Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het rapport "Bankenresolutie in Nederland; Voorbereiding op mogelijk falen van middelgrote en kleine banken door DNB" (Kamerstuk 32013-228)
2020D01936 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 22 januari 2020 enkele vragen en opmerkingen
                  aan de Minister van Financiën voorgelegd over het op 12 december 2019 door de Algemene
                  Rekenkamer toegezonden rapport «Bankenresolutie in Nederland; Voorbereiding op mogelijk
                  falen van middelgrote en kleine banken door DNB» (Kamerstuk 32 013, nr. 228).
               
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
•
Inleiding
2
•
Organisatie afwikkelingsautoriteit binnen DNB
2
•
Afwikkelingsplanning voor middelgrote en kleine banken
3
•
Rol Minister van Financiën
5
•
Beperkingen onderzoek
6
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport «Bankenresolutie
                  in Nederland; Voorbereiding op mogelijk falen van middelgrote en kleine banken door
                  DNB». Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
               
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het rapport van de Algemene Rekenkamer,
                  «Bankenresolutie in Nederland; Voorbereiding op mogelijk falen van middelgrote en
                  kleine banken door DNB».
               
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Bankenresolutie
                     in Nederland; Voorbereiding op mogelijk falen van middelgrote en kleine banken door
                     DNB».
                  
Deze leden spreken waardering uit voor het grondige werk dat de Algemene Rekenkamer
                     heeft verricht.
                  
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport
                  «Bankenresolutie in Nederland; Voorbereiding op mogelijk falen van middelgrote en
                  kleine banken door DNB». Zij zijn de Algemene Rekenkamer hiervoor erkentelijk. Zij
                  hebben hierover nog enkele vragen aan de Minister.
               
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het rapport van de Algemene Rekenkamer
                  «Bankenresolutie in Nederland; Voorbereiding op mogelijk falen van middelgrote en
                  kleine banken door DNB».
               
Organisatie afwikkelingsautoriteit binnen DNB
Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat de Algemene Rekenkamer aangeeft
                     dat de EU-wetgeving een zekere discretionaire ruimte van het wettelijk afwikkelingskader
                     op middelgrote en kleine banken in verschillende landen van de eurozone voor toepassing
                     laat. De leden van de PVV-fractie willen weten om welke discretionaire ruimte het
                     hierbij gaat en hoe dit wordt ingevuld door Nederland.
                  
Kan de Minister tevens een voorbeeld geven van een lidstaat die op een andere manier
                     invulling geeft aan deze discretionaire bevoegdheid dan Nederland, waardoor er een
                     verschil kan ontstaan in opzet en uitvoering van de afwikkelingstaak in de eurozone?
                  
De leden van de D66-fractie constateren dat het wettelijk kader voor de afwikkeling
                  van middelgrote en kleine banken, en in het bijzonder de operationalisering daarvan,
                  nog in ontwikkeling is. Graag ontvangen deze leden een stand van zaken. Daarnaast
                  horen zij graag hoe de Minister tegen de discretionaire ruimte voor afwikkelingsautoriteiten
                  aankijkt. Deze leden constateren dat in het gemeenschappelijke rapport dat de Rekenkamer
                  in samenwerking met andere rekenkamers in 2020 zal publiceren zal ingaan op deze nationale
                  verschillen in de praktijk die al dan niet ontstaan. Graag ontvangen zij een toezegging
                  dat de Minister na verschijnen ook uitgebreid zal reageren op deze eventueel (te grote)
                  nationale verschillen als gevolg van de discretionaire bevoegdheid die EU-wetgeving
                  laat.
               
