen amendementen van het Kamerlid De Vries
(PvdA). Naar mijn oordeel ontstaat met de introductie van de Wkb een evenwichtig stelstel
van kwaliteitsborging voor het bouwen met een breed maatschappelijk draagvlak dat
in de praktijk goed uitvoerbaar is. Op de uitleg van de wet is uitvoerig ingegaan
bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Verder zijn in het Bestuursakkoord
met de VNG nadere afspraken gemaakt over de rol van de gemeenten in het nieuwe stelsel
en over de implementatie van de Wkb.
Vraag 4
Welke rol hebben gemeenten bij de uitvoering van de Wkb? Kunt u daarbij specifiek
ingaan op de aangenomen amendementen van het lid De Vries?
Antwoord 4
Allereerst verwijs ik u ook hier naar de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken
van 29 juni 2018 aan de Eerste Kamer over de inhoud en strekking van de aangenomen
amendementen van het Kamerlid De Vries en tevens naar het Bestuursakkoord dat op 17 januari
2019 is gesloten met de VNG3, waar de bevoegdheidsverdeling tussen de gemeente en de kwaliteitsborger is uitgewerkt.
De kern van de verdeling van bevoegdheden komt erop neer dat:
– De kwaliteitsborger de bouwtechnische kwaliteit van bouwwerken controleert tijdens
en voor de gereedmelding van het bouwwerk.
– De toelatingsorganisatie wettelijk toezicht houdt op de instrumenten voor kwaliteitsborging
en instrumentaanbieders onder andere middels steekproefsgewijze inspecties van bouwprojecten.
– Toepassing van een door de toelatingsorganisatie toegelaten instrument voor kwaliteitsborging
door een kwaliteitsborger geeft een gerechtvaardigd vertrouwen dat het bouwwerk zal
voldoen aan de bouwtechnische eisen van de bouwregelgeving.
– De gemeente een vergunningaanvraag (wordt onder de Omgevingswet vervangen door een
melding), die voor bouwwerken die onder het stelsel vallen, niet langer preventief
inhoudelijk toetst. Wel blijft de gemeente wettelijk belast met het toezicht op de
naleving van de bouwtechnische eisen. In de Wkb is vastgelegd dat de informatiepositie
van de gemeente hiervoor wordt versterkt, doordat de risicoanalyse en het bijbehorende
beheersplan aan de gemeente zullen worden overgelegd.
Vraag 5
Onderschrijft u de stelling dat gemeenten de risicovolle onderdelen van bouwplannen
moeten kennen om hun handhavende taken te kunnen uitvoeren en dat derhalve een preventieve
risicoanalyse nodig is? Hoe voert u het amendement uit dat het overleggen van een
preventieve risicoanalyse verplicht stelt?
Antwoord 5
Ja. Ik ben van mening dat het voor gemeenten nuttig is om de risico’s te kennen om
hun handhavende taken goed uit te kunnen voeren. Om die reden is in de Wkb geregeld
dat een risicobeoordeling aan de gemeente wordt overlegd. De gemeente kan op basis
daarvan haar handhavingsstrategie bepalen. Zie over de invulling hiervan het antwoord
op vraag 1.
Vraag 6
Klopt het dat de aannemer verplicht is het overdrachtsdossier op te stellen, maar
de opdrachtgever het dossier uiteindelijk aan de gemeente overlegt? Klopt het dat
de gemeente uiteindelijk bevoegd is te beoordelen of aan alle wettelijke vereisten
is voldaan, en niet de aannemer of de kwaliteitsborger?
Antwoord 6
Ja. Het wetsvoorstel regelt dat degene die het bouwwerk gereed meldt, het overdrachtsdossier
(de wet spreekt van het dossier bevoegd gezag) samen met de verklaring van de kwaliteitsborger
dat het bouwwerk voldoet aan de bouwtechnische eisen van de bouwregelgeving, overlegt
aan het bevoegd gezag. In de regel zal de aannemer dit dossier opstellen, omdat hij
immers over alle gegevens beschikt. De gemeente kan op basis van dit dossier beoordelen
in hoeverre aan alle wettelijke vereisten is voldaan. De verklaring van een kwaliteitsborger
en volledig dossier bevoegd gezag geeft de gemeente een gerechtvaardigd vertrouwen
dat het bouwwerk voldoet aan de bouwtechnische eisen van de bouwregelgeving. Deze
informatie kan de gemeenten vervolgens gebruiken voor haar toezichts- en handhavingsstrategie
op de bestaande bouw.
Via een wijziging van het Burgerlijk Wetboek regelt het wetsvoorstel voorts dat de
aannemer bij oplevering een dossier aan de opdrachtgever overlegt met daarin informatie
over het opgeleverde bouwwerk, ook wel het consumentendossier genoemd. Het dossier
bevat hiervoor in ieder geval tekeningen en berekeningen betreffende het tot stand
gebrachte bouwwerk en de bijbehorende installaties, en een beschrijving van de toegepaste
materialen en installaties, alsmede de gebruiksfuncties van het bouwwerk. En daarnaast
de gegevens en bescheiden die nodig zijn voor gebruik en onderhoud van het bouwwerk.
Vraag 7
Hoe ver bent u met de uitvoering van de motie van de leden Albert de Vries en Van
der Linde die vraagt om de invoering van een systeem van erkende technische oplossingen
en als doel heeft de kosten voor consumenten laag te houden?4
Antwoord 7
Ten aanzien van de erkende technische oplossingen is mij gevraagd om te bevorderen
dat een systeem van erkende kwaliteitsverklaringen en erkende technische toepassingen
tot stand komt, waarbij door marktpartijen aangedragen oplossingen bij gebleken geschiktheid
door een onafhankelijke instantie van een erkenning worden voorzien en daarna in het
kwaliteitsborgingsproces alleen nog marginaal getoetst behoeven te worden.
Ik heb medio januari jongstleden een bijeenkomst georganiseerd met vertegenwoordigers
uit de bouwsector over de toekomst van het erkende stelsel in relatie tot de Wet kwaliteitsborging
voor het bouwen. Op mijn verzoek hebben de initiatiefnemers van Erkende Technische
Oplossingen (inmiddels genoemd Erkende Technische Toepassingen), zijnde het Expertisecentrum
Regelgeving Bouw (ERB), tijdens die bijeenkomst hun voorstel om te werken met Erkende
Technische Toepassingen, toegelicht. De -reeds lange tijd in gebruik zijnde- erkende
kwaliteitsverklaringen of andere initiatieven zoals Erkende Technische Toepassingen
kunnen, binnen de kaders van de Wkb, een belangrijke rol spelen in het betaalbaar
houden van het stelsel van kwaliteitsborging.
Enkele marktpartijen hebben tijdens de bijeenkomst aangegeven bereid te zijn om overleg
te voeren over of en hoe elementen uit het voorstel voor Erkende Technische Toepassingen
in het al bestaande erkende stelsel kunnen worden ingebracht om dit stelsel verder
te versterken. Ook is er gesproken over het verder versterken van de onafhankelijke
toets op kwaliteitsverklaringen. Uiteindelijk is het, ook volgens de initiatiefnemers,
aan marktpartijen om te beoordelen welke vormen van erkende kwaliteitsverklaringen
c.q. Erkende Technische Toepassingen zullen worden gebruikt en ingepast in de instrumenten
voor kwaliteitsborging die thans met het oog op het beoogde stelsel voor kwaliteitsborging
worden ontwikkeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.