Schriftelijke vragen : Het verdiepend onderzoek naar ‘inzicht in besteding jeugdhulpmiddelen’
Vragen van het lid Peters (CDA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het verdiepend onderzoek naar «inzicht in besteding jeugdhulpmiddelen» (ingezonden 23 januari 2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de reactie van de Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd
(BGZJ) op het verdiepend onderzoek naar «inzicht in besteding jeugdhulpmiddelen»?1
Vraag 2
Klopt het dat de BGZJ als deelnemer van de begeleidingsgroep meerdere keren bezwaren
kenbaar heeft gemaakt omtrent de (door hen ervaren) beperkte breedte en diepgang van
het onderzoek? Zo ja, hoe is met deze bezwaren omgegaan?
Vraag 3
Wat is uw reactie op de bezwaren van de BGJZ op de opzet (breedte en diepgang) van
het onderzoek?
Vraag 4
Bent u bereid om samen met BGJZ in overleg te treden over hoe in het vervolgonderzoek
naar de noodzaak van extra structurele middelen voor de jeugdhulp aan de bezwaren
van BGJZ tegemoet getreden kan worden? Zo ja, kunt u toezeggen de Kamer vervolgens
te informeren of, en zo ja, op welke wijze aan deze bezwaren tegemoet is gekomen?
Vraag 5
Bent u van plan om, conform het advies van de onderzoekers, de resultaten van dit
onderzoek mee te nemen in het recent ingestelde Expertiseteam reikwijdte jeugdhulpplicht,
met als doel om gemeenten kaders mee te geven om te sturen op zorgomvang vanuit het
perspectief van maatschappelijke normen en kosten? Zo ja, op welke wijze gaat u aan
dit advies gehoor geven?
Vraag 6
Bent u van plan om de aanbeveling van de onderzoekers van KPMG te volgen dat in het
vervolgonderzoek alleen gebruik moet worden gemaakt van data op cliëntniveau voor
de jaren met de hoogste kwaliteit (2018/2019)?
Vraag 7
Bent u van plan om, ook conform de aanbevelingen van de onderzoekers, de onderzoeksvragen
van het vervolgonderzoek te beperken tot het bepalen van kostenspreiding (door cliëntstromen
te volgen), het bepalen van effectiviteit van werkwijzen (kwaliteit versus kosten)
en het identificeren van best practices?
Vraag 8
Indien uw antwoord op de twee bovenstaande vragen bevestigend is, hoe waarborgt u
dan dat het vervolgonderzoek daadwerkelijk een «follow the money»-onderzoek wordt waaruit heel helder duidelijk wordt waar gemeentelijk jeugdzorggeld
daadwerkelijk heen gaat?
Vraag 9
Wat was in dit onderzoek de gemiddelde uitgavenstijging tussen 2016 en 2018 als daarbij
wel gecorrigeerd was voor prijsindexatie? Wat is de toename in de gemiddelde prijs
per cliënt in deze periode als er gecorrigeerd wordt voor prijsindexatie?
Vraag 10
Hoe verklaart u dat er meer inzet is gekomen van duurder personeel (onder andere door
personeel niet in loondienst)? Welk deel van de gestegen kosten wordt hierdoor veroorzaakt?
Vraag 11
Op welke wijze zal in het vervolgonderzoek naar de noodzaak van extra structurele
middelen voor de jeugdhulp omgegaan worden met de (data)beperkingen als gevolg van
het feit dat gemeentelijke data uit andere bronnen dan de data van de aanbieders komen
en daarom niet altijd goed vergelijkbaar zijn?
Vraag 12
Wat bedoelt u met de opmerking dat er uit het onderzoek naar de ontwikkeling van verschillende
jeugdhulpvormen wel een beeld komt voor dyslexie en dat dit nog apart wordt onderzocht?2
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.P.H.J. Peters, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.