De leden van de D66-fractie constateren dat in het meerjarig kostenkader voor de periode
                  2017–2020 de kosten voor de afwikkelingstaak van DNB en het depositogarantiestelsel
                  (DGS) niet verwerkt zijn en dat dit komt doordat de resolutie- en DGS-taak zowel bij
                  DNB als in Europa, nog in ontwikkeling is, waardoor de benodigde capaciteit en verwachte
                  kosten nog onvoldoende zijn doordacht om een meerjarig kostenkader voor deze taken
                  op te stellen. Tegelijkertijd constateert de Rekenkamer dat er binnen de divisie Resolutie
                  onvoldoende inzicht bestaat in de verhouding tussen de inzet van mensen en de feitelijk
                  uitgevoerde werkzaamheden en dat noch DNB, noch de Minister van Financiën, noch de
                  Rekenkamer kan vaststellen of de capaciteit toereikend is. Deze leden horen graag
                  welke stappen de Minister de komende maanden zet, zodat hij wel in staat is om vast
                  te stellen of de capaciteit toereikend is, daar zij dit zeker onder zijn verantwoordelijkheid
                  vinden vallen.
               
De leden van de D66-fractie zouden graag meer informatie ontvangen over de in het
                  rapport aangehaalde crisissimulatie van de afwikkeling van een bank met het afwikkelingsperspectief
                  faillissement. Was ook het Ministerie van Financiën betrokken bij deze simulatie?
                  Zo niet, kan de Minister zich voorstellen dat in het geval van een faillissement van
                  een middelgrote of kleine bank, burgers met een rekening bij de betreffende bank ook
                  richting de overheid zullen kijken, bijvoorbeeld aangaande informatievoorziening?
                  Deelt de Minister derhalve de mening dat ook het ministerie hierop voorbereid zou
                  moeten zijn?
               
De leden van de SP-fractie lezen dat er «4 à 5 fte» beschikbaar is voor afwikkeling
                     van banken, maar dat het niet duidelijk is of dit voldoende is. De leden vragen de
                     Minister of hij hier duidelijkheid over kan verschaffen.
                  
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij het adequaat acht dat de bemensing
                     van het resolutietoezicht onduidelijk en mogelijk onvoldoende is, de plannen niet
                     af en verkort zijn en de Minister zich slechts beperkt inzet en beperkt geïnformeerd
                     is.
                  
Afwikkelingsplanning voor middelgrote en kleine banken
De leden van de VVD-fractie lezen dat DNB te maken heeft gehad met enkele beperkingen
                  in het uitvoeren van de afwikkelingsplanning voor middelgrote en kleine banken. De
                  leden van de VVD-fractie lezen dat er voor zeventien banken een afwikkelingsperspectief
                  volgens faillissementsprocedures is bepaald en voor drie banken een resolutieplan
                  is goedgekeurd. Deze leden vragen hoeveel banken nog een afwikkelingsperspectief moeten
                  krijgen en op welke termijn DNB verwacht alle middelgrote en kleine banken hierin
                  te hebben voorzien.
               
Deze leden lezen ook dat de divisie Resolutie van DNB een autoriteit in ontwikkeling
                  is. Binnen deze divisie is beperkt inzicht in tijdsbesteding voor de werkzaamheden.
                  Deze leden vragen op welke manier de Minister verwacht inzichtelijk te maken hoeveel
                  fte’s nodig zijn voor een zorgvuldige afwikkelingstaak voor middelgrote en kleine
                  banken.
               
De leden van de VVD-fractie vragen of naar aanleiding van dit rapport de capaciteit
                  bij DNB voor het vervullen van de afwikkelingstaak bij kleine en middelgrote banken
                  besproken wordt. Zo nee, waarom niet?
               
De leden van de VVD-fractie lezen ook dat de Minister geen actueel beeld heeft van
                  de hoofdlijnen van de afwikkelingsplanning voor middelgrote en kleine banken. Deze
                  leden vragen de Minister van Financiën op welke manier hij verwacht wel adequaat geïnformeerd
                  te worden over deze afwikkelingsplanning. Kan de Minister daarnaast aangeven wanneer
                  hij verwacht dat het Memorandum of Understanding over de «Afspraken tussen de Nederlandse
                  Bank en de Minister van Financiën over informatie-uitwisseling en overleg inzake financiële stabiliteit en crisismanagement» uit 2007 zal worden herzien, zoals aangekondigd in 2017?
               
