Schriftelijke vragen : Hoe Nederlandse bedrijven een mogelijk zeer schadelijke rol spelen bij uitbuiten van Angola
Vragen van de leden Sneller en Groothuizen (beiden D66) aan de Ministers van Financiën en van Justitie en Veiligheid over hoe Nederlandse bedrijven een mogelijk zeer schadelijke rol spelen bij uitbuiten van Angola (ingezonden 23 januari 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «How U.S. Firms Helped Africa’s Richest Woman Exploit
Her Country’s Wealth»?1
Vraag 2
Wat is uw eerste indruk kijkend naar de zogeheten «Luanda Leaks» en de rol die Nederlandse
(financiële) bedrijven hierin spelen?
Vraag 3
Biedt de huidige wetgeving en opsporings- en handhavingspraktijk voldoende instrumenten
om op te treden tegen Nederlandse bedrijven en individuele Nederlanders betrokken
bij corruptie zoals beschreven in de zogenaamde «Luanda Papers»? Zo ja, zijn er zaken
opgepakt door de Fiscale Inlichtingen en OpsporingsDienst (FIOD), het Openbaar Ministerie
(OM) of andere toezichthouders, dan wel rechtshandhavers, met betrekking tot Angola?
En hoe zit het met het aanpakken van Nederlandse bedrijven en individuele Nederlanders
met betrekking tot corruptie in andere landen? Hoe gaat het hiermee? Zo nee, kunt
u beargumenteren waarom dit adequaat is?
Vraag 4
Kunt u nader ingaan op de rol die zogeheten brievenbusmaatschappijen2, ook wel «shell-companies», gevestigd in Nederland spelen in de «Luanda Papers»?
Klopt het dat via deze Nederlandse brievenbusmaatschappijen honderden miljoenen euro’s
onttrokken zijn aan de Angolese staatskas?
Vraag 5
Klopt het dat deze brievenbusmaatschappijen nog altijd actief zijn?3 Kunt u bevestigen dat met de aankomende wetgeving aangaande trustkantoren, dergelijke
constructies niet meer mogelijk zijn? Kunt u nader ingaan op de vraag hoe dit precies
onmogelijk gemaakt zou worden? Indien deze constructie nog wel mogelijk zou zijn,
bent u bereid de wet op dit punt aan te scherpen?
Vraag 6
Welke mogelijkheden zijn er om op te treden tegen Nederlandse bedrijven en individuele
Nederlanders die een rol spelen bij het met lokale partners verkopen van diensten
aan lokale (staats-)ondernemingen tegen kunstmatig opgehoogde prijzen? Hoe vaak zijn
deze mogelijkheden in de afgelopen jaren toegepast?
Vraag 7
Hoe wordt omgegaan met situaties waarin het Nederlandse bedrijf weliswaar diensten
verleent tegen mogelijk marktconforme tarieven, maar de lokale partner onder het mom
van mede-aannemerschap in werkelijkheid een vergoeding krijgt voor het verkopen van
het project aan een «bevriend inkoper»? Vindt u een dergelijke situatie wenselijk?
Zo nee, welke mogelijkheden zijn er om hiertegen op te treden?
Vraag 8
Welke mogelijkheden zijn er om op te treden tegen Nederlandse bedrijven en individuele
Nederlanders die betalingen ontvangen voor diensten via werkmaatschappijen die buiten
de betreffende landen gevestigd zijn, waarmee middelen onttrokken worden aan het rechtsgebied
van het land waar de corrupte activiteiten plaatsvinden? Hoe vaak zijn deze mogelijkheden
in de afgelopen jaren toegepast?