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat geen enkele bank een risico mag vormen
                  voor haar klanten en dat middelgrote en kleine banken ook vatbaar zijn voor falen,
                  waardoor ook het risico op falen zo klein mogelijk moet worden gehouden in het overzichtelijke
                  Nederlandse bankenlandschap. Zij vragen welke stappen daartoe aanvullend gezet zullen
                  worden.
               
De leden van de VVD-fractie betreuren, op basis van de conclusie van de Algemene Rekenkamer,
                  dat de Minister op dit moment niet beschikt over een actueel beeld van de hoofdplannen
                  van de afwikkelingsplanning voor middelgrote en kleine banken in Nederland. Zij vragen
                  naar een appreciatie van het verschil in opvatting tussen de Algemene Rekenkamer en
                  het ministerie over de betrokkenheid bij het toezicht. Kan dit verschil verklaard
                  en opgelost worden?
               
De leden van de VVD-fractie vragen om een appreciatie van de risico’s van kleine en
                  middelgrote banken in Nederland. Klopt het dat in landen als Duitsland en Italië het
                  juist deze banken zijn die het grootste risico opleveren voor de financiële stabiliteit,
                  onder andere vanwege de verwevenheid met de lokale politiek en het gebrekkige toezicht?
                  Hoe is deze situatie in Nederland en hoe zijn de conclusies uit dit rapport in dat
                  opzicht toepasbaar?
               
De leden van de PVV-fractie vragen verder waarom de Algemene Rekenkamer de zogenoemde
                  «playbooks» niet heeft onderzocht en of deze voortaan wel kunnen worden onderzocht.
               
Deze scherpe analyse en monitoring van gemaakte voortgang is een eerste voorwaarde
                  voor een goede voorbereiding op het falen van middelgrote en kleine banken, zo stellen
                  de leden van de CDA-fractie. De resolutieplannen voldoen aan de wettelijke eisen,
                  zo concludeert de Algemene Rekenkamer. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister
                  wat precies de doorlooptijd is van afwikkelbaarheid en, indien aan de orde, resolutieplannen,
                  wanneer deze toegepast zouden worden.
               
De leden van de D66-fractie vernemen graag wanneer de afwikkelingsplanning voor alle
                  middelgrote en kleine banken gereed is. Ook vernemen zij graag hoe de Minister hier
                  de komende tijd bij betrokken is.
               
De leden van de SP-fractie lezen dat nog niet alle afwikkelplannen klaar zijn. Zij
                  vragen zich af waarom dit het geval is en wat de Minister hieraan gaat doen. De afwikkelplannen
                  die er wel zijn, worden beschreven als «beknopt» door de Algemene Rekenkamer. Deze
                  leden vragen zich af waarom deze plannen beknopt zijn gehouden, aangezien het verleden
                  heeft geleerd dat een crisis zich uit het niets kan voordoen en plannen maken tijdens
                  de crisis niet optimaal is. Waarom wordt de rest van deze plannen verwerkt in «playbooks» die niet door de Algemene Rekenkamer zijn gecontroleerd?
               
Rol Minister van Financiën
De leden van de PVV-fractie stellen voorts vast dat de Minister van Financiën het
                  functioneren van de nationale afwikkelingsautoriteit tot op heden niet heeft geëvalueerd.
                  De leden van de PVV-fractie willen weten wanneer de Minister van plan is om dit alsnog
                  te evalueren.
               
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister waarom hij tot op heden het functioneren
                  van de nationale afwikkelingsautoriteit niet heeft geëvalueerd. Tevens vragen de leden
                  waarom het Memorandum of Understanding nog niet is aangepast, terwijl dat in 2017
                  al werd aanbevolen door de Algemene Rekenkamer. Ook vragen deze leden wat het aanpassen
                  op korte termijn inhoudt, aangezien de Minister dit heeft toegezegd in reactie op
                  deze conclusie van de Algemene Rekenkamer. Deze leden vragen de Minister aan te geven
                  hoe hij zijn eigen informatiepositie waardeert en waar hij zelf verbeteringen nodig
                  acht.
               
De leden van de D66-fractie constateren dat het functioneren van de afwikkelingsautoriteit
                  tot op heden niet geëvalueerd is. Deze leden constateren voorts dat bij de schriftelijke
                  behandeling van Implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken
                  en beleggingsondernemingen in de nota naar aanleiding van verslag1 gesteld werd dat uiterlijk op 31 december 2018 en vervolgens om de drie jaar de Europese
                  Commissie een evaluatie over de toepassing van de verordening houdt, waarbij specifieke
                  aandacht zou zijn voor de nationale afwikkelingsautoriteiten. Kan de Minister ingaan
                  op de aanbevelingen voor DNB uit deze evaluatie en het gevolg dat hieraan is gegeven?
                  Ook zou hierbij ingegaan worden op de samenwerking tussen het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme
                  (SRM) en de nationale afwikkelingsautoriteiten. Gegeven de, volgens de Rekenkamer,
                  ambivalente werkrelatie tussen DNB en de SRB, vernemen deze leden graag ook op dit
                  punt meer informatie over de evaluatie en het gevolg dat hieraan gegeven is.
               
De leden van de D66-fractie hebben met een zekere teleurstelling geconstateerd dat
                     de Rekenkamer concludeert dat, doordat de Minister geen actueel beeld heeft van hoofdlijnen
                     van de afwikkelingsplanning voor middelgrote en kleine banken, de Minister, juist
                     in de opbouwfase van de afwikkelingsautoriteit, zijn toezicht op DNB beperkt invult.
                     Dit terwijl de SRM-verordening informatie-uitwisseling tussen de nationale afwikkelingsautoriteit
                     en de Minister van Financiën niet in de weg staat. Sterker nog, zoals in de memorie
                     van toelichting van de hierboven genoemde implementatiewet2 valt te lezen, is deze informatie van DNB essentieel voor de Minister van Financiën
                     om invulling te kunnen geven aan bijvoorbeeld zijn politieke verantwoordelijkheid
                     voor de stabiliteit van het Nederlandse financiële stelsel en zijn systeemverantwoordelijkheid
                     ten aanzien van de wettelijke kaders en de bevoegdheden en instrumenten van DNB en
                     de Autoriteit Financiële Markten (AFM). In de implementatiewet is om die reden dan
                     ook bepaald dat de toezichthouders aan de Minister van Financiën eigener beweging
                     of desgevraagd alle informatie
                  
verstrekken die deze met het oog op de stabiliteit van het financiële stelsel nodig
                     heeft (Artikel 1:90, vijfde lid). Deze leden vernemen derhalve graag waarom de Minister,
                     met respect voor het zogeheten «toezicht op afstand»3, op grond van zijn politieke verantwoordelijkheid voor de stabiliteit van het Nederlandse
                     financiële stelsel niet op hoofdlijnen geïnformeerd wil worden over de hoofdlijnen
                     van afwikkelingsplanning voor middelgrote en kleine banken. Gaat de Minister hier,
                     gezien de kritiek van de Rekenkamer dat hij zijn toezicht te beperkt invult, verandering
                     in brengen?
                  
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister zich niet erg actief heeft bemoeid
                  met de afwikkelplannen, tot verbazing van de Algemene Rekenkamer. Klopt het dat de
                  Minister beperkt betrokken is geweest en geen actueel beeld heeft van de afwikkelingsplanning?
                  Deze leden vragen de regering waarom de Minister voor deze mindere betrokkenheid heeft
                  gekozen. Vindt de Minister überhaupt dat afwikkelingsplannen noodzakelijk zijn, aangezien
                  hij heeft genoemd dat hij de banken mogelijk zal stutten wanneer zij door hun zucht
                  naar winst de stabiliteit van het systeem weer bedreigen?4 Deze leden lezen verder in de reactie van de Minister dat kleine en middelgrote banken
                  vooral failliet zullen gaan en niet zozeer hoeven rekenen op resolutie. Deze leden
                  vragen de regering of niet alle commerciële banken failliet moeten kunnen gaan.
               