Vraag 9
Zijn er schattingen bekend van wat de financiële impact is van corruptie wereldwijd,
met name ook kijkend naar ontwikkelingssamenwerking? Klopt het dat als gevolg van
corruptie de verwachte kosten van het halen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen,
ook wel Sustainable Development Goals, omtrent water en sanitaire voorzieningen met
$ 48 miljard zijn gestegen?4
Vraag 10
Hoe verklaart u de Nederlandse positie op de Exporting Corruption Index van Transparancy
International, waar de Nederlandse justitie als «beperkt actief» wordt geïndexeerd?5
Vraag 11
Deelt u de mening dat de Nederlandse justitie en Belastingdienst prioriteit moeten
geven aan onderzoek naar mogelijke corruptie in het buitenland? Zo ja, hoe gaat u
dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Hoe beoordeelt u de rol die een aantal bekende consultancykantoren die ook werkzaam
zijn in Nederland, zoals de Boston Consulting Group, McKinsey & Company en PwC, spelen
in de «Luanda Papers»? Wat zegt dit volgens u over de «due dilligence»-processen die
doorlopen zijn bij deze kantoren, zeker in het licht van het feit dat sommige banken
weigerden om zaken te doen met deze klanten?
Vraag 13
Verlopen deze «due dilligence»-processen anders voor het consultancybureau PwC, daar
zij ook in de accountancysector zitten, dan voor consultancybureaus met enkel een
adviesafdeling, zoals Boston Consulting Group en McKinsey & Company?
Vraag 14
Hoe is de regulering van consultancybureaus in Nederland en internationaal geregeld?
Denkt u dat dit, gezien hetgeen door de «Luanda Papers» openbaar is gemaakt, voldoende
is? Zo nee, bent u bereid dit op Europees en internationaal niveau, bijvoorbeeld bij
de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), aan te jagen?
Vraag 15
Deelt u de mening dat, gezien de grote rol die consultancybureaus spelen in de «Luanda
Papers», het een omissie is dat het woord «consultancy» slechts eenmaal voorkomt in
de, op 2 januari 2019 gewijzigde, Leidraad Wwft, Wwft BES en Sanctiewet?6 Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 16
Denkt u dat, gelijk aan binnen de accountancysector is gebeurd door de instelling
van de Monitoring Commissie Accountancy en de Commissie Toekomst Accountancysector,
het ook wenselijk is om te kijken naar de kwaliteit van de consultancysector? Zo ja,
hoe wilt u hier actief uitvoering aan gaan geven, daarbij rekening houdend met het
feit dat «consultant» een vrij beroep is? Zo nee, waarom niet?
Vraag 17
Denkt u dat, naar aanleiding van de bekendmakingen van de «Luanda Papers», een IMVO-convenant7 voor de consultancy van toegevoegde waarde kan zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
welke stappen gaat u hiertoe ondernemen?
Vraag 18
Zou u, als additioneel drukmiddel voor goed gedrag, consequenties overwegen voor de
dienstverlening van bij buitenlandse corruptie betrokken bedrijven aan de Nederlandse
overheid?
Vraag 19
Hoe beoordeelt u de stelling van corruptie-experts Pyman, Horowitz en Vermeulen dat
het in Nederland nog vaak moeilijk blijkt overtreding van de wet, bijvoorbeeld omtrent
omkoping, wettig aan te tonen?8
Vraag 20
Wat is uw standpunt met betrekking tot de mogelijkheden om, net als in de Verenigde
Staten, het Verenigd Koninkrijk en Brazilië, vervolging van bedrijven al mogelijk
te maken wanneer bewezen kan worden dat bedrijven onvoldoende maatregelen hebben genomen
om omkoping en corruptie te voorkomen?
Vraag 21
Zijn eventuele boetes, schadevergoedingen en schikkingen waartoe bedrijven veroordeeld
worden of die bedrijven treffen, aftrekbaar van belastingen in Nederland? Zo ja, vindt
u het acceptabel dat de Nederlandse burger daarmee meebetaalt aan corrupt gedrag van
deze bedrijven?
Vraag 22
Kunt u deze vragen apart beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Gericht aan
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Indiener
Joost Sneller, Kamerlid -
Medeindiener
M. Groothuizen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.