Beperkingen onderzoek
De leden van de VVD-fractie vragen of er sprake is van een «toezichtslacune» bij de
                  Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (SRB) of dat hier op een andere manier, zonder
                  te zeer belemmerende voorwaarden, toezicht op gehouden wordt. Wat is de precieze rol
                  van de Europese Rekenkamer hierin en beschikken rekenkamers over afdoende mogelijkheden
                  om adequaat toezicht te houden? Deze leden vragen hierbij de Minister om dieper in
                  te gaan op de precieze inzet die de Minister heeft gepleegd om «de informatiepositie
                  van de Europese rekenkamers te verbeteren», zoals hij beschrijft in zijn reactie.
                  Waarom is deze inzet klaarblijkelijk dan toch niet voldoende geweest? Welke aanvullende
                  stappen worden als les hieruit gezet?
               
De leden van de PVV-fractie merken ten slotte op dat de Algemene Rekenkamer lacunes
                  vaststelt in de externe mogelijkheden. Zo zou er een ambivalente werkrelatie zijn
                  met de SRB, wat door de Algemene Rekenkamer beschouwd wordt als een belemmering van
                  hun onafhankelijke controlemogelijkheden. De leden van de PVV-fractie vragen hoe het
                  komt dat DNB zich hierin niet herkent en aangeeft dat er geen lacunes zijn in controlemogelijkheden.
                  Hoe kan de Minister dit verschil verklaren en hoe beoordeelt de Minister dit? Hoe
                  kunnen de eventuele lacunes worden weggenomen?
               
De SRB heeft voorwaarden verbonden aan de mate van inzage van stukken door de Algemene
                  Rekenkamer. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven of dit ook
                  in andere lidstaten het geval is, waarom de SRB dat doet en of de betreffende documenten
                  inmiddels wel beschikbaar zijn voor de Algemene Rekenkamer. Anderzijds geeft DNB aan
                  dat zij een dergelijke werkrelatie met de SRB niet herkent. De leden van de CDA-fractie
                  vragen de Minister hoe hij de relatie tussen de SRB en DNB waardeert en kan aangeven
                  of het nodig is om in te grijpen.
               
De leden van de D66-fractie hebben met verbazing gelezen dat de Rekenkamer concludeert
                  dat zij zijn belemmerd in hun onderzoek doordat de SRB voorwaarden heeft geformuleerd
                  waaronder DNB de door hen opgevraagde SRB-documenten mag verstrekken. Zeker nu een
                  van deze voorwaarden was dat de Rekenkamer niet impliciet of expliciet conclusies
                  over de SRB zou formuleren. Deze leden vernemen graag een reactie op deze voorwaarde
                  en het belemmeren van de Rekenkamer in dit onderzoek. Deze leden constateren dat de
                  Minister aangeeft dat Nederland zich de afgelopen jaren actief heeft ingezet om de
                  informatiepositie van de Europese Rekenkamer te verbeteren en dit, waar nodig, zal
                  blijven doen. Graag vernemen deze leden op welk verzet deze inzet de afgelopen jaren
                  is gestuit. Daarnaast vernemen deze leden graag of het verbeteren van de informatiepositie
                  van de Europese Rekenkamer ook tot gevolg zou hebben dat de Rekenkamer onbelemmerd
                  onderzoek zou kunnen doen naar de afwikkelingstaak van DNB. Indien dit niet het geval
                  is, ontvangen deze leden ook graag de toezegging dat de Minister zich ook daarvoor
                  gaat inzetten.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën - 
              
                  Